Uitspraak
Rechtbank Amsterdam
[verdachte 1] ,
[verdachte 2] ,
[verdachte 3] ,
[verdachte 4] ,
[verdachte 5] ,
[verdachte 6] ,
[verdachte 7] ,
[verdachte 8] ,
[verdachte 9] ,
[verdachte 10] 13/997061-20
INLEIDING
VOORAFGAANDE BESCHOUWINGEN
Beschrijving Encrochat
Wat houdt de Encrochat-hack in?
De onderzoeken 26Lemont en Rockdale
BESLISSINGEN OP DE VERZOEKEN
Verzoeken die zien op de hack zelf, het Franse opsporingsonderzoek en de JIT-overeenkomst tussen Frankrijk en Nederland
equality of armsen het recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 EVRM.
Verzoeken die zien op (het begin van) onderzoek 26Lemont
anderstrafrechtelijk onderzoek, namelijk een onderzoek gericht - kort gezegd - tegen het bedrijf Encrochat zelf en daaraan gelieerde personen en niet de gebruikers van de Encrochat telefoons, vindt de rechtbank een moeizaam te volgen redenering. Immers, door het OM werd een lijst met concrete opsporingsonderzoeken overgelegd aan de rechter-commissaris waarin een Encrochat telefoon werd gevonden. Daarmee kan niet worden volgehouden dat het onderzoek 26Lemont uitsluitend ziet op het bedrijf Encrochat zelf en gaat de rechtbank ervan uit dat dit onderzoek ook tot doel had het opsporen van strafbare feiten van de gebruikers in gekoppelde onderzoeken. Daarmee is de beschikking van de rechter-commissaris die op 27 maart 2020 is afgegeven ook van belang in deze zaak, de zaak Rockdale 2.
verwerkingvan de data (dataset 26Lemont) in andere onderzoeken in Nederland en de overwegingen die aan die toestemming – onder voorwaarden – ten grondslag hebben gelegen.
- De rechtbank draagt de officier van justitie op om de
- Verder wil de rechtbank van de officier van justitie weten
- Ook wil de rechtbank van de officier van justitie weten of, en zo ja welke, zoektermen (of zoeksleutels) de basis hebben gevormd voor het onderzoek Rockdale (2). Anders geformuleerd: op basis van welke zoektermen is de verdenking ontstaan die tot het onderzoek Rockdale (2) heeft geleid?
Verzoeken die zien op het Unierecht en het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie
verwerkingvan de uit Frankrijk verkregen gegevens door de Nederlandse autoriteiten eveneens het unierecht van toepassing is, overweegt de rechtbank het volgende.
La Quadrature du net) [2] volgt dat er bij de uitleg van deze richtlijnbepaling een onderscheid moet worden gemaakt naar de persoon die de gegevensverwerking uitvoerde. Het Hof legt uit dat “
elke verwerking van persoonsgegevens door aanbieders van elektronische communicatie binnen de werkingssfeer van de richtlijn valt, inclusief de verwerking die het gevolg is van door de overheid aan die aanbieders opgelegde verplichtingen.” [3] Het Hof vervolgt in dat arrest “
Wanneer de lidstaten daarentegen rechtstreeks maatregelen toepassen die inbreuk maken op het beginsel van vertrouwelijkheid van elektronische communicatie, zonder dat zij verwerkingsverplichtingen opleggen aan aanbieders van elektronische communicatiediensten, wordt de bescherming van de gegevens van de betrokken personen niet beheerst door Richtlijn 2002/58, maar uitsluitend door nationaal recht, behoudens de toepassing van richtlijn 2016/680 (..), wat betekent dat de betrokken maatregelen met name in overeenstemming moeten zijn met het nationale constitutionele recht en met de vereisten van het EVRM.” Nu bij de interceptie van de Encrochat data geenszins sprake is geweest van een verwerking van persoonsgegevens door een elektronische communicatiedienst (het ‘bedrijf Encrochat ’ heeft immers geen data van gebruikers aan de Franse of Nederlandse autoriteiten verstrekt), maar van rechtstreekse interceptie van data door de Franse staat (buiten medeweten van het bedrijf om) en verwerking van die gegevens door de Nederlandse autoriteiten, is de rechtbank van oordeel dat deze activiteiten niet vallen onder de werkingssfeer van de richtlijn 2002/58.
13. Het verzoek van de nationale rechter zal de grondslag vormen voor de procedure die zich voor het Hof zal afspelen. Het Hof moet over alle gegevens beschikken om na te kunnen gaan of het bevoegd is om op de gestelde vragen te antwoorden en, indien dit het geval is, om een nuttig antwoord op die vragen te geven. Daarom is het noodzakelijk dat de beslissing om prejudicieel te verwijzen pas wordt genomen wanneer de procedure zo ver is gevorderd dat de verwijzende rechterlijke instantie het feitelijke en het rechtskader van de zaak die aan het hoofdgeding ten grondslag ligt voldoende nauwkeurig kan afbakenen, evenals de rechtsvragen die zij opwerpt.”
Verzoeken die zien op de Encrochat berichten zelf, de identificatie van bepaalde specifieke vermeende gebruikers en het inzien c.q. verkrijgen van de berichten.