ECLI:NL:RBAMS:2021:2606

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
21 mei 2021
Zaaknummer
8625802
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van een onredelijk bezwarend rentewijzigingsbeding in een kredietovereenkomst

In deze zaak hebben eisers, wonende in België, Mahuko Financieringen B.V. aangeklaagd over een kredietovereenkomst die zij in 2002 hebben afgesloten met Unigarant Financiële Diensten B.V., de rechtsopvolger van Mahuko. Eisers vorderen dat de kantonrechter het rentewijzigingsbeding in de overeenkomst vernietigt, omdat zij dit onredelijk bezwarend achten. De procedure begon met een dagvaarding op 26 juni 2020, waarna Mahuko een conclusie van antwoord indiende. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 5 november 2020 bepaald dat de zaak schriftelijk verder zou worden behandeld. De eisers hebben hun vorderingen gebaseerd op de Richtlijn oneerlijke bedingen en diverse jurisprudentie, waarbij zij stellen dat Mahuko geen inzicht heeft gegeven in de factoren die bepalend zijn voor de (her)berekening van de rente.

Mahuko verweert zich door te stellen dat de vordering van eisers is verjaard, omdat zij in het verleden al op de hoogte waren van de rentewijzigingen en nooit eerder hebben verzocht om het wijzigingsbeding ongedaan te maken. De kantonrechter heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van de Brussel I-bis Verordening en geconcludeerd dat de Nederlandse rechter bevoegd is. Vervolgens heeft de kantonrechter het verweer van Mahuko over de verjaring van de vordering besproken. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van eisers is verjaard, omdat zij in het verleden al op de hoogte waren van de rentewijzigingen en geen rechtsvordering tot vernietiging hebben ingesteld. Hierdoor komt de kantonrechter niet toe aan de vraag of het beding onredelijk bezwarend is.

De vorderingen van eisers worden afgewezen en zij worden veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van Mahuko. De uitspraak is gedaan door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, op 20 mei 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8625802 CV EXPL 20-12178
vonnis van: 20 mei 2021
fno.: 47653

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser 1]

2. [eiser 2]

beiden wonende te [woonplaats] (België)
eisers
nader te noemen: [eisers] c.s.
gemachtigde: mr. R.J. Leijssen
t e g e n

Mahuko Financieringen B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Mahuko
gemachtigde: mr. V.H. Affourtit.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[eisers] c.s. hebben op 26 juni 2020 een dagvaarding uitgebracht en betekend aan Mahuko. Daarbij wordt (o.a.) gevorderd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat het rentewijzigingsbeding in een kredietovereenkomst onredelijk bezwarend is en dat de kantonrechter dit beding vernietigt. Mahuko heeft daarop een conclusie van antwoord ingediend. Bij tussenvonnis van 5 november 2020 heeft de kantonrechter beslist dat in de zaak verder schriftelijk zal worden voortgeprocedeerd waarna [eisers] c.s. een conclusie van repliek hebben ingediend, gevolgd door een conclusie van dupliek van Mahuko. Vervolgens heeft de kantonrechter (nader) bepaald dat vonnis gewezen wordt.

