ECLI:NL:RBAMS:2021:4320

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
13/995006-21 (26Chesham)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot uitvoer en opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne

Op 19 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot uitvoer van 125 kilogram cocaïne en het opzettelijk aanwezig hebben van deze hoeveelheid cocaïne. Het onderzoek, genaamd 26Chesham, was gestart naar aanleiding van informatie uit het onderzoek 26Argus, dat zich richtte op de berichtenapp Sky ECC. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten professioneel en georganiseerd te werk gingen bij het vervoeren van de cocaïne. De verdachte werd op 8 maart 2021 aangehouden in een loods waar de cocaïne was opgeslagen. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging over vormverzuimen en oordeelde dat de verdachte voldoende betrokkenheid had bij de criminele activiteiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, waarbij werd meegewogen dat de cocaïnehandel ernstige schade toebrengt aan de maatschappij en dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank achtte de bewezen feiten strafbaar en verklaarde de verdachte strafbaar.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13-995006-21
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/995006-21 (26Chesham)
Datum uitspraak: 19 augustus 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
wonende op het adres [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Hagemeier, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. Römer, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1.
primair:medeplegen van een poging tot uitvoer van 125 kilogram cocaïne op 8 maart 2021 te Cruquius;
subsidiair:
medeplegen van de voorbereidingshandelingen daarvan.
2. medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 125 kilogram cocaïne op 8 maart 2021 te Cruquius.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Inleiding

Het opsporingsonderzoek 26Chesham is gestart naar aanleiding van informatie afkomstig uit het onderzoek 26Argus. 26Argus is een onderzoek naar een berichtenapp "Sky ECC". Het bedrijf installeerde versleutelingssoftware op iPhones, Google Pixels, Blackberry's en Nokia's. Het berichtenverkeer liep via servers in Frankrijk en Canada. De smartphones en de berichtenapp werden veelvuldig gebruikt in het criminele circuit.
De CEO en werknemers van Sky Global werden in de Verenigde Staten aangeklaagd wegens het opzettelijk faciliteren van criminele organisaties. In het onderzoek 26Argus worden chats van de gebruikers van deze software en cryptotelefoons op basis van vooraf door de rechters-commissaris in dat onderzoek goedgekeurde trefwoorden onderzocht.
Op 8 maart 2021 ontving het onderzoeksteam van het Team Criminele Inlichtingen van de landelijke eenheid de volgende informatie uit het onderzoek 26Argus:

Een vrachtauto met Italiaans kenteken, bestuurd door een lid van de Camorra, vermoedelijk rijdt naar het adres [adres] . De bestuurder gaat een ontmoeting hebben met een bestuurder van een grijze Renault Twingo. De vrachtwagenchauffeur wordt veronderstelt de Renault te volgen naar een andere locatie om een hoeveelheid verdovende middelen te ontvangen.
Deze informatie is verstrekt na mondelinge toestemming van de rechter-commissaris die later schriftelijk is bevestigd.
Naar aanleiding daarvan is een observatie gestart en zijn verdachte en zijn medeverdachten diezelfde dag aangehouden. Verdachte bevond zich bij zijn aanhouding in een loods waar ruim 125 kilo cocaïne in blokken in bigshoppers lag verpakt.

4.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Waardering van het bewijs

5.1.1
Verweer over vormverzuimen
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van vormverzuimen bij de start van het onderzoek. De officier van justitie heeft nagelaten tijdig de essentiële stukken te overleggen die nodig zijn om te kunnen toetsen of het gebruik van informatie uit het onderzoek 26Argus rechtmatig is geweest. Op deze wijze wordt de verdediging ervan weerhouden de verdediging effectief uit te kunnen voeren, waardoor de rechten van verdachte worden geschonden. Bovendien is niet voldaan aan de vereisten voor het verkrijgen en gebruiken van de informatie die is verkregen in het kader van de
Joint Investigation Team(hierna: JIT) overeenkomst. Verdachte heeft aldus geen wettelijke bescherming gehad, waardoor inbreuk is gemaakt op zijn recht van privacy. Hierdoor is sprake van een schending van de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze vormverzuimen dienen te leiden tot bewijsuitsluiting van al het bewijs dat uit de startinformatie voortvloeit.
