ECLI:NL:RBAMS:2021:5388

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
13/751669-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van diefstal vergezeld van geweld tegen personen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld. De verdediging voerde aan dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling in Roemenië, terwijl het Openbaar Ministerie stelde dat de detentieomstandigheden verbeterd waren en dat er garanties waren voor een minimale persoonlijke ruimte van 3 m². De rechtbank concludeerde dat er geen recent bewijs was dat de detentieomstandigheden substantieel waren verbeterd, maar dat de verstrekte garanties voldoende waren om te concluderen dat er geen reëel gevaar was voor onmenselijke behandeling. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren, waardoor de overlevering werd toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751669-21
RK nummer: 21/3532
Datum uitspraak: 12 augustus 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 juni 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 juni 2021 door de rechtbank van eerste aanleg te Săveni, district Botoşani (Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 juli 2021. Het verhoor heeft middels een telehoorverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel voorafgaand aan het proces nr. 2 van 4 juni 2021, uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg te Săveni, district Botoşani, dossiernummer 207/297/2021/a3, geregistreerd op 8 mei 2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Roemeens recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.StrafbaarheidFeit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstalgemakkelijk te maken.

5.Detentieomstandigheden

Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft gewezen op aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit naar aanleiding van vragen van het IRC betreffende de detentieomstandigheden in Roemenië van 15 juli 2021. Hij heeft geconstateerd dat de eerste vraag van het IRC, in welke detentie-instelling de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst, daarin niet wordt beantwoord. Er wordt slechts een beschrijving gegeven van de verschillende regimes en in de laatste alinea staat vermeld dat een
personal spacevan minimaal 3m2 wordt gegarandeerd. De raadsman is door deze informatie niet overtuigd. Die valt namelijk niet te controleren zolang ongewis blijft waar de opgeëiste persoon terecht zal komen. De raadsman heeft erop gewezen dat personen lange tijd niet aan Roemenië zijn overgeleverd vanwege gebrekkige detentieomstandigheden. Er is geen recent rapport voorhanden waaruit verbetering blijkt. De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd, nu niet duidelijk is geworden dat de opgeëiste persoon na overlevering niet zal worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Subsidiair heeft de raadsman om aanhouding van het onderzoek verzocht teneinde duidelijk te krijgen waar de opgeëiste persoon na overlevering zal worden gedetineerd en hoe het in die inrichting met de detentieomstandigheden is gesteld.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft erkend dat de vraag waar de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst niet is beantwoord, maar heeft er voorts op gewezen dat de
personal spacevan 3m2 in tegenstelling tot voorheen nu wel wordt gegarandeerd. De officier van justitie acht die garantie temeer betrouwbaar, nu de Roemeense autoriteiten voorheen ook naar waarheid hebben vermeld dat in een semi-open regime niet meer dan 2m2 kon worden gegarandeerd. Zij geven dus geen garanties die niet kunnen worden waargemaakt.
De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat de Roemenen sinds 2016 bezig zijn met een actieplan bestaande uit het bouwen van nieuwe inrichtingen en het verbouwen van de bestaande. Inmiddels is een nieuw actieplan ingegaan over de periode van 2020 tot 2025.
De officier van justitie heeft zich afgevraagd of ten aanzien van Roemeense detentiecentra nog een algemeen gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling kan worden aangenomen, aangezien er geen recente objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die aldaar heersen, voorhanden zijn.
Indien de rechtbank behoefte heeft aan nadere informatie, dan verzet de officier van justitie zich niet tegen aanhouding van het onderzoek ten behoeve daarvan. Zij betwijfelt echter of de vragen bevredigend zullen worden beantwoord, aangezien het in casu om een vervolgings-EAB gaat en dus een veroordeling, dan wel de hoogte van een eventuele straf niet vast staat. Zoals blijkt uit de informatie van 15 juli 2021 is dit wel van belang voor de vraag in welk regime de opgeëiste persoon uiteindelijk zal worden geplaatst.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen [1] .
De officier van justitie heeft zich, naar de rechtbank begrijpt, op het standpunt gesteld dat dit oordeel kan worden heroverwogen omdat er geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens meer voorhanden zijn op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat sprake is van een algemeen reëel gevaar dat personen die in Roemenië zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld. De informatie waarop de rechtbank dit gevaar heeft gebaseerd is immers niet meer actueel, aldus de officier van justitie.
De rechtbank stelt met de officier van justitie vast dat geen sprake is van recente objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de in Roemenië in algemene zin heersende detentieomstandigheden. Zoals door de raadsman gesteld zijn er echter evenmin recente gegevens voorhanden waaruit blijkt dat de detentieomstandigheden in Roemenië substantieel zijn verbeterd. Hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd met betrekking tot het actieplan en het tijdsverloop is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat nu in Roemeense detentiecentra geen sprake meer is van een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling. In dat verband acht de rechtbank mede van belang dat het nieuwe actieplan, dat tot 2025 loopt, voorlopig nog niet is afgerond.
Nu nog steeds sprake is van een algemeen gevaar, volgt hieruit de verplichting voor de rechtbank om concreet en nauwkeurig te beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon dit gevaar zal lopen na overlevering aan Roemenië.
De laatste alinea van de informatie die de uitvaardigende justitiële autoriteit op 15 juli 2021 heeft verstrekt, luidt als volgt:
“Taking into account the perspective of implementing the measures included in “The Calendar of measures for 2020-2025 elaborated for the resolution of the decision-pilot Rezmives and others against Romania”, as well as the decisions ruled in the group of cases Bragadireanu against Romania, as well as the number of prisoners that are in the custody of the National Administration of Penitentiaries, as a result of criminal policies adapted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries guarantees a minimum individual area of 3sqm for the entire period of custodial sentence, even in the case the convict is included in the category of vulnerable people deprived of liberty, including the bed and necessary furniture, without including the area for the toilet.”
Gelet op de omstandigheid dat deze informatie is verstrekt naar aanleiding van vragen in de overleveringszaak betreffende de opgeëiste persoon, alsmede zijn naam in de aanvullende informatie en de bijbehorende aanbiedingsbrief expliciet wordt genoemd, leest de rechtbank deze zo, dat ten aanzien van de opgeëiste persoon de garantie wordt verstrekt dat hij over ten minste 3 m²
personal space, exclusief sanitair, zal beschikken gedurende de periode dat hij in Roemenië gedetineerd zal zijn, als het tot een veroordeling komt.
In het licht van het vorenstaande bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in Roemenië in detentie zal worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling. De detentieomstandigheden vormen dan ook geen beletsel voor het toestaan van de overlevering; de weigeringsgrond van artikel 11 OLW is niet van toepassing.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank van eerste aanleg te Săveni, district Botoşani (Roemenië).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. T.H. van Voorst Vader en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 augustus 2021.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463