UITGANGSPUNTEN

1. De kantonrechter gaat uit van de volgende uitgangspunten en vaststaande feiten.
1.1.
[eisers] c.s. hebben op 24 juli 2002 een Scheepshypotheek (doorlopend kredietovereenkomst met hypothecaire zekerheid)(hierna: de kredietovereenkomst) afgesloten met Unigarant Financiële Diensten B.V.
1.2.
Mahuko is de rechtsopvolger van Unigarant Financiële Diensten B.V.
1.3.
Aan [eisers] c.s. is bij de kredietovereenkomst een doorlopende kredietfaciliteit verstrekt met een kredietlimiet tot een maximumbedrag van € 125.000,00.
1.4.
In de kredietovereenkomst is in artikel 2 bepaald:
‘Kredietnemer zal over het opgenomen deel van de kredietlimiet aan de bank maandelijks rente vergoeden. De bank berekent deze per dag en brengt deze maandelijks in rekening. Het rentepercentage bedraagt thans 0,514%, hetgeen overeenkomt met een effectief kredietvergoedingspercentage van 6,345% op jaarbasis. De rente kan gedurende de looptijd van deze overeenkomst variëren.’
1.5.
In artikel 3 van de kredietovereenkomst is bepaald:
‘Over het opgenomen deel van de kredietlimiet is kredietnemer aan de bank maandelijks tenminste een bedrag aan rente en aflossing verschuldigd dat minimaal gelijk is aan 0,8% van de kredietlimiet, te weten € 1.000,00, hierna te noemen: de maandtermijn.’
1.6.
In artikel 8 van de overeenkomst is bepaald:
‘Kredietnemer kan op elk moment zonder extra kosten vervroegd aflossen.’
1.7.
Tot zekerheid van hetgeen zij verschuldigd zijn of worden aan de bank, hebben [eisers] c.s. aan de bank het recht van hypotheek verstrekt op een pleziervaartuig.
1.8.
In artikel 5.4 van de van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden leenhypotheek/Scheepshypotheek Aflossingsvrij is omtrent de rentewijziging bepaald:
‘( ) De Bank kan het rentepercentage wijzigen. Over wijziging van het rentepercentage wordt kredietnemer op het eerstvolgende rekeningoverzicht geïnformeerd.’
1.9.
In 2003 is de effectieve jaarrente verhoogd naar 6,8%, zo blijkt uit het rekeningoverzicht van 3 februari 2003 dat aan [eisers] c.s. is toegestuurd. Daarbij is vermeld dat de theoretische looptijd 199 maanden bedraagt.
1.10.
Bij brief van 31 juli 2014 hebben [eisers] c.s., naar aanleiding van een gesprek met de bank, geprotesteerd tegen de langere looptijd (een verlenging van drie jaar) en tegen de interestverhoging.
1.11.
Bij brief van 8 augustus 2014 heeft InterBank N.V. op de brief van 31 juli 2014 gereageerd (‘Betreft: uw vraag over de tariefsverhoging per 1 mei 2014’) en er op gewezen dat [eisers] c.s. in het verleden een doorlopend krediet met een variabele rente bij hen hebben afgesloten.
1.12.
Bij brief van 26 maart 2018 heeft InterBank aan [eisers] c.s. bericht dat per 10 april 2018 de rente gewijzigd wordt en dat de rente 0,584% zal bedragen (was eerst 0,533%) bij een effectieve debetrentevoet op jaarbasis van 7,2%. Tevens is daarbij informatie gegeven over de opbouw van de rente aan de hand van diverse onderdelen (fundingskosten, kredietrisico, bankkosten, winstopslag).
1.13.
Per 1 mei 2020 heeft Mahuko de kredietovereenkomst opgezegd omdat Mahuko het product Doorlopend Krediet niet langer wil voeren.
1.14.
Per 30 september 2020 resteerde een schuld van [eisers] c.s. aan Mahuko van € 1.911,94.
1.15.
Met ingang van 7 december 2020 is Mahuko opgehouden te bestaan. Rechtsopvolger onder algemene titel is Interbank N.V.