De raadsman heeft, voor het geval dat de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting zou komen, voorwaardelijk verzocht verbalisant S-086 als getuige te horen en de officier van justitie opdracht te geven de JIT overeenkomst te verduidelijken.
5.1.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van vormverzuimen bij de start van het onderzoek. Door het Openbaar Ministerie is informatie verstrekt over de kaders van het onderzoek 26Argus. Hierin is duidelijk toegelicht wat de basis is geweest voor dat onderzoek en ook is helder dat de startinformatie van het onderzoek 26Chesham op juiste wijze is verstrekt. Dit blijkt onder meer uit het proces-verbaal van de rechter-commissaris van 3 augustus 2021.
De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat er geen enkele noodzaak bestaat om verbalisant S-086 als getuige te horen, zodat het voorwaardelijk verzoek dient te worden afgewezen. Immers is verbalisant S-086 werkzaam in een ander onderzoek. De officier van justitie heeft daarnaast ter terechtzitting verklaard dat de geldigheid van de JIT overeenkomst is verlengd, zodat er geen noodzaak is deze overeenkomst te verduidelijken.
5.1.3
Het oordeel van de rechtbank
5.1.3.1 Rechtmatigheidsverweren
Ten aanzien van de door de raadsman betoogde schending van het recht op privacy van verdachte oordeelt de rechtbank als volgt. Nu verdachte zelf heeft verklaard dat hij niet actief gebruik heeft gemaakt van zijn Sky ECC-telefoon en dat hij daarop geen berichten heeft gezien, is het de rechtbank niet duidelijk wat het vermeende vormverzuim voor nadelige gevolgen voor verdachte heeft gehad. Het aangevoerde voldoet daarom niet aan de eisen die aan een dergelijk verweer worden gesteld. Dat is niet anders door de betoogde schending van het recht op een eerlijk proces, nu het vermeende vormverzuim in dit kader enkel betrekking heeft op de controle van de naleving van regels ter bescherming van het recht op privacy van verdachte in verband met het gebruik van de Sky ECC-telefoon. Gelet hierop behoeft het verweer verder geen bespreking.
5.1.3.2 Voorwaardelijke verzoeken
Het verzoek tot het horen van verbalisant S-086 wordt afgewezen, nu daartoe op grond van het hiervoor overwogene geen belang bestaat. De rechtbank ziet derhalve geen noodzaak tot het horen van verbalisant S-086 als getuige.
De rechtbank acht de verklaring van de officier van justitie ter terechtzitting aangaande de verlenging van de JIT overeenkomst voldoende. De rechtbank wijst daarom ook dit voorwaardelijk gedane verzoek af.
5.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde.
5.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte integraal vrij te spreken.
Verdachte had geen wetenschap dat er cocaïne in het bedrijfspand aanwezig was. Daarbij kan verdachte niet als medepleger worden aangemerkt, omdat de rol van verdachte niet van voldoende gewicht was om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten. Verdachte heeft slechts in opdracht van een ander een vrachtwagen opgehaald en begeleid naar het bedrijfspand, hetgeen hoogstens als medeplichtigheid kan worden gekwalificeerd.
In aanvulling hierop heeft de raadsman zich ten aanzien van de poging tot uitvoer op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet blijkt wat het doel of de bestemming van de aangetroffen cocaïne was. Het dossier bevat zelfs contra-indicaties voor een poging tot uitvoer, omdat er geen cocaïne is aangetroffen in de teruggeplaatste pallet in de vrachtwagen. Dit maakt eveneens dat er geen sprake is van een begin van de uitvoering.
