Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
RK-nummer: 21/138
the Regional Court in Lublin, Polen en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
- De officier van justitie krijgt de gelegenheid tot uiterlijk 14 mei 2021 schriftelijk te reageren op de na de zitting van 20 april jl. door de verdediging overgelegde producties.
- De verdediging krijgt de gelegenheid te reageren op de reactie van de officier van justitie tot dinsdag 18 mei 2021 12:00 uur. Het gaat daarbij alleen om een reactie op de reactie van de officier van justitie; nadere producties zullen niet worden betrokken in de beraadslagingen en maken geen deel uit van het procesdossier.
- De officier van justitie krijgt vervolgens in tweede termijn de gelegenheid te reageren op de reactie van de verdediging tot woensdag 19 mei om 12:00 uur.
- Het onderzoek ter zitting wordt vervolgens gesloten. Producties die nadien worden ontvangen zullen niet aan het dossier worden toegevoegd.
- De uitspraak wordt gedaan op 25 mei 2021.
2.Ten aanzien van de beslistermijn
3.Identiteit van de opgeëiste persoon
4.Grondslag en inhoud van het EAB
Enforceable warrant on temporary arrest: decision of the District Court Lublin-West in Lublinvan 28 oktober 2020, met kenmerk: III Kp 660/20 (RP I Ds 22.2019).
5.Strafbaarheid
deprivationof freedom) maar van een strafbedreiging met uitsluitend een boete (
fine) of een
restrictionof freedom. Dit geldt voor de feiten III, V, VII, VIII, X, XII en XIV. Voor toepassing van artikel 7, vierde lid (nieuw) OLW is vereist dat de feiten naar het recht van de uitvaardigende en de uitvoerende lidstaat strafbaar zijn en dat daarop
naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf is gesteld. Nu ten aanzien van de feiten III, V, VII, VIII, X, XII en XIV kan worden vastgesteld dat hierop naar Pools recht geen vrijheidsstraf is gesteld, voldoen deze feiten (reeds daarom) niet aan artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, noch aan artikel 7, vierde lid OLW. Naast de weigering voor feit IX dient de overlevering dus ook te worden geweigerd voor de feiten III, V, VII, VIII, X, XII en XIV.
De hoedanigheid van ‘rechterlijke autoriteit’ en artikel 11 OLW juncto artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
- het feit dat er aangiftes gedaan zijn tegen de opgeëiste persoon van smaad en laster door onder anderen de Minister van Justitie;
- de politieke achtergronden van de opgeëiste persoon;
- het onwaarschijnlijk grote aantal zaken;
- het optreden van politie (uitlatingen van de Poolse raadsman dat aan hem kenbaar is gemaakt dat het de bedoeling was om de opgeëiste persoon voorafgaand aan een bepaalde zitting te arresteren teneinde een verstekvonnis uit te lokken) en justitie (het niet of laat uitvoeren van een rechterlijk bevel tot invrijheidsstelling na een vrijspraak, de data waarop procedures die de grondslag vormen voor de voorliggende EAB’s worden gestart, terwijl deze zien op zaken die in een aantal gevallen zeer oude feiten betreffen);
- een en ander in samenhang bezien met het feit dat de opgeëiste persoon heeft gepubliceerd over de echtgenote van de Minister van Justitie en haar vermeende banden met leden van de georganiseerde misdaad.
the District Court in Ostrołęka II Criminal Divisionwaaruit strijd met het
ne-bis-in-idembeginsel zou blijken omdat de opgeëiste persoon voor dezelfde feiten in 2013 zou zijn vrijgesproken. In de uitspraak wordt de opgeëiste persoon veroordeeld tot 2 jaar cel (omdat de recidive wordt geschrapt, een strafvermindering van 6 maanden ten opzichte van de in 2020 in eerste aanleg opgelegde straf). Bovendien heeft één van de drie rechters een
dissenting opiniongegeven. De betreffende rechter schrijft onder andere:
“Het accepteren van een dergelijke beschuldiging en het veroordelen / van wie dan ook / niet alleen de beschuldigde [opgeëiste persoon] zou en is een misbruik van de kant van de rechtbank - waar ik niet mee kan instemmen.”De verdediging stelt hiermee aan te tonen dat de vrees dat de opgeëiste persoon geen eerlijk proces in Polen wacht niet alleen een potentieel gevaar is, maar dat dit gevaar zich in deze zaak in feite al heeft gemanifesteerd. De opgeëiste persoon maakt daarom geen kans meer op een eerlijk proces.