VORDERING

2. [eisers] c.s. vordert, zoals gewijzigd bij conclusie van repliek, dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
-
primair:voor recht verklaart dat het rentewijzigingsbeding onredelijk bezwarend is in de zin van de algemene voorwaardenregeling [en:] het rentewijzigingsbeding vernietigt en verklaart dat op basis van de renteverhogingen in rekening gebrachte betaalde bedragen onverschuldigd zijn betaald;
- Mahuko veroordeelt om binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis een berekening te overleggen, waaruit volgt welke bedragen ter zake van de renteverhogingen zijn betaald en binnen drie weken na deze berekening gemelde bedragen aan [eisers] c.s. terug te betalen. Een en ander vermeerderd met de wettelijk rente vanaf elke betaling van de teveel betaalde rente tot de dag der terugbetaling;
- een en ander op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag voor elke dag dat Mahuko na drie weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis daarmee in gebreke blijft;
-
subsidiair: voor recht verklaart dat het renteverloop moet worden vastgesteld overeenkomstig hiervoor is aangegeven, en voor recht verklaart dat de overeenkomst aldus moet worden uitgelegd [zo begrijpt de kantonrechter:] dat in plaats van de ‘rente’ de ‘referentierente’ wordt aangehouden die Mahuko gebruikt (te weten een mix van 1-, 2- en 3-maands Euribor) en dat de opslagelementen zoals fundingskosten etc. gelijk blijven aan hetgeen zij bij aanvang van het sluiten van de kredietovereenkomst waren (een en ander overeenkomstig het gestelde in de onderdelen 101 tot en met 104 van de dagvaarding);
- Mahuko gebiedt om binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis een berekening te overleggen van de aldus teveel betaalde rente;
- Mahuko gebiedt om binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis de aldus teveel betaalde rente te vermeerderen met de wettelijke rente van elk teveel betaald bedrag tot de dag der voldoening aan [eisers] c.s. uit te keren, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 voor elke dag dat Mahuko daarmee in gebreke blijft.
3. [eisers] c.s. baseren hun vorderingen op de stelling dat een eenzijdig wijzigingsbeding zoals opgenomen in de desbetreffende kredietovereenkomst, vernietigbaar is vanwege het onredelijk bezwarend karakter ervan. Mahuko heeft destijds geen inzicht gegeven in de factoren die bepalend zijn voor de (her)berekening van de rente. Welke factoren bepalend waren en hoe die bepalend waren – ook in onderling ‘compenserende verhouding – met eventuele maxima of drempels is niet duidelijk gemaakt. [eisers] c.s. hebben gewezen op de Richtlijn oneerlijke bedingen (Richtlijn 93/13 EEG) en op diverse jurisprudentie.

VERWEER

4. Mahuko beroept zich op de verjaring van de vordering van [eisers] c.s. en voorts is zij van mening dat niet sprake is van een onredelijk bezwarend beding ook al omdat [eisers] c.s. steeds kostenloos de overeenkomst konden opzeggen en de lening elders konden herfinancieren. Er is niet sprake van een onverschuldigde betaling, omdat betaald is op grond van een geldig overeengekomen rentewijzigingsbeding.