5.4
Oordeel van de rechtbank
5.4.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
De [adres] te Cruquius werd op 8 maart 2021 op grond van binnen gekomen informatie onder observatie genomen. Er werd gezien dat er om 13:46 uur een vrachtwagencombinatie, voorzien van Italiaans kenteken [kenteken 1] , met daaraan gekoppeld een oplegger met Italiaans kenteken [kenteken 2] , over de Kruisweg reed. Deze vrachtwagencombinatie werd bestuurd door [naam 1] en stopte ter hoogte van de kruising van de Spaarneweg met de [adres] . Op de [adres] stond ter hoogte van [perceel] een grijze Renault Twingo met kenteken [kenteken 3] geparkeerd. De bestuurder van de Renault was [verdachte] . Gezien werd dat de Renault naar de vrachtwagen toereed en dat [naam 1] en [verdachte] contact met elkaar hadden. Zij stapten vervolgens beiden in hun voertuigen en vertrokken, terwijl de vrachtwagen achter de Renault aanreed, naar de [adres] te Cruquius alwaar zij om 14:11 uur arriveerden.
Vanaf het terrein van het bedrijfspand reed [naam 2] met een heftruck richting de achterkant van de oplegger. [naam 1] zette pallets met daarop witte dozen klaar in de laadruimte van de vrachtwagen. [naam 2] haalde vervolgens met de heftruck deze pallets uit de laadruimte van de vrachtwagen en reed ze de loods binnen. [naam 3] was op dat moment constant het terrein van het bedrijfspand, naast en achter de vrachtwagen aan het vegen.
[verdachte] liep tijdens het in- en uitladen van de vrachtwagen op en neer tussen de loods en de laadruimte van de vrachtwagen. Vervolgens zette [naam 2] met de heftruck een pallet met witte dozen in de laadruimte van de vrachtwagen, waarna [naam 1] meteen de deuren van de laadruimte sloot. Hierna liepen [naam 1] , [verdachte] , [naam 3] en [naam 2] het terrein van het bedrijfspand op. [2] Direct daarna zijn [naam 1] , [verdachte] en [naam 2] in de loods aangehouden. [naam 3] bevond zich op het bedrijfsterrein vlak bij de loods. [3] Alle verdachten droegen ten tijde van de aanhouding een PGP-telefoon bij zich. [4] Bij [naam 3] en [naam 2] werden tijdens de veiligheidsfouillering ook werkhandschoenen aangetroffen. [5] Uit onderzoek is later gebleken dat deze werkhandschoenen zowel cocaïne- als heroïnesporen bevatten. [6]
Bij de doorzoeking werden op de pallets die verspreid in de loods stonden witte dozen aangetroffen met daarin bevroren kipdelen. In de loods stonden nabij de pallets ook zeven Lidl bigshoppers (tassen). Zes van deze bigshoppers waren gevuld met 20 door folie omwikkelde blokken. Een zevende bigshopper was gevuld met vijf folie omwikkelde blokken. [7] Na onderzoek door het NFI bleken de tassen in totaal 125 blokken met 125,79 kilogram cocaïne te bevatten. [8] Over deze tassen lage witte puinzakken en blauwe dekkleden, met daarop de jas van [naam 3] . In die jas bevonden zich facturen waaruit blijkt dat deze materialen diezelfde dag waren aangeschaft door [naam 3] . [9] Op de pallets en de tassen na was de loods vrijwel leeg. In de loods was geen vries- of koelapparatuur aanwezig.