National Council of the Judiciary, ook Neo-KRS genoemd) speelt bij de benoeming van de rechters. De rechter die het EAB heeft ondertekend is in 2018 op voordracht van de KRS benoemd. Mede vanwege de bemoeienissen van de KRS bij de benoeming en de wijze waarop de rechter onder de huidige regering carrière maakt, is zij opgenomen onder nummer 187 op de lijst van OKO Press (een soort journalistieke ‘waakhond’ die misstanden publiceert en archiveert). In dit licht bezien heeft de verdediging gewezen op een op 4 februari 2021 verschenen "
Written comments of the Commissioner for Human Rights in the case of Advance Pharma Sp. z o.o v. Poland (Application no. 1469/20)" waarin, weliswaar specifiek over de benoeming van rechters voor de civiele kamer van de
Supreme Court, beschreven wordt dat die benoemingen in 2018 een flagrante schending van de Poolse wetgeving opleveren. Ook zijn – in ieder geval ten aanzien van twee rechters in de rechtbank in Lublin – tuchtrechtelijke procedures gaande, terwijl de tuchtkamer die in Polen is ingesteld in strijd is met de interim maatregel van het Hof van Justitie EU.
the District Court Lublin-Westterwijl de vermeende feiten zich niet in Lublin hebben afgespeeld. Bij dit parket is de eerder genoemde officier van justitie Ziarkiewicz werkzaam. De rechter die het EAB heeft uitgevaardigd is sinds december 2016 herhaald gedetacheerd vanuit de kantonrechtbank te Lublin naar de Arrondissementsrechtbank te Lublin. Dat een rechter gedetacheerd is, is in de huidige omstandigheden een belangrijke aanwijzing voor concrete zorgen. Immers, via het systeem van detacheren kan invloed worden uitgeoefend op de samenstelling van de straf-kamers.
the Regional Court in Warsaw.De verdediging acht het opmerkelijk dat in het digitale roljournaal de onderliggende zaak midden in de nacht in het systeem is ingevoerd. Ook is gewezen op het feit dat in het roljournaal op 3 februari 2021 een document zichtbaar was, waaruit zou volgen dat op 16 februari 2021 de beslissing tot preventieve hechtenis zou worden genomen. Het EAB is uitgevaardigd door rechter Lubowski; in de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:420) wordt in overweging 5.3.9 verwezen naar een uitspraak van deze rechter, die zich zeer negatief over de Nederlandse justitie heeft uitgelaten.
the District Court in Krakow.De verdediging acht het opvallend dat de officier van justitie te Krakow een kopie van het EAB heeft verstuurd aan het Landelijk Parket, terwijl de begeleidende brief start met de zinsnede “Conform de gemaakte afspraken (....)“. De verdediging werpt de vraag op waarom – gelet op de aard van de verwijten – het Landelijk Parket betrokken wordt. Gesteld is dat de rechter die het EAB heeft uitgevaardigd persoonlijk als benadeelde partij betrokken is in een zaak tegen de opgeëiste persoon. Volgens de opgeëiste persoon zou deze rechter tijdens zittingen hebben aangegeven dat er druk op hem wordt uitgeoefend. Ten aanzien van de gerechtelijke instanties in Krakow is veel bekend over de omstandigheden waaronder het “chilling effect” kan optreden. De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van het vervangen van rechters van de rechtbank en het gerechtshof en het treffen van disciplinaire maatregelen tegen rechters. De voormalige president is ontslagen en tegen haar lopen of hebben disciplinaire maatregelen gelopen. Degene die haar heeft vervangen is een studievriend van Minister Ziobro. Ook is gewezen op de benoeming van de huidige vicevoorzitter van het gerechtshof die tevens tuchtrechter in het tuchtcollege voor de lagere instanties is. Zij is op voorspraak van de Neo-KRS benoemd en uit een overgelegd mediabericht kan worden afgeleid dat via deze rechter in een strafzaak waarbij vooraanstaande PiS-leden betrokken raakten, door zowel de uitvoerende als de wetgevende macht is getracht om invloed uit te oefenen op de zaak. De opgeëiste persoon stelt zich op het standpunt dat in zijn geval een met aan zekerheid grenzend risico bestaat dat de genoemde instrumenten ook in het arrondissement Krakow, Warschau en Lublin worden gebruikt, aldus de verdediging.
