ECLI:NL:RBAMS:2021:5207

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
C/13/707302 / HA RK 21/304
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoeken in de strafzaak Marengo

Op 15 september 2021 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op de wrakingsverzoeken van verschillende verdachten in de strafzaak bekend als 'Marengo'. De verzoeken tot wraking zijn ingediend door de advocaten van de verdachten, waaronder mr. I.N. Weski, mr. G.N. Weski, mr. J. de Vries, mr. S. Splinter, en mr. C.W. Flokstra. De verzoekers stelden dat de rechters partijdig waren en dat er een gerechtvaardigde vrees bestond voor vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeken van mr. I.N. Weski namens [verdachte 9], [verdachte 7] en [verdachte 8] kennelijk ongegrond zijn. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor wraking niet gebaseerd waren op de motivering van de beslissing van de rechtbank, maar op de tussenbeslissing zelf. Dit is in strijd met de regels omtrent wraking, die vereisen dat alle gronden gelijktijdig worden ingediend. De overige verzoeken van de andere verdachten zijn als niet ontvankelijk verklaard, omdat deze niet direct betrekking hadden op de tussenbeslissing die aan de wrakingsverzoeken ten grondslag lag.

De beslissing van de wrakingskamer is op 15 september 2021 uitgesproken, en de nadere aanvulling op de beslissing dateert van 17 september 2021. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die een grond voor wraking kunnen opleveren, en dat een behandeling ter zitting niet nodig was.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing van 15 september 2021 op de op 14 september 2021 mondeling gedane en onder zaaknummer C/13/707302 / HA RK 21/304 ingeschreven verzoeken van:
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum] ,
bijgestaan door mr. G.N. Weski;
[verdachte 2] ,
geboren op [geboortedatum] ,
bijgestaan door mr. J. de Vries;
[verdachte 3]
geboren op [geboortedatum]
bijgestaan door mr. S. Splinter;
[verdachte 4] ,
geboren op [geboortedatum]
bijgestaan door mr. C.W. Flokstra;
[verdachte 5] ,
geboren [geboortedatum]
bijgestaan door mrs. N.C.J. Meijering en C.W. Flokstra;
[verdachte 6] ,
geboren op [geboortedatum]
bijgestaan door mr. Y. Bouchiki;
[verdachte 7]
geboren op [geboortedatum] ,
bijgestaan door mr. I.N. Weski en L.E. Versluis;
[verdachte 8] ,
geboren op [geboortedatum] ,
bijgestaan door mr. I.N. Weski en L.E. Versluis;
[verdachte 9] ,
geboren op [geboortedatum] ,
bijgestaan door mrs. I.N. Weski en L.E. Versluis;
welke verzoeken strekken tot wraking van de rechters [rechter 1] , voorzitter, en [rechter 2] en [rechter 3] , leden, en [rechter 4] , rechter in de zin van artikel 6, derde lid, van de Wet RO, rechters in de Rechtbank Amsterdam (hierna de rechters).

1.De procedure

De wrakingskamer heeft kennis genomen van het verkort proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de Rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, zitting houdende in De Bunker te Amsterdam, op 14 september 2021.
Blijkens dit proces-verbaal heeft mr. I.N. Weski, namens verzoekers [verdachte 9] , [verdachte 7] en [verdachte 8] een verzoek ingediend tot wraking van de rechters. De overige verzoekers hebben zich bij dit wrakingsverzoek aangesloten.
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De wrakingskamer heeft op 15 september 2021 beslist op de verzoeken. Bij e-mail van de griffier van de wrakingskamer van 15 september 2019 (om 13.17 uur) is de beslissing gezonden aan de raadslieden van verzoekers, het Openbaar Ministerie en de rechters. In die beslissing is opgenomen dat de schriftelijke motivering zo spoedig mogelijk volgt. Het onderstaande vormt die motivering.