Ook de cabine van de vrachtwagen is doorzocht. Daarin werd onder meer een vrachtbrief aangetroffen. [10] Uit deze vrachtbrief blijkt dat de lading 17 pallets met 2.160 kilogram bevroren kip betrof en dat de bestemming van de lading Jawad Food Italia S.R.L. te Italië was. Eveneens blijkt uit de vrachtbrief dat de lading bevroren kip bij min 18 graden Celsius moest worden bewaard. [11]
Uit onderzoek aan de bij [naam 1] aangetroffen Sky ECC-telefoon is gebleken dat hij de gebruiker is met Sky-id [ID] . [12] Aan deze Sky-id is op 8 maart 2021 om 11:09 uur een bericht gestuurd [adres] , Cruquius. [13]
5.4.2.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft, nadat hij zich in eerste instantie op zijn zwijgrecht had beroepen, verklaard dat hij was gevraagd om een vrachtwagen op te halen en deze vrachtwagen naar een adres te begeleiden. Hij zou hiervoor beloond worden. Verdachte zat financieel krap en had nog een lening bij deze mensen, die door deze opdracht voor een bedrag van € 450,- zou worden kwijtgescholden. Verdachte wilde niet vertellen van wie hij deze opdracht had gekregen. Hij heeft verklaard dat hij niet wist wat er in de vrachtwagen zat en dat er cocaïne in de loods lag.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Daartoe overweegt zij dat verdachte ter zitting geen verifieerbare informatie heeft gegeven die zijn verklaring zou kunnen ondersteunen, met name over de Sky-ECC telefoon die hij ten tijde van de aanhouding bij zich had. Hij wilde niet verklaren van wie hij de Sky ECC-telefoon had gekregen en wie hem opdracht had gegeven de vrachtwagen op te halen. Ook heeft hij zijn verklaring meerdere malen gewijzigd. Eerst heeft hij verklaard dat hij de Sky-ECC telefoon twee weken in zijn bezit had, vervolgens dat hij deze twee maanden bezat en ter zitting verklaarde hij dat hij de telefoon al vanaf december 2020 bezat. Voorts heeft hij bij de politie verklaard dat hij op 8 maart voor de eerste keer in het bedrijfspand aanwezig was, terwijl uit camerabeelden van de beveiligingscamera’s van het bedrijfspand aan de [adres] is gebleken dat verdachte niet alleen op 8 maart maar ook op 4 en 5 maart zijn auto bij dit pand parkeert en er naar toe loopt.
5.4.3.
Bewezenverklaring van feit 1 primair en feit 2
Om tot een bewezenverklaring van een poging tot uitvoer te komen, moet de verdachte een gedraging of gedragingen hebben verricht die naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. Ofwel, er moet sprake zijn van een begin van de uitvoering van het voorgenomen misdrijf.
Gelet op de definitie van het begrip “buiten het grondgebied brengen”, die in artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet wordt gegeven, vallen onder “uitvoer” ook de handelingen “met bestemming naar het buitenland ter vervoer aannemen of aanbrengen van middelen”.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Uit de vrachtbrief die is gevonden in de Italiaanse vrachtwagen blijkt dat de 17 pallets met 2.160 kilogram bevroren kip die ochtend in Barneveld waren opgehaald en bestemd waren voor Jawad Food Italia S.R.L. te Italië. Deze bevroren kip moest worden vervoerd en bewaard bij min 18 graden Celsius. Uit de observatie is gebleken dat een deel van de pallets met bevroren kip op 8 maart 2021 bij het bedrijfspand aan de [adres] te Cruquius werd uitgeladen, terwijl later is gebleken er in de loods geen vriesinstallatie aanwezig was. De rechtbank concludeert hieruit dat de pallets met bevroren kip slechts een kort verblijf in het bedrijfspand zouden hebben. Het bedrijfspand was op de 125 kilogram cocaïne na, nagenoeg leeg en de uitgeladen pallets met bevroren kip waren in dezelfde ruimte vlakbij de cocaïne geplaatst. Dat de pallets moesten worden teruggeplaatst in de vrachtwagen blijkt eveneens uit de vrachtbrief. De vrachtbrief, waarop staat dat er 17 pallets met Italië als bestemming in de vrachtwagen zouden worden vervoerd, zou anders immers niet meer overeenkomen met de lading in de vrachtwagen.