(Openbaar Ministerie (Onafhankelijkheid van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit)) [4] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat structurele of fundamentele gebreken er niet toe kunnen leiden dat een uitvoerende autoriteit de hoedanigheid van „uitvaardigende rechterlijke autoriteit” kan ontzeggen aan de rechterlijke instantie die het aanhoudingsbevel heeft uitgevaardigd. Een rechter blijft altijd een rechter en eventuele gebreken ten aanzien van benoemingen maken het toetsingskader niet anders. Het hof is er duidelijk over dat dit niet ter beoordeling staat van de uitvoerende rechterlijke autoriteit.
dissenting opinionheeft gegeven in deze zaak is geen bewijs van een oneerlijk proces. De officier van justitie vat dit op als een aanwijzing dat het zogenoemde “chilling effect” de rechter er kennelijk niet van heeft weerhouden zijn standpunt kenbaar te maken.
Openbaar Ministerie (Onafhankelijkheid van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit)) [7] geoordeeld dat het bestaan van structurele en/of fundamentele gebreken wat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht van Polen betreft die in alle gevallen negatieve gevolgen voor de rechterlijke instanties in Polen kunnen hebben,
hoe ernstig zij ook zijn, op zichzelf niet volstaat om de hoedanigheid van “uitvaardigende rechterlijke autoriteit” in de zin van artikel 6 lid 1, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ aan elke Poolse rechter en rechterlijke instantie te ontzeggen.
naastdeze systemische gebreken er gegevens voorhanden zijn die er toe leiden dat de uitvaardigende autoriteit niet als uitvaardigende rechterlijke autoriteit kan worden beschouwd.
naastdeze systemische gebreken – niet voorhanden zijn. Hierbij overweegt de rechtbank als volgt.
naastde vastgestelde systemische gebreken de conclusie kunnen dragen dat de hoedanigheid van “uitvaardigende rechterlijke autoriteit” in de zin van artikel 6 lid 1, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ aan de betreffende Poolse rechterlijke instanties dient te worden ontzegd. Het verweer wordt verworpen.
national prosecutorondertekend intern document waarin de naam van die opgeëiste persoon werd genoemd. Verder wordt in dit memo benoemd dat als gevolg van (de in) de zaak van de opgeëiste persoon (gestelde prejudiciële vragen) de uitvoering door Nederland van Poolse EAB’s in andere zaken is opgeschort en wordt daarin als reactie daarop, kort gezegd, opgeroepen om gronden tot weigering van de tenuitvoerlegging van Nederlandse EAB’s in te roepen. Dit interne memo is daardoor niet vergelijkbaar met de als productie 38a overgelegde brief van het arrondissementsparket te Ostroleka gericht aan de arrondissementsrechtbank in Ostrowia Mazowiecka in verband met een strafzaak tegen de opgeëiste persoon.
the District Court in Ostrołęka II Criminal Divisionoverweegt de rechtbank dat op basis van deze uitspraak – in samenhang bezien met de eerder als productie 3-V-16A overgelegde vrijspraak van 1 maart 2013 – niet zonder meer geoordeeld kan worden dat sprake is van schending van het
ne-bis-in-idembeginsel en dus dat ten onrechte een strafrechtelijke vervolging tegen de opgeëiste persoon is gestart. De rechtbank merkt hierbij op dat niet is gebleken dat in de procedure eindigend in de uitspraak van 7 april 2021 (noch in de bijbehorende
dissenting opinionvan één van de rechters) over de gestelde schending van het
ne bis in idem-beginsel wordt gesproken. De rechtbank stelt – met de officier van justitie – vast dat de straf bij uitspraak van 7 april 2021 ten gunste van de opgeëiste persoon is aangepast en dat deze zaak geen onderdeel uitmaakt van één van de aanhangige EAB’s. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het feit dat één van de rechters een (scherp geformuleerde)
dissenting opinionbij de uitspraak heeft laten publiceren, geen bewijs is dat sprake is van een oneerlijk proces of van doorwerking van het “chilling effect”. Dat één van de rechters op deze manier zijn afwijkende oordeel kenbaar heeft gemaakt, kan overigens ook gezien worden als aanwijzing voor het tegendeel.
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsartikelen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Lublin, Polen voor zover het EAB betrekking heeft op de feiten III, V, VII, VIII, IX, X, XII en XIV.
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Lublin, Polen, voor zover het EAB betrekking heeft op de feiten I, II, IV, VI, XI en XIII.