2.2. De feiten

Alle verzoekers zijn verdachte in een strafzaak bekend onder de naam ‘Marengo’.
In het onder 1. genoemde proces-verbaal van 14 september 2021 staat onder meer het volgende:
De voorzitter deelt mee:Mr. I.N. Weski heeft aangevoerd dat zij onderzoekswensen heeft die zijn gebaseerd op berichten die nu alleen ter inzage worden gegeven aan de raadslieden
Mr. I.N. Weski verklaart:Onder andere.
De voorzitter deelt mee:U moet niet door mij heen praten, dat vind ik vervelend. U heeft onderzoekswensen, die zijn gebaseerd op berichten die op dit moment slechts ter inzage worden gegeven. De rechtbank is van oordeel dat deze onderzoekswensen pas gedaan kunnen worden als deze berichten in het dossier zijn gevoegd, zodat de rechtbank ook in staat is deze onderzoekswensen te beoordelen. Voor deze voeging heeft de rechtbank een route aangegeven, na de regiezitting van 29 en 30 juni 2021. Dit is onder andere ingegeven in verband met het precaire karakter van de gegevens waar inzage in wordt gegeven. Als berichten gevoegd worden is ten aanzien daarvan anonimisering nodig, in verband met privacy en veiligheidsbelangen. Die afweging kan het Openbaar Ministerie het beste maken. Daarnaast is het mogelijk dat het Openbaar Ministerie daar andere berichten bij wil voegen in verband met geven van meer context. De voeging van berichten kan ook gevraagd worden aan de rechtbank, maar dan moet dat achter gesloten deuren plaatsvinden, omdat de privacy en veiligheidsbelangen ondervangen moeten worden. Wat de rechtbank betreft is de keuze nu aan mr. I.N. Weski. Of de raadsvrouw vraagt voeging van de berichten aan het Openbaar Ministerie, of de raadsvrouw vraagt voeging van de berichten aan de rechtbank, maar dan achter gesloten deuren. Daarna kan de verdediging onderzoekswensen indienen.(…)Mr. I.N. Weski verklaart:Ik wil verzoeken doen op een openbare zitting. Onderbouwd met bepaalde berichten. Ik heb gezegd dat ik nog geen voeging van die berichten wilde.
De voorzitter deelt mee:En de rechtbank is dus van oordeel dat, als u zich beroept op die berichten, deze in het dossier gevoegd dienen te worden. U moet daar iets mee, linksom of rechtsom. Of u vraagt in een besloten zitting aan de rechtbank om voeging van die berichten, of u vraagt het de officier van justitie. Die zal de berichten dan voegen, desnoods alleen in de zaken van uw cliënten als u dat prettiger vindt. Dat kan een route zijn, met het oog op het verhoor van de kroongetuige, dat de betreffende berichten in eerste instantie slechts zullen worden gevoegd in de zaken van de verdachten namens wie om voeging is verzocht, zodat de verdediging van de kroongetuige dan niet weet van welke berichten die voeging gevraagd is. Op een later moment kunnen de berichten dan in de zaken van alle verdachten worden gevoegd.(…)