De rechtbank concludeert dat het niet anders kan dan dat op die dag [naam 1] met zijn vrachtwagen door [verdachte] naar de loods is gebracht, zodat daar de pallets konden worden uitgeladen met als doel in de dozen met bevroren kip de in de loods aanwezige voorverpakte pakketten cocaïne te verbergen. Dat het doel was die cocaïne naar Italië uit te voeren volgt genoegzaam uit de vrachtbrief.
Verdachte heeft – gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld en overwogen – zodoende handelingen gepleegd die erop gericht waren de cocaïne buiten Nederland te brengen. Daarmee is sprake van een begin van de uitvoering van het ter vervoer aannemen/aanbrengen van die cocaïne.
Voorts is voor een bewezenverklaring vereist dat bij verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van de cocaïne in het bedrijfspand en dat hij hierover de beschikkingsmacht had.
In het hiervoor overwogene ligt besloten dat verdachte en zijn medeverdachten van plan waren de reeds ingepakte blokken cocaïne in de lading bevroren kip te stoppen, zodat deze kon worden uitgevoerd naar Italië. Alle vier de verdachten waren die dag immers in de loods aanwezig, waar behalve de pallets met kip en de tassen met cocaïne vrijwel niets aanwezig was. Voorts blijkt niet dat er die dag nog andere mensen in de bedrijfsruimte aanwezig waren. Hieruit volgt dat het niet anders kan dan dat alle vier verdachten zich bewust waren van de aanwezigheid en de bestemming van de cocaïne in de loods en dat zij hierover konden beschikken.
De rechtbank neemt daarbij ook de aanwezigheid van de encrypted telefoons bij alle vier de verdachten in aanmerking. Het is een feit van algemene bekendheid dat criminelen met zulke telefoons over de uitvoering van strafbare feiten communiceren, omdat de daarmee verzonden versleutelde berichten moeilijk te onderscheppen zijn. Gebleken is dat aan de Sky-id van [naam 1] op 8 maart 2021 een bericht is gestuurd met het adres waar hij vlak daarna door [verdachte] is opgehaald en naar de loods is gebracht.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of sprake is geweest van medeplegen. De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een duidelijke taakverdeling tussen de vier verdachten. [verdachte] heeft – zoals blijkt uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden –de Italiaanse chauffeur en zijn vrachtwagen ontmoet en naar het bedrijfspand begeleid. Bij het bedrijfspand heeft [naam 2] met een heftruck de pallets met bevroren kip, die door [naam 1] in de laadruimte van de vrachtwagen werden klaargezet, van de laadruimte van de vrachtwagen in het bedrijfspand gebracht. [naam 3] was op dat moment het terrein naast en achter de vrachtwagen aan het vegen, kennelijk om de omgeving in de gaten te houden. Eerder die dag had hij de zakken en het dekzeil gekocht die op de tassen met cocaïne lagen. [verdachte] liep tijdens het lossen van de vrachtwagen constant heen en weer tussen de roldeur van het bedrijfspand en de laadruimte van de vrachtwagen. Op werkhandschoenen die bij medeverdachten [naam 2] en [naam 3] in beslag zijn genomen zijn bovendien sporen van cocaïne aangetroffen.
Na het lossen van de pallets liepen verdachte en zijn medeverdachten allen het terrein van het bedrijfspand op. Direct daarna zijn [naam 2] , [verdachte] en [naam 1] in de loods aangehouden. [naam 3] bevond zich op het bedrijfsterrein vlak bij de loods.
Ook voor het bewijs van de nauwe en volledige samenwerking acht de rechtbank van belang dat alle verdachten ten tijde van de aanhouding een PGP-telefoon bij zich droegen. Hieruit blijkt volgens de rechtbank onder meer de intensiteit van de samenwerking. Encrypted telefoons worden immers, zoals reeds hiervoor is opgemerkt, gebruikt om over de uitvoering van strafbare feiten te communiceren. Dat ook hier over het transport is gecommuniceerd met encrypted telefoons blijkt uit het bericht dat op de Sky ECC-telefoon van [naam 1] is aangetroffen, betreffende het adres waar hij op 8 maart [verdachte] zou ontmoeten.
