3.3Oordeel van de rechtbank
Uitgangspunten ontnemingsprocedure
Een ontnemingsprocedure strekt ertoe dat het voordeel dat een veroordeelde heeft behaald met de door hem gepleegde strafbare feiten ongedaan wordt gemaakt. In ontnemingsprocedures geldt een ‘redelijke bewijslastverdeling’ en van een veroordeelde mag worden gevergd dat hij concreet en gemotiveerd aanvoert dat en waarom de aannames en/of de berekeningsmethode van het Openbaar Ministerie onjuist zijn.Wanneer een veroordeelde de stellingen van het Openbaar Ministerie niet kan weerleggen, omdat de administratie onvoldoende nauwkeurig is vastgelegd, is dat het risico van de veroordeelde en kan dat het Openbaar Ministerie niet worden tegengeworpen. Uiteindelijk moet de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel schatten op basis van wettige bewijsmiddelen. Het gaat er daarbij om dat het voordeel aannemelijk is geworden.
De rechtbank neemt bij de beoordeling van de vordering de volgende maatstaf in acht. Het rapport is een wettig bewijsmiddel, dat zodanig is ingericht dat daarin, onder verwijzing naar of samenvatting van aan de inhoud van andere wettige bewijsmiddelen ontleende gegevens, gevolgtrekkingen zijn gemaakt over de verschillende posten die aan het in het rapport weergegeven wederrechtelijk verkregen voordeel ten grondslag worden gelegd. Geen rechtsregel staat eraan in de weg om de schatting van het wederrechtelijk voordeel uitsluitend op de inhoud van een dergelijk financieel rapport te doen berusten.
De wet geeft de rechter de mogelijkheid om bij het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel kosten in mindering brengen. Dat kan als sprake is van kosten die rechtstreeks in verband staan met het begaan van strafbare feiten en die redelijkerwijs voor aftrek in aanmerking komen. Uit de rechtspraak van de Hoge Raadvolgt dat het daarbij ook gaat om kosten die bespaard zouden zijn geweest als het delict niet zou zijn gepleegd. Dit kunnen ook kosten zijn die niet ten behoeve van de voltooiing van het delict zijn gemaakt en in die zin niet noodzakelijk waren.
Schatting wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] met de handel in verdovende middelen voordeel heeft verkregen. De rechtbank komt tot deze beslissing op grond van de feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen zoals die in het vonnis van 5 juli 2021 in de onderliggende strafzaak zijn opgenomen.
Deals per dag, in- en verkoopprijzen en benzinekosten
De raadsman heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd op het door het Openbaar Ministerie vastgestelde gemiddeld aantal deals per dag, de in- en verkoopprijzen en de benzinekosten. De rechtbank neemt daarom, mede gelet op de inhoud van het rapport, deze aantallen en kosten aan als vaststaand.
Periode
[verdachte] is bij vonnis van 5 juli 2021 veroordeeld voor het medeplegen van de handel in heroïne en cocaïne in de periode van 3 december 2018 tot en met 21 mei 2019.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat zich in de periode vanaf 13 augustus 2018 weliswaar verdachte situaties voordoen, maar dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat dat er reeds vanaf 13 augustus 2018 door veroordeelden wordt gehandeld in verdovende middelen. Dat betekent dat de rechtbank uitgaat van een ontnemingsperiode van 3 december 2018 tot en met 21 mei 2019. De rechtbank verwerpt met de bewezenverklaring van de periode waarin [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in heroïne en cocaïne eveneens het verweer van de raadsman ten aanzien van de periode.
Extrapolatie
Aan de hand van afgeluisterde tap- en OVC-gesprekken en registraties met telefoonnummers van bekende harddrugsgebruikers, in combinatie met afgelegde verklaringen door getuigen, heeft het Openbaar Ministerie berekend wat het gemiddelde aantal deals per dag is geweest, wat de gemiddelde opbrengsten en kosten zijn geweest en welk bedrag aan voordeel de verdachten moeten hebben genoten. De raadsman heeft op geen enkele wijze concreet en gemotiveerd aangevoerd dat en waarom de aannames en/of de berekeningsmethode van het Openbaar Ministerie onjuist zouden zijn. Bij dit soort feiten wordt niet gewerkt met een registratie van het aantal bestellingen, het soort product dat is besteld en de hoeveelheid. Er is geen administratie bijgehouden. Dat komt voor rekening van de veroordeelde. De rechtbank hanteert om die reden bij haar berekening dezelfde methode van extrapolatie als het Openbaar Ministerie.
Pondspondsgewijze toerekening
Het Openbaar Ministerie gaat bij haar berekening uit van een evenredige verdeling van het behaalde voordeel tussen [verdachte] , [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Aan het dossier en het verhandelde ter terechtzitting valt geen indicatie te ontlenen voor de verdeling van de opbrengst. De veroordeelde heeft geen inzicht gegeven in de (onderlinge) verdeling van het behaalde voordeel en ook overigens zijn er geen concrete aanknopingspunten voorhanden voor een afwijkende verdeelsleutel tussen de veroordeelde en zijn mededaders dan op basis van gelijke verdeling. Dit zou slechts anders zijn indien de veroordeelde aannemelijk zou hebben gemaakt dat feitelijk van een andere verdeling moet worden uitgegaan. De rechtbank heeft veroordeelden ter terechtzitting uitgebreid de gelegenheid geboden om te verklaren over de (onderlinge) verdeling van het behaalde voordeel. Veroordeelden hebben zich echter consequent op hun zwijgrecht beroepen. De rechtbank zal daarom het totale wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs toerekenen.