BEOORDELING

5. Als niet alle partijen in Nederland woonachtig of gevestigd zijn, zoals in deze zaak, moet eerst beoordeeld worden of de Nederlandse rechter bevoegd is om over het geschil te oordelen. De kantonrechter beantwoordt de bevoegdheidsvraag aan de hand van de Verordening nr. 1215/2012 van het Europees parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende (onder meer) de rechterlijke bevoegdheid van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, laatstelijk gewijzigd op 26 november 2014, PbEU 2015, L54 (verder aangeduid als de Brussel I-bis Verordening).
6. Uitgangspunt van deze Verordening is dat gedaagde worden opgeroepen voor de rechter van het land waar zij woonplaats hebben (artikel 4 lid 1 van de Brussel I-bis Verordening). Gedaagde is gevestigd in Nederland. Dit betekent dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt en in deze bevoegd is.
7. Het meest verstrekkende verweer van Mahuko is dat de vordering van [eisers] c.s. verjaard is. Dit verweer zal dan ook al eerste worden besproken.
8. Mahuko stelt dat [eisers] c.s. op een aantal momenten in het verleden (in 2003, 2014, 2018 en 2020) zijn geconfronteerd met of geïnformeerd over een rentewijziging c.q. wijziging van de kredietvergoeding, waarna zij nimmer verzocht hebben het wijzigingsbeding ongedaan te maken zodat zij nu te laat zijn met hun vordering.
9. Uit artikel 3:52 lid 1 onder d BW volgt dat rechtsvorderingen tot vernietiging van een rechtshandeling verjaren drie jaren nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen, aan degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, ten dienste is komen te staan.
10. In artikel 6:235 lid 4 BW is bepaald dat de termijn bedoeld in artikel 3:52 lid 1 onder d BW begint met de aanvang van de dag, volgende op die waarop een beroep op het beding is gedaan.
11. Mahuko heeft voor het eerst in 2003 gebruik gemaakt van haar bevoegdheid op grond van artikel 5.4 van de van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden leenhypotheek/Scheepshypotheek Aflossingsvrij om de hoogte van de kredietvergoeding aan te passen, zoals blijkt uit het rekeningoverzicht van 3 februari 2003 dat aan [eisers] c.s. is toegestuurd. In de jaren daarna, en tot het uitbrengen van de dagvaarding hebben [eisers] c.s. ‘stilgezeten’ althans, buiten een protest in 2014, geen rechtsvordering tot vernietiging van de rechtshandeling (het eenzijdig wijzigen van de rente) ingesteld. De conclusie moet dan ook zijn dat hun vordering is verjaard, aldus Mahuko.
12. [eisers] c.s. hebben gewezen op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 9 juli 2020, SC Raiffeisen Bank SA/JBC – C-698/18 en BRD Groupe Société Générale SA/KC, C-699/18. Uit die uitspraak volgt dat het doeltreffendheidsbeginsel zich er tegen verzet dat er een verjaringstermijn van drie jaar begint te lopen op enig moment ongeacht of de consument op die datum kennis had of redelijkerwijs kon hebben van het oneerlijke karakter van het beding. Dergelijke verjaringsregels maken de uitoefening van de door Richtlijn 93/13 aan de consument verleende rechten uiterst moeilijk, aldus het Hof.
13. In de onderhavige zaak hebben [eisers] c.s. op meerdere momenten na aanvang van de overeenkomst kennis kunnen nemen van de in hun ogen oneerlijke karakter van het beding. Met name in 2014, toen [eisers] c.s. een gesprek met de bank hebben gevoerd en zij in hun brief van 31 juli 2014 naar aanleiding van dit gesprek hebben aangegeven zich ‘belazerd’ te voelen door de bank en de makelaar die hen ‘die formule [hebben] verkocht’, welke formule geleid heeft tot zowel een interest- verhoging als een langere looptijd, hebben [eisers] c.s. kennis gekregen althans kunnen hebben van de gevolgen die het in hun ogen oneerlijke beding jegens hen heeft. Na het gesprek en deze brief heeft Mahuko in haar brief van 8 augustus 2014 nog uiteengezet dat er sprake is van een variabele rente en dat het rentetarief dus ook kon worden verhoogd – wat ook gebeurd is per 1 mei 2014 – en dat een van de oorzaken van de tariefsverhoging is een stijging van het kredietrisico waar [eisers] c.s. dus helemaal geen invloed op hebben.
14. Met Mahuko is de kantonrechter dan ook van oordeel dat door toepassing van de verjaringsregel [eisers] c.s. het uitoefenen van hun rechten niet onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt, waarbij ook nog heeft te gelden dat deze algemene verjaringsregel ook geldt voor andere soorten van vorderingen en in het recht een heel brede werking heeft. De kantonrechter vindt steun voor zijn oordeel o.a. in het arrest van 13 april 2021 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2021:3554.
15. Nu het beroep op verjaring door Mahuko moet worden gehonoreerd, leidt dit ertoe dat de kantonrechter niet toekomt aan de vraag of sprake is van een onredelijk bezwarend beding en of die moet worden vernietigd.
16. De vorderingen van [eisers] c.s. moeten worden afgewezen.
17. Omdat [eisers] c.s. in het ongelijk worden gesteld, worden zij veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van Mahuko.

Beslissing

De kantonrechter:
- wijst af de vorderingen van [eisers] c.s.;
- veroordeelt [eisers] c.s. in de kosten van deze procedure aan de kant van Mahuko, tot op heden begroot op € 83,00 aan griffierecht, kosten dagvaarding €106,47 en salaris gemachtigde (2 punten à € 360,00 zijnde) € 720,00, tezamen derhalve € 909,47;
- veroordeelt [eisers] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van dit vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eisers] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis hebben voldaan en betekening pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
- verklaart de veroordelingen uitvoerbaarheid bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze uitspraak is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2021 in aanwezigheid van de griffier.
de griffier de kantonrechter