Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 november 2019, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 15 juli 2020 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 24 november 2020 met de daarin vermelde stukken, waaronder de aangekondigde en bij brief van 24 november 2020 door mr. Tekstra toegezonden opinie van prof. mr. B.A. Schuijling.
2.De feiten
funding-breakschade in verband met de vroegtijdige afwikkeling van de rentederivaten. Na uitwinning van verstrekte zekerheden stond er nog € 145.075,78 open. De Bank heeft dit bedrag op 31 augustus 2015 afgeboekt.
3.Het geschil
€ 171.967,02 en deze bedragen op die manier ten onrechte in het aanbod betrokken. De verrekendiscussie behoort pas gevoerd te worden ná de aanvaarding van het correcte aanbod van € 171.967,02 door de curator. In deze discussie zou de Bank aan het kortste eind trekken, omdat niet aan de voorwaarden van artikel 53 Faillissementswet is voldaan zodat niet kan worden verrekend. De wijze van vormgeving van het aanbod, die erop neerkomt dat de curator bij voorbaat zijn verweermiddelen moet prijsgeven op straffe van een verval van al zijn rechten, verdraagt zich niet met het UHK en moet door de burgerlijke rechter getoetst kunnen worden.
4.De beoordeling
€ 24.661,06.”
Eventueel in mindering gebrachte bedragen) volgt dat het om een
verminderinggaat van de berekende compensatie en niet om een
verrekening. Dat (de advocaat van) de curator in zijn reactie verwijst naar “een compensatie van € 171.967,02” en schrijft dat hij “dat voorstel” accepteert, maakt niet dat dit ook het aanbod van de Bank was. Voor zover de curator in de veronderstelling verkeerde dat hij het aanbod van de Bank wel zo mocht begrijpen, heeft de Bank in haar reactie van 30 november 2018 (2.10) voldoende duidelijk gemaakt dat het aanbod anders luidde.
derdenbeding
€ 171.967,02 en verrekening met eventuele tegenvorderingen behoort niet plaats te vinden als onderdeel van het aanbod. Nu dit wel is gedaan verdraagt het aanbod zich niet met het UHK en dient dit alsnog op juiste wijze te worden nagekomen, zo begrijpt de rechtbank het standpunt van de curator.
artikel 97 Wet op de Rechterlijke Organisatie
rechtsvacuüm
checks & balanceszijn opgenomen, waaronder controle door externe dossierbeoordelaars, de mogelijkheid om op specifieke punten bindend advies te vragen aan de derivatencommissie en toezicht door de AFM. Anders dan de curator betoogt, maakt het enkele feit dat geen bindend advies kan worden gevraagd over de vraag of de Bank de twee bedragen in mindering kon brengen op basis van het UHK, zoals zij dat in dit geval heeft gedaan, niet dat deze vraag (dus) door een rechter getoetst moet kunnen worden.
€ 3.540,00(2 punten × tarief € 1.770,00)