Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the District Court in Wrocław(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
Stb. 125 (hierna: de Herimplementatiewet), die op 1 april 2021 in werking is getreden. Daarin is een nieuwe regeling voor de beslistermijn opgenomen. Deze regeling houdt in dat wanneer de rechtbank binnen 90 dagen nog geen uitspraak heeft kunnen doen op het verzoek tot overlevering, zij de beslistermijn alleen nog kan verlengen als de rechtbank in afwachting is van een uitspraak van het Hof van Justitie over prejudiciële vragen (artikel 22, vierde lid, OLW) of als er een onderzoek is ingesteld naar een (mogelijk) reëel gevaar van een schending van de grondrechten zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, OLW (artikel 22, vijfde en zesde lid, OLW).
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
final and binding judgement of the Regional Court for Wrocław-Śródmieścievan 30 oktober 2014 (referentie: V K 493/14).
4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
5.Artikel 6a OLW; beroep op gelijkstelling met een Nederlander
6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW
- het strafrechtelijk onderzoek heeft reeds plaatsgevonden in Polen;
- de opgeëiste persoon is in Polen veroordeeld.
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn;
- de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Hoedanigheid van ‘rechterlijke autoriteit’ en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
the District Court in Wrocławen de eventuele tuchtprocedures waaraan zij zijn onderworpen.
(Openbaar Ministerie (Onafhankelijkheid van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit)) [2] geoordeeld dat het bestaan van structurele en/of fundamentele gebreken wat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht van Polen betreft die in alle gevallen negatieve gevolgen voor de rechterlijke instanties in Polen kunnen hebben, op zichzelf niet volstaat om de hoedanigheid van “uitvaardigende rechterlijke autoriteit” in de zin van artikel 6 lid 1, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ aan elke Poolse rechter en rechterlijke instantie te ontzeggen.
8.Slotsom
9.Toepasselijke wetsbepalingen
10.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Wrocław(Polen).