In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het parket van de procureur des Konings te Hasselt, België. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 2 juli 2021 en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1994 en van Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 9 september 2021, waarbij de officier van justitie mr. M. Westerman aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.K. Jap A Joe.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB is gebaseerd op een vonnis bij verstek van de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, gedateerd 13 april 2018, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van vijf jaar is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de officier van justitie bevoegd was om het EAB uit te vaardigen, ondanks dat het vonnis nog niet onherroepelijk is. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten.
De rechtbank heeft verder de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen belemmering vormen voor de overlevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten toegestaan.