Op 23 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van twee jaar die aan de opgeëiste persoon was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 9 september 2021, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk.
De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing geacht, omdat de opgeëiste persoon in het verleden een voorwaardelijke gevangenisstraf had gekregen die later was omgezet in een onvoorwaardelijke straf. De verdediging voerde aan dat er onduidelijkheid bestond over de procedures in Polen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de opgeëiste persoon in een hoger beroep was gegaan of dat er een procedure was die de overlevering zou kunnen blokkeren.
De rechtbank heeft ook de minderjarigheid van de opgeëiste persoon ten tijde van de feiten in overweging genomen, maar oordeelde dat dit geen belemmering vormde voor de overlevering, aangezien de opgeëiste persoon ouder was dan 12 jaar op het moment van de feiten. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten was voldaan en er geen weigeringsgronden waren.