Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser 2],
1.De procedure
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
Na verder debat is vonnis bepaald op 21 juli 2021.
2.De feiten
“Op 19 september 2019 is er op naam van uw dochter, mevrouw [naam 3] , een kredietaanvraag ingediend bij Findio. Wij hebben geconstateerd dat de daarbij aangeleverde documenten die wij op 3 en 4 oktober 2019 hebben ontvangen niet conform de waarheid zijn. Mevrouw [naam 3] heeft bij deze kredietaanvraag een salarisspecificatie van het bedrijf Can Assurantiën over de maand september 2019 overgelegd. Hieruit zou blijken dat mevrouw over deze maand een netto inkomen van € 4.175,87 zou hebben genoten.Bij deze kredietaanvraag zat tevens een “wijziging arbeidsovereenkomst”. In deze overeenkomst staat dat mevrouw [naam 3] vanaf 1 september 2019 de functie manager Hypotheken zou gaan werken. Mevrouw zou daar een maandelijks bruto salaris van € 6.950,00 voor ontvangen. Deze overeenkomst is al op 09 augustus 2019 opgemaakt en zou door u namens CAN assurantiën opgemaakt en ondertekend zijn.Onderzoek heeft uitgewezen dat er door CAN assurantiën slechts t.t.v. de kredietaanvraag éénmalig een salaris van € 4.175,87 naar mevrouw [naam 3] zou zijn overgemaakt. Wij hebben inmiddels een UWV print van mevrouw [naam 3] ontvangen. Daaruit blijkt tevens dat er in de maanden september en oktober 2019 voor een dergelijk inkomen nooit premies zijn opgegeven/afgedragen.Verdere onderzoek heeft uitgewezen dat een dergelijke zaak zich begin 2019 ook heeft voorgedaan bij ABN AMRO hypotheken. Mevrouw [naam 3] heeft tijdens een gesprek met ABN AMRO aangegeven dat de inkomstengegevens waaronder een arbeidsovereenkomst destijds ook waren gemanipuleerd teneinde een hypotheek te verkrijgen.Wij hebben mevrouw [naam 3] op 13 januari 2021 gesproken en zij heeft ons niet kunnen overtuigen dat er sprake was van een misverstand. Op 13 januari 2021 hebben we mevrouw [naam 3] ook een email gezonden met het verzoek het een en ander schriftelijk uiteen te zetten. We hebben niets meer van haar mogen vernemen.(…)”.
“In uw brief geeft u aan dat er in september 2019 een valselijk document is aangeleverd. Dit gegeven is incorrect. Hiervoor verwijs ik naar bijlage 1 en 1.1 waaruit blijkt dat het inkomen wel degelijk is ontvangen. De hierbij horende sociale premies zijn ook afgedragen en voldaan.In de zomer van 2019 is er overleg geweest met mijn dochter en hebben wij in september 2019 besloten dat zij de zaken gaat overnemen. Met wederzijds goedvinden heb ik per september alle taken overgedragen. Vanwege privé cq moverende omstandigheden is dit traject niet zo soepel verlopen als verwacht. Dit is reeds telefonisch in detail aan u toegelicht door de werknemer. Wij waren onder de veronderstelling dat het hiermee opgehelderd was. (…)U verwijt mij en mijn bedrijf Can Assurantien BV voor het feit dat in dit tijdsbestek een kredietaanvraag is gedaan door mijn collega cq werknemer. Een ieder blijft verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Deze handelingen kunnen niet worden toegerekend aan mijn bedrijf waardoor de aansprakelijkheid voor de betreffende handelingen dan ook moet worden gelegd bij degene door wie de handeling is verricht. (…)Op basis van het voorgaande meen ik dat er geen gegronde reden is voor het registreren van dit incident op naam van Can Assurantien BV. Mijn dringend verzoek is dan ook om deze registratie per direct in te trekken en dit correct te melden bij de AFM.(…)”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
a) de gedraging(en) van de te vermelden persoon een bedreiging vormen voor (I) de (financiële) belangen van cliënten en/of de financiële instelling zelf of (II) de continuïteit en/of de integriteit van de financiële sector;
b ) in voldoende mate vaststaat dat de desbetreffende persoon betrokken is bij de onder a bedoelde gedraging(en). Dit betekent dat van strafbare feiten in principe aangifte wordt gedaan;
c) het proportionaliteitsbeginsel in acht is genomen in die zin dat wordt vastgesteld dat het belang van opname prevaleert boven de mogelijk nadelige gevolgen van opname in het Extern Verwijzingsregister voor de desbetreffende persoon.