De rechtbank acht daarom bewezen het medeplegen van een poging tot uitvoer van 125 kilogram cocaïne op 8 maart 2021 te Cruquius alsmede het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van die cocaïne op diezelfde dag bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot die feiten (feit 1 primair en feit 2) sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. De verschillende bewezen verklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen hangen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
5.5
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
feit 1 primair:
hij op 8 maart 2021 te Cruquius ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van (ongeveer) 125 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, met zijn mededaders
- een vrachtwagencombinatie (met Italiaanse kenteken) ter beschikking heeft gehad voor het vervoeren van een lading (bestaande uit dozen met ingevroren kip) en voornoemde hoeveelheid verdovende middelen en
- een opslagruimte en bedrijfspand ( [adres] te Cruquius) ter beschikking heeft gehad ten behoeve van de op- en overslag van voornoemde handelshoeveelheid verdovende middelen en voornoemde lading kip en/of
- (vervolgens) die hoeveelheid cocaïne in tassen in die opslagruimte en/of dat bedrijfspand klaar heeft gezet en/of aanwezig heeft gehad en
- (vervolgens) die vrachtwagencombinatie heeft opgehaald bij een van tevoren afgesproken locatie en die vrachtwagen voorgegaan en/of begeleid naar die opslagruimte en/of dat bedrijfspand en
- (vervolgens) (een deel van) die lading, heeft uitgeladen uit die vrachtwagen en in eerder genoemde opslagruimte en/of bedrijfspand heeft gebracht
teneinde een hoeveelheid cocaïne te plaatsen in of bij en/of te verstoppen in of tussen dozen met ingevroren kip en in die vrachtwagencombinatie met als bestemming Jawad Food S.R.L. te Italië;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
op 8 maart 2021 te Cruquius tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 125 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van vier jaren wordt opgelegd.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging aan te sluiten bij de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 juni 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:6047) en de uitspraak van deze rechtbank van 26 november 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:8380).
8,3 Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot uitvoer van een grote hoeveelheid cocaïne en het opzettelijk aanwezig hebben daarvan. Daarbij is sprake van de voortgezette handeling van poging tot uitvoer en het aanwezig hebben van cocaïne. Het is algemeen bekend dat cocaïne ernstige schade toebrengt aan de gezondheid van de gebruikers van dit middel. Grootschalige drugshandel werkt voorts ontwrichtend voor de maatschappij. De handel in cocaïne gaat niet zelden gepaard met geweld, waardoor die handel een gevaar is voor de directe veiligheid van personen. Met de verkoop van dergelijke hoeveelheden cocaïne worden ook grote winsten behaald. De met deze drugshandel verworven illegale winsten zullen ook moeten worden witgewassen, wat weer andere misdrijven en ondermijning van de Nederlandse samenleving met zich kan brengen.
Daarnaast vereisen de bewezen geachte feiten ook een aanzienlijke mate van professionaliteit en organisatie om over dergelijk grote hoeveelheden cocaïne te kunnen beschikken en om een dergelijke voorraad daarvan te kunnen voorfinancieren. Deze aanzienlijke mate van professionaliteit en organisatie blijkt eveneens uit de aanwezigheid van de encrypted telefoons bij de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank neemt ook in strafverzwarende zin mee dat verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om in het voordeel van verdachte rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals die blijken uit het reclasseringsadvies van 7 juli 2021.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat verdachte in 1996 eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Voorts heeft verdachte in 2014 een strafbeschikking ontvangen wegens het bezit van harddrugs. De rechtbank zal dit niet in het nadeel van verdachte meewegen gelet op het lange tijdsverloop en volstaat daarom met de constatering hiervan.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding, van algemene preventie en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vijf jaren.

