ECLI:NL:RBAMS:2021:5260

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
AMS 21/4385
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering voor behandeling in het buitenland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een 64-jarige vrouw die een Wajong-uitkering ontvangt. De vrouw had verzocht om haar Wajong-uitkering mee te mogen nemen naar Turkije, waar zij zich wilde laten behandelen voor borstkanker met fytotherapie. Het UWV had haar aanvraag op 27 juli 2021 afgewezen, omdat de reguliere behandelingen voor borstkanker in Nederland beschikbaar zijn en er geen medische noodzaak was aangetoond voor behandeling in het buitenland. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 10 september 2021, waarbij de vrouw werd bijgestaan door haar gemachtigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van het UWV terecht was, omdat de vrouw niet had aangetoond dat er een noodzaak was voor behandeling in Turkije. De voorzieningenrechter benadrukte dat de hardheidsclausule van de Wajong-uitkering alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden toegepast en dat de vrouw niet had aangetoond dat haar situatie daartoe aanleiding gaf. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de conclusie dat het bezwaar van de vrouw geen redelijke kans van slagen had.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4385

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 september 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. P. Salim),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. Hopster).

Procesverloop

In het besluit van 27 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om met behoud van haar Wajong-uitkering [1] naar het buitenland te mogen verhuizen, afgewezen.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 september 2021 met behulp van een beeld- en geluidverbinding op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
Feiten en omstandigheden
2. Verzoekster is een alleenstaande 64-jarige vrouw die sinds 1989 lijdt aan darmbloedingen. Zij ontvangt sindsdien een Wajong-uitkering. Sinds 2008 lijdt zij aan suikerziekte en hoge bloeddruk. In april 2019 is bij verzoekster borstkanker geconstateerd. Verzoekster wil zich in Turkije met fytotherapie (kruidengeneeskunde) laten behandelen voor de borstkanker.
Eerdere procedure
3. Verzoekster heeft eerder in 2020 een aanvraag gedaan om haar Wajong-uitkering mee te mogen nemen naar Turkije. Die aanvraag is afgewezen en het bezwaar tegen de afwijzing daarvan is niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoekster geen bezwaargronden zou hebben ingediend. Deze rechtbank heeft in de uitspraak van 8 april 2021 [2] het beroep van verzoekster gegrond verklaard, omdat verweerder haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. Verweerder moest daarom een nieuw besluit nemen op haar bezwaar. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat verweerder inmiddels een nieuw besluit heeft genomen.
Standpunt van verweerder
4.1.
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op het medisch onderzoeksverslag van 22 juli 2021 van de verzekeringsarts [naam 1] . Daarin staat dat er geen sprake is van een noodzaak om in het buitenland een reguliere en algemeen geaccepteerde medische behandeling te ondergaan. De aangewezen behandelingen voor de borstkanker van verzoekster (chemotherapie, radiotherapie, chirurgie en tumorspecifieke medicatie) zijn in Nederland beschikbaar. De door verzoekster gewenste behandeling met fytotherapie is geen primaire behandeling bij borstkanker en is bovendien ook in Nederland beschikbaar. Verder is er geen sprake van verzorgingsafhankelijkheid.
4.2.
Op 9 september 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] een medische rapportage opgesteld. De bevindingen daarin komen grotendeels overeen met de bevindingen in het rapport van 22 juli 2021. Verweerder heeft daarom geen aanleiding gezien om op het bestreden besluit terug te komen.
Standpunt van verzoekster
5.1.
Verzoekster voert aan dat zij de Nederlandse en de Turkse nationaliteit heeft en daarom valt onder de werking van het Turkse associatierecht. Ze doet een beroep op artikel 6 van Besluit 3/80, [3] waarin staat dat een uitkering op grond van invaliditeit niet mag worden verminderd of ingetrokken op de grond dat een rechthebbende in Turkije woont.
5.2.
Daarnaast doet verzoekster een beroep op de hardheidsclausule. In haar verzoekschrift voert ze aan dat ze zich niet wil laten behandelen met chemotherapie, vanwege de ernstige bijwerkingen en de samenloop met haar andere aandoeningen. Zij wenst in Turkije behandeld te worden door middel van fytotherapie. Verzoekster is van mening dat fytotherapie een internationaal erkende behandelingsmethode is. Ze verwijst naar informatie van het Memorial Sloan Kettering Cancer Center in New York. Daarnaast moet ook worden betrokken dat verzoekster alleen in Turkije mensen heeft die haar kunnen ondersteunen bij haar behandeling.
5.3.
Op de zitting heeft verzoekster verklaard dat zij zich in Turkije wil laten behandelen met een combinatie van chemotherapie en fytotherapie. In Nederland zijn er geen oncologen die ook gespecialiseerd zijn in fytotherapie. Het is volgens verzoekster noodzakelijk dat de chemotherapie en de fytotherapie door dezelfde behandelaar worden uitgevoerd, omdat anders het medische risico van de wisselwerking van de twee therapieën te groot is. Zij heeft in Turkije een oncoloog gevonden die ook gespecialiseerd is in fytotherapie.