Kosten Opel Corsa
De rechtbank is van oordeel dat de raadsman onvoldoende heeft onderbouwd dat de kosten voor de aankoop van de Opel Corsa ad € 2.400,- (€ 600,- per persoon) in rechtstreeks verband staan met de handel in verdovende middelen. De rechtbank zal daarom deze kosten niet in mindering brengen op het totaalbedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel.
Vakantiedagen
Het Openbaar Ministerie gaat uit van 21 vakantiedagen. De rechtbank vindt dat er uit het dossier geen aanwijzingen voortvloeien waaruit blijkt dat sprake was van vakantieperiodes. Sterker nog, getuige [naam getuige] heeft verklaard dat de veroordeelden 24/7 bereikbaar waren voor de handel in verdovende middelen.De rechtbank zal bij de berekening van het totaal aantal handelsdagen dan ook geen vakantieperiode aftrekken.
De rechtbank komt tot de volgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarbij ontleent de rechtbank haar schatting aan de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen die in de voetnoten worden genoemd.
Berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengst
Deals per dag 23,95
Verkoopprijs per deal € 29,12maal
------------------------
Opbrengst per dag € 697,42
Aantal handelsdagen (3 december 2018 – 21 mei 2019) 170maal
------------------------
Totale opbrengst € 118.561,40
Inkoopkosten
Deals per dag 23,95
Inkoopprijs per deal € 7,99maal
------------------------
Inkoopkosten per dag € 191,36
Aantal handelsdagen (3 december 2018 – 21 mei 2019) 170 maal
------------------------
Totale inkoopkosten € 32.531,20
Benzinekosten
Benzinekosten per dag € 20,00
Aantal handelsdagen (3 december 2018 – 21 mei 2019) 170 maal
------------------------
Totaal benzinekosten € 3.400,-
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Totale opbrengst € 118.561,40
Totale kosten € 35.931,20 min
------------------------
Wederrechtelijk verkregen voordeel (subtotaal) € 82.630,20 :170
Wederrechtelijk verkregen voordeel per dag € 486,06
Pondspondsgewijze toerekening
Aan de hand van de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen die in de voetnoten worden genoemd, stelt de rechtbank vast dat niet iedere veroordeelde in de ontnemingsperiode even actief is geweest.
Met inachtneming van de actieve handelsdagen per veroordeelde komt de rechtbank tot de volgende pondspondsgewijze toerekening:
Periode
Veroordeelden
Totaal voordeel
Voordeel per persoon
03-12-2018 t/m 13-01-2019
(42 dagen)
[verdachte]
[naam 2]
[naam 3]
€ 20.414,52
€ 6.804,84
14-01-2019 t/m 14-02-2019
(32 dagen)
[verdachte]
[naam 2]
[naam 3]
[naam 1]
€ 15.554,03
€ 3.888,51
15-02-2019 t/m 05-03-2019
(19 dagen)
[verdachte]
[naam 3]
[naam 1]
€ 9.235,21
€ 3.078,40
06-03-2019 t/m 23-03-2019
(18 dagen)
[verdachte]
[naam 2]
[naam 3]
[naam 1]
€ 8.749,14
€ 2.187,29
24-03-2019 t/m 26-03-2019
(3 dagen)
[verdachte]
[naam 3]
[naam 1]
€ 1.458,19
€ 486,06
27-03-2019 t/m 01-05-2019
(36 dagen)
[verdachte]
[naam 2]
[naam 3]
[naam 1]
€ 17.498,29
€ 4.374,57
02-05-2019 t/m 20-05-2019
(18 dagen)
[verdachte]
[naam 2]
[naam 3]
€ 8.749,14
€ 2.916,38
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel [verdachte] : € 23.736,05
=========
Verplichting tot betaling
Draagkracht
De rechtbank stelt voorop dat het wettelijk systeem, waarin ligt besloten dat in beginsel de draagkracht aan de orde dient te worden gesteld in de executiefase, meebrengt dat de rechter die moet beslissen op de ontnemingsvordering zich terughoudend moet opstellen bij de toetsing van die draagkracht op het moment van vaststellen van het aan de Staat te betalen bedrag. In het ontnemingsgeding kan de draagkracht alleen dan met vrucht aan de orde worden gesteld indien aanstonds duidelijk is dat de betrokkene op dat moment en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben.
De rechtbank is met inachtneming van dit toetsingskader van oordeel dat niet aanstonds duidelijk is dat veroordeelde nu en in de toekomst een zodanig geringe draagkracht heeft of zal hebben, dat hiermee reeds bij de vaststelling van de betalingsverplichting rekening dient te worden gehouden, mede gelet op de geldende verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van deze betalingsverplichting ingevolge artikel 6:1:22 van het Wetboek van Strafvordering juncto artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht en de leeftijd van veroordeelde, terwijl het Openbaar Ministerie gedurende die termijn onbeperkt uitstel van betaling kan verlenen en betaling in termijnen kan toestaan.
Verbeurdverklaring geldbedrag
In haar vonnis van 5 juli 2021 in de strafzaak tegen [verdachte] heeft de rechtbank een geldbedrag van € 2.350,- verbeurdverklaard. Dit bedrag zal de rechtbank in mindering brengen op de aan [verdachte] op te leggen betalingsverplichting.
Conclusie
De rechtbank bepaalt dat aan de veroordeelde, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting dient te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van (€ 23.736,05 min € 2.350,-)
€ 21.386,05.
=========