ECLI:NL:RBAMS:2021:4333

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
13/751771-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in Albanië, die in Nederland gedetineerd was. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Italië beoordeeld en vastgesteld dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling na overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden aanwezig waren. De rechtbank heeft ook de relevante wetsartikelen genoemd, waaronder artikel 2, 5 en 7 van de Overleveringswet. De uitspraak is gedaan in het kader van een procedure die begon met een vordering van 17 september 2020 en is behandeld in verschillende zittingen, waarbij de rechtbank de nodige tijd heeft genomen om aanvullende informatie van de Italiaanse autoriteiten te verkrijgen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de garanties van de Italiaanse autoriteiten voldoende zijn om de overlevering toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751771-20
RK nummer: 20/4533
Datum uitspraak: 10 augustus 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 september 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 januari 2020 door de
Court of Florence – Office of the Judge of Preliminary Investigation(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1982,
feitelijke woon- of verblijfplaats:
[adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 november 2020. Het verhoor heeft – via telehoren - plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. O.O van der Lee, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Albanese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW (oud) uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. De rechtbank heeft de opgeëiste persoon meegedeeld dat de overleveringsdetentie niet zal worden geschorst, nu de rechtbank van oordeel is dat het vluchtgevaar zeer groot is en niet kan worden ingeperkt met het stellen van voorwaarden.
De rechtbank heeft de zaak bij tussenuitspraak van 3 december 2020 voor onbepaalde tijd aangehouden in afwachting van aanvullende informatie van de Italiaanse autoriteit.
De rechtbank heeft de behandeling met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 27 juli 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Albanese taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Albanese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
domestic pretrial detention order, uitgevaardigd door de
Italian Judge for the Preliminary Investigation of Florencevan 25 november 2019 (referentienummer: 9065/15 RGNR – 5609 RG).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Italiaans recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Tussenuitspraak 3 december 2020

In de tussenuitspraak van 3 december 2020 is reeds geoordeeld over de genoegzaamheid van het EAB, de strafbaarheid en de weigeringsgrond van artikel 13 OLW. Deze overwegingen worden als hier herhaald en ingelast beschouwd.
De rechtbank merkt op dat de Overleveringswet op onderdelen is gewijzigd en dat deze Herimplementatiewet op 1 april 2021 in werking is getreden. Toetsing aan de gewijzigde artikelen leidt niet tot andere oordelen dan die volgen uit voornoemde tussenuitspraak.

5.Detentieomstandigheden

De overwegingen omtrent de detentieomstandigheden uit de tussenuitspraak van 3 december 2020 dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. In die tussenuitspraak is de officier van justitie opgedragen om de volgende vragen aan de uitvaardigende autoriteit te stellen:
“Geldt hetgeen is gesteld in de brieven van 2 en 4 maart 2020 nog steeds en ook in de voorliggende zaak?”.
Mocht deze vraag niet (kunnen) worden beantwoord door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, dan dient de officier van justitie deze vraag te stellen aan de autoriteiten die de brieven hebben geschreven en tevens de uitvaardigende rechterlijke autoriteit de volgende vraag te stellen:
“Stemt de uitvaardigende rechterlijke autoriteit in met het antwoord dat de Italiaanse autoriteiten hebben gegeven op de door de rechtbank Amsterdam gestelde vraag?”.
Hierna is namens de Directeur Generaal van het Italiaanse Ministerie van Justitie per brief van 23 december 2020 medegedeeld dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 ook in het geval van deze opgeëiste persoon nog geldig zijn.
Standpunten ter zitting
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verstrekte informatie onvoldoende is, nu deze niet afkomstig is van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit. In de tussenuitspraak is op deze situatie gepreludeerd, maar de in de tussenuitspraak opgenomen vraag is door het OM niet gesteld. Om deze reden moet de overlevering worden geweigerd.
De officier van justitie heeft gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Bij uitspraak van 30 maart 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:1804) heeft de rechtbank geoordeeld dat voldoende vaststaat dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 waarin de garanties worden gegeven in elke overleveringszaak geldig zijn. Er is geen reden om aan te nemen dat die garanties niet worden nageleefd of dat er een wijziging zou zijn van de detentieomstandigheden in Italië.
Oordeel rechtbank
Nu de aanvullende informatie niet afkomstig is van de uitvaardigende justitiële autoriteit en ook niet door die autoriteit is goedgekeurd, dient de door een dergelijke garantie geboden zekerheid aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover de uitvoerende rechterlijke autoriteit beschikt, te worden bepaald. [1] Mede gelet op de uitspraak van deze rechtbank van 30 maart 2021 is de rechtbank van oordeel dat de gegeven garantie voldoende zekerheid biedt. De rechtbank is, gelet op bovenstaande garantie van de Italiaanse autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling. Het verweer wordt verworpen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Court of Florence – Office of the Judge of Preliminary Investigation(Italië).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 augustus 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114. Zie ook: Rechtbank Amsterdam 28 mei 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2843.