Juridisch kader
6.1.
In artikel 1a:8, eerste lid, van de Wajong staat dat het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen. Verweerder kan dit zogeheten exportverbod op grond van het derde lid van dit artikel (de zogeheten hardheidsclausule) buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing daarvan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
6.2.
In artikel 2 van de Beleidsregels [4] is bepaald dat van een onbillijkheid van overwegende aard sprake is als de jonggehandicapte zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het beëindigen van het recht op arbeidsondersteuning of arbeidsongeschiktheidsuitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen worden in ieder geval aangemerkt:
a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;
b. het aanvaarden van arbeid met enig re-integratieperspectief;
c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.
6.3.
In de toelichting bij de Beleidsregels is vermeld dat de hardheidsclausule steeds aan de hand van de omstandigheden van het individuele geval moet worden toegepast en er ook in andere dan de drie hiervoor genoemde situaties grond kan zijn voor toepassing van de hardheidsclausule. Daarom moet in alle gevallen beoordeeld worden of sprake is van zwaarwegende redenen en of het beëindigen van de uitkering een aanmerkelijk nadeel betekent. In de toelichting op de Beleidsregels staat verder dat een behandeling in het buitenland medisch geïndiceerd moet zijn en zo lange tijd moet vergen dat het werkelijk nodig is om daar ook te gaan wonen.
6.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het exportverbod van de Wajong-uitkering uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule alleen in uitzonderlijke situaties toepassing kan vinden.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep van verzoekster op artikel 6 van Besluit 3/80 niet kan slagen. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in de uitspraak van 5 april 2018 [5] geoordeeld dat deze bepaling van het Associatierecht niet van toepassing is op de Wajong-uitkering, omdat deze uitkering op geen enkele wijze haar grondslag vindt in tijdvakken van verzekering of arbeid als werknemer. Verzoekster kan op deze bepaling dan ook geen aanspraak baseren op export van haar Wajong-uitkering.
8. Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder geen aanleiding hoefde te zien om de hardheidsclausule op verzoekster van toepassing te achten. Uit de vaste jurisprudentie van de CRvB blijkt dat er sprake moet zijn van een noodzaak voor het wonen buiten Nederland op gronden die objectief en dwingend van aard zijn. [6] Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een medische noodzaak voor haar is om zich in Turkije te laten behandelen.
9. Uit de medische rapportages blijkt dat de reguliere behandelingen voor borstkanker, te weten chemotherapie, radiotherapie, chirurgie en tumorspecifieke medicatie, in Nederland beschikbaar zijn. Verzoekster heeft dit ook niet betwist. Verzoekster heeft niet met medische stukken onderbouwd dat de behandeling door middel van fytotherapie noodzakelijk is voor het slagen van haar behandeling. Uit de door verzoekster overgelegde stukken van het Memorial Sloan Kettering Cancer Center blijkt niet dat patiënten daar door middel van fytotherapie worden behandeld, maar enkel dat patiënten in dat ziekenhuis kunnen worden geadviseerd over gebruik van kruiden om de bijwerkingen van de chemotherapie en bestraling te verlichten. Bovendien blijkt uit de medische rapportages dat fytotherapie ook in Nederland beschikbaar is. Verzoekster heeft niet met medische stukken onderbouwd dat het noodzakelijk is dat de fytotherapie wordt uitgevoerd door iemand die ook oncoloog is. Er is geen reden om aan te nemen dat verschillende behandelaars niet met elkaar kunnen communiceren om hun behandelingen op elkaar af te stemmen.
10. Verder vindt de voorzieningenrechter het invoelbaar dat verzoekster liever in Turkije wil worden behandeld, omdat zij alleen daar een sociaal netwerk heeft. Dat is echter onvoldoende om te spreken van redenen die objectief en dwingend van aard zijn. De aanwezigheid van een sociaal netwerk maakt niet dat er sprake is van een noodzaak voor verzoekster om in Turkije behandeld te worden. Verweerder hoefde dus ook om deze reden niet de hardheidsclausule op verzoekster van toepassing te achten.
11. Ten slotte is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster niet op onrechtmatige wijze wordt beperkt in de vrije keuze van haar medische behandeling. Het staat verzoekster vrij om naar Turkije te reizen om daar de medische behandeling die zij wenst te ondergaan. Het feit dat zij haar Wajong-uitkering niet kan meenemen, staat los van haar keuze.
12. Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.F.P. van Straelen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2.Zaaknummer AMS 20/4766, niet gepubliceerd.
3.Besluit nr. 3/80 van de Associatieraad van 19 september 1980 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen van de Lid-Staten der Europese Gemeenschappen op Turkse werknemers en hun gezinsleden.
4.Beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland, Staatscourant 2003, 84, p. 17.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 november 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2332.