3.3. De verzoeken

3.1
het verzoek van mr. I.N. Weski namens [verdachte 9] , [verdachte 7] en [verdachte 8]Blijkens het proces-verbaal heeft mr. Weski – zakelijk weergegeven – verklaard dat de rechters partijdig zijn en dat de gerechtvaardigde vrees bestaat voor vooringenomenheid. De verdediging wordt belet in haar vrijheid verzoeken te doen en onderzoekswensen voor te dragen. Zij verwijst hiervoor allereerst naar een beslissing van de rechtbank van 11 augustus 2020. Toen heeft een van de advocaten in dit proces de rechtbank onder meer verzocht om de kwestie van voeging van privacy gevoelige berichten door het Openbaar Ministerie met gesloten deuren te behandelen. De rechtbank heeft dat verzoek niet gehonoreerd. Thans wordt in bijna gelijke omstandigheden beslist dat een verzoek van de verdediging om voeging wel achter gesloten deuren moet plaatsvinden. Daarnaast is ten aanzien van een verzoek van mr. Meijering ten aanzien van dezelfde berichten op een gegeven moment bepaald dat de verdediging de berichten eerst zou voorleggen aan het Openbaar Ministerie. De verdediging wordt daardoor beknot om in de openbaarheid en in evenwicht met het Openbaar Ministerie, ter betwisting van de stellingen van het Openbaar Ministerie, verzoeken te formuleren. Dit intimideert de verdediging. Mr. Weski sluit zich ook aan bij hetgeen mrs. Meijering en Flokstra na haar nog hebben verklaard.
3.2
het verzoek van mr. Meijering namens [verdachte 5]
In aansluiting op het verzoek van mr. Weski voert mr. Meijering aan dat de beslissing van de rechtbank van heden een volstrekt onwerkbare situatie oplevert, waardoor de verdediging in het moeras is vastgelopen. De verdediging moet de inzage in bepaalde gesprekken vrijelijk kunnen presenteren aan de rechtbank zonder dat het eerst door de ballotage van het Openbaar Ministerie gaat dat bekijkt of het mogelijk wel strookt met de veiligheid of de privacy van bepaalde betrokkenen.
3.3
het verzoek van mr. De Vries namens [verdachte 2]Mr. De Vries sluit zich aan bij mr. I.N. Weski, bij mr. Meijering en bij hetgeen hierna door mr. Flokstra is verwoord.
3.4
het verzoek van mr. Flokstra namens [verdachte 4]
Mr. Flokstra sluit zich aan bij mr. I.N. Weski en bij mr. Meijering. Hij voegt hieraan toe dat sprake is van een zaaksoverstijgend belang. Er wordt een precedent geschapen dat onderzoekswensen van de verdediging worden beperkt op oneigenlijke en niet geconcretiseerde gronden, terwijl in het 26Koper proces-verbaal privacy gevoelige informatie van raadslieden wel zo in de openbaarheid kon worden gegooid.
3.5
het verzoek van mr. G.N. Weski en mr. Bouchiki namens [verdachte 1] en[verdachte 1]
Zij hebben zich desgevraagd aangesloten bij het wrakingsverzoek van mr. I.N. Weski.
3.6
het verzoek van mr. Splinter namens [verdachte 3]
Ook mr. Splinter sluit zich aan bij het wrakingsverzoek van mr. I.N. Weski. Zij voegt daaraan toe dat de beslissing van de rechtbank relevant is voor alle verdachten. Zij ziet een ongelijkheid en daarmee dus ook de schijn van partijdigheid in de bejegening jegens het Openbaar Ministerie en jegens de verdediging.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van strafvordering (Sv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
het verzoek van mr. I.N. Weski
4.2
Het door mr. I.N. Weski namens [verdachte 9] , [verdachte 7] en [verdachte 8] ingediende verzoek tot wraking van de rechters is kennelijk ongegrond. De wrakingskamer overweegt daartoe het volgende. In het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) is onder meer het volgende overwogen:
3.3. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.4.
Het middel stelt de vraag aan de orde of en in hoeverre dit ook geldt voor de motivering van de (tussen)beslissing. Bij de beantwoording van die vraag moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
4.3
Aan het wrakingsverzoek is ten grondslag gelegd dat de beslissing van de rechtbank dat de verdediging op twee manieren kan bewerkstelligen dat berichten, gelet op het privacy gevoelige karakter daarvan en de veiligheidsbelangen van betrokkenen, aan het dossier worden toegevoegd: hetzij door een verzoek aan het Openbaar Ministerie, hetzij door een verzoek aan de rechtbank. In dat laatste geval zal, aldus de rechtbank, de behandeling van het verzoek achter gesloten deuren plaatsvinden. Er is dus sprake van een rechterlijke tussenbeslissing, die – gezien de restrictieve en strakke bewoordingen in het geciteerde arrest – nimmer een grond voor wraking kan opleveren. Dit geldt evenzeer voor de motivering van de tussenbeslissing of zelfs het ontbreken daarvan. Dit is alleen anders als die motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid - jegens in dit geval de door mr. Weski bijgestane verdachten - van de rechter die haar heeft gegeven. Mr. Weski heeft haar wrakingsverzoek echter niet gebaseerd op de motivering van de beslissing, maar uitsluitend op de tussenbeslissing zelf. Nu de wrakingsgronden op het moment van het wrakingsverzoek alle tegelijk moeten worden voorgedragen kunnen deze niet later ter zitting van de wrakingskamer of in een schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek worden aangevuld. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek bij de wrakingskamer kan daar niets aan veranderen.
de overige verzoeken
4.4
De namens de overige verzoekers, te weten [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 1] ingediende verzoeken tot wraking van de rechters zijn kennelijk niet ontvankelijk. De wrakingskamer overweegt daartoe – in aansluiting op hetgeen hiervoor is overwogen – dat de tussenbeslissing die aan de wrakingsverzoeken ten grondslag is gelegd ziet op [verdachte 9] , [verdachte 7] en [verdachte 8] en dus geen betrekking heeft op verzoekers. Voor zover mogelijk sprake zou zijn van een “zaaksoverstijgend belang” van de tussenbeslissing geldt dat geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die, wederom gezien de restrictieve en strakke bewoordingen van het geciteerde arrest, een grond voor wraking kunnen opleveren.
4.5
Bij deze stand van zaken kan een behandeling ter zitting achterwege blijven.

5.Beslissing

De Wrakingskamer:
  • verklaart het door mr. I.N. Weski namens [verdachte 9] , [verdachte 7] en [verdachte 8] ingediende verzoek tot wraking van de rechters kennelijk ongegrond;
  • verklaart de namens de overige verzoekers, te weten [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 1] ingediende verzoeken tot wraking van de rechters kennelijk niet ontvankelijk.
Aldus gegeven door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. H.M. Patijn en N.C.H. Blankevoort, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M. Veraart, griffier
en uitgesproken op 15 september 2021.
Deze nadere aanvulling dateert van 17 september 2021.