9.Beslag

Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een encrypted telefoon (voorwerpnummer LEFCF21003_652431) dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 45, 47, en 56 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5.5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de voortgezette handeling van
feit 1 primair:
medeplegen van een poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod; en
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1 STK encrypted telefoon (voorwerpnummer LEFCF21003-652431).
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en W.M.C. van den Berg rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Kanters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 augustus 2021.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van observeren (door chef en observanten) met nummer 210308.N67.26Chesham, ongenummerd.
3.Een proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , [dossier] , p. 2-3; Een proces-verbaal van aanhouding [naam 3] , [dossier] , p. 3-4; Een proces-verbaal van aanhouding [naam 2] , [dossier] , p. 3-4; Een proces-verbaal van aanhouding [naam 1] , [dossier] , p. 2-3.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, ongenummerd, beslagdossier p. 31; Een geschrift, te weten kennisgeving van inbeslagneming met nummer LEFCF21003-107, opgemaakt door [naam 4] , beslagdossier p. 32-33; Een proces-verbaal van bevindingen beschrijving telefoon [verdachte] met nummer LEFCF21003-24, beslagdossier p. 41; Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met nummer LEFCF21003-82, opgemaakt door [naam 4] , beslagdossier p. 42-43; Een proces-verbaal van bevindingen beschrijving telefoon [naam 2] met nummer LEFCF21003-26, beslagdossier p. 47; Een geschrift, te weten kennisgeving van inbeslagneming met nummer LEFCF21003-130, opgemaakt door [naam 4] , beslagdossier p. 50; Een proces-verbaal van bevindingen beschrijving telefoon [naam 3] met nummer LEFCF21003-14, beslagdossier p. 54; Een geschrift, te weten kennisgeving van inbeslagneming met nummer LEFCF21003-133, opgemaakt door [naam 4] , beslagdossier p. 58; Een proces-verbaal van bevindingen met nummer LEFCF21003-193, ongenummerd.
5.Een proces-verbaal van bevindingen aantreffen werkhandschoenen [dossier] met nummer LEFCF21003-165, ongenummerd; Een geschrift, te weten kennisgeving van inbeslagneming met nummer LEFCF21003-132, opgemaakt door [naam 4] , beslagdossier, p. 56-57, Een proces-verbaal van bevindingen aantreffen werkhandschoenen [dossier] met nummer LEFCF21003-164, ongenummerd; Een geschrift, te weten kennisgeving van inbeslagneming met nummer LEFCF21003-131, opgemaakt door [naam 4] , beslagdossier, p. 51.
6.Een proces-verbaal betreft nazending einddossier met nummer LEFCF21003-19, ongenummerd; Een geschrift, te weten een rapport betreffende onderzoek naar chemische sporen op een cocaïneblok en handschoenen van 22 juli 2021 met rapportnummer 2021.03.26.123 opgemaakt door dr. M.A. Hoitink, p. 334-339.
7.Proces-verbaal van forensisch onderzoek bij assistentie doorzoeking [adres] Cruquius met nummer PL2600-2021014804-2 met bijlagen, raadkamerdossier p. 32-61.
8.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen met nummer PL2600-2021014804-5 met bijlagen, raadkamerdossier p. 95-228.
9.Een proces-verbaal van bevindingen aangetroffen facturen met nummer LEFCF21003-31, raadkamerdossier p. 1-6.
10.Proces-verbaal van doorzoeking vrachtwagentrekker [kenteken 4] met nummer LEFCF21003-17, raadkamerdossier p. 11.
11.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [naam 1] met nummer LEFCF23003-33, voorgeleidingsdossier p. 23-28.
12.Proces-verbaal van bevindingen vertaalde Sky berichten met nummer LEFCF21003-145, raadkamerdossier p. 70.
13.Proces-verbaal verstrekking Argus data d.d. 1 juni 2021 met documentcode [code] .