ECLI:NL:RBAMS:2021:4744

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5747
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oproep voor herbeoordeling WIA-uitkering als geen besluit aangemerkt

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, woonachtig in Turkije, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres ontving een WIA-uitkering en ontving op 5 augustus 2020 een oproep van verweerder om naar Nederland te komen voor een herbeoordeling van haar uitkering. Eiseres maakte bezwaar tegen deze oproep, maar verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, stellende dat de oproep geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was. Eiseres ging hiertegen in beroep.

De rechtbank overwoog dat de oproep van verweerder een mededeling van feitelijke en informatieve aard was, die niet gericht was op enig rechtsgevolg. De rechtbank concludeerde dat de brief geen publiekrechtelijke rechtshandeling inhield en dat er geen wijziging in de rechtsverhouding tussen eiseres en verweerder plaatsvond. Eiseres stelde dat de oproep negatieve medische gevolgen voor haar had, maar de rechtbank oordeelde dat deze gevolgen niet onderbouwd waren en geen rechtsgevolgen met zich meebrachten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde dat verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Eiseres kreeg geen gelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5747

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Turkije, eiseres

(gemachtigde: mr. C.J. Driessen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
[gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Bij brief van 5 augustus 2020 heeft verweerder eiseres opgeroepen om vanwege een herbeoordeling voor een WIA-uitkering naar Nederland te komen. Eiseres heeft tegen deze brief bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 3 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een Skypezitting van 9 juni 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich ook laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres woont in Turkije.
2. Verweerder vraagt eiseres in de brief van 5 augustus 2020 om voor een onderzoek naar Nederland te komen. Verweerder wil beoordelen of eiseres nog recht heeft op een WIA-uitkering en onderzoeken wat haar arbeidsmogelijkheden zijn. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de oproep volgens verweerder geen zelfstandige rechtsgevolgen met zich meebrengt en dit ook niet beoogt. Daarom is de brief geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) [1] en kan eiseres daartegen geen bezwaar maken. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft daarom beroep ingesteld.

Standpunt eiseres

3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de brief van 5 augustus 2020 volgens haar zelfstandige rechtsgevolgen heeft. Deze gevolgen zijn gelegen in de grote negatieve medische consequenties die eiseres zal ondervinden als zij het onderzoek, ondanks haar geestelijke gesteldheid, moet ondergaan. Eiseres vindt het onbegrijpelijk dat verweerder haar verzoekt om in coronatijd naar Nederland te komen. Ter onderbouwing van het standpunt van eiseres dat de brief een voor bezwaar vatbaar besluit is, verwijst eiseres naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 oktober 2015 [2] . Volgens eiseres zijn de gevolgen van de oproep voor haar onevenredig bezwarend. Eiseres vreest dat haar uitkering zonder aankondiging wordt ingetrokken als zij geen gevolg geeft aan de oproep.
Juridisch kader
4. Volgens de Awb wordt onder een besluit [3] waartegen een bezwaarschrift kan worden ingediend [4] verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een publiekrechtelijke rechtshandeling is een handeling die naar haar aard op rechtsgevolg is gericht. Dat wil zeggen dat rechten, aanspraken of verplichtingen worden vastgesteld, gewijzigd of opgeheven, dan wel dat een bevoegdheid of een status wordt vastgesteld, gewijzigd of opgeheven. [5]
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat de brief van 5 augustus 2020 geen besluit is [6] waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De brief bevat een oproep aan eiseres om voor een onderzoek naar Nederland te komen. Deze oproep is een mededeling van feitelijke en informatieve aard en als zodanig niet gericht op enig rechtsgevolg. De brief houdt geen publiekrechtelijke rechtshandeling in en brengt op zichzelf geen verandering teweeg in de tussen eiseres en verweerder bestaande rechtsverhouding, namelijk de WIA-uitkering. Ook als eiseres geen gevolg geeft aan de oproep, brengt dat op zichzelf nog geen verandering in de rechtsverhouding. Het is in dat geval aan verweerder om te besluiten om al dan niet gevolgen te verbinden aan het niet verschijnen. Het is ook mogelijk dat verweerder daar in het geheel geen gevolgen aan verbindt of er bijvoorbeeld voor kiest om eiseres op een later moment opnieuw op te roepen. Als verweerder zou besluiten om consequenties te verbinden aan het niet verschijnen voor het onderzoek, dan zal verweerder dat kenbaar maken in een besluit waartegen eiseres wel bezwaar kan maken. Dat besluit is dan gericht op rechtsgevolg, omdat het de tussen partijen bestaande rechtsverhouding wijzigt.
6. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat zelfstandige rechtsgevolgen zijn gelegen in haar medische situatie, die vanwege dit onderzoek zou verslechteren. De gestelde medische gevolgen heeft eiseres in het geheel niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Bovendien is geen sprake van rechtsgevolgen en hebben die medische gevolgen geen betrekking op de WIA-uitkering van eiseres.
7. Verder heeft eiseres op de zitting gewezen op de gevolgen die verweerder volgens haar altijd verbindt aan het niet tijdig toesturen van een zogenoemd levensbewijs, namelijk het stopzetten van de uitkering. Nog daargelaten dat het verzoek om toezending van een levensbewijs evenmin een besluit in de zin van de Awb is, betekent dit niet dat verweerder in het geval van eiseres rechtsgevolgen zal verbinden aan het niet verschijnen op de oproepbrief.
8. De uitspraak van de Afdeling waar eiseres naar heeft verwezen, betreft een andere situatie. In de aangehaalde uitspraak is het bestuursorgaan expliciet verzocht om een bestuurlijk rechtsoordeel te geven. Uit die uitspraak blijkt dat onder omstandigheden de weigering om een bestuurlijk rechtsoordeel te geven een besluit kan zijn. Deze situatie doet zich in het geval van eiseres niet voor.
Conclusie
9. Omdat de brief niet als een besluit in de zin van de Awb kan worden aangemerkt, heeft verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.
10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk. Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. Mazurel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep
.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
3.Als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
4.Op grond van artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Awb.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:99.
6.In de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.