Op 12 mei 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een verzoek dat dateert van 1 september 2020. Het EAB was uitgevaardigd door het Circuit Court in Lublin, Polen, op 26 februari 2019, en strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die thans gedetineerd is in Nederland.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op verschillende momenten geschorst en verlengd, onder andere vanwege prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. Tijdens de zitting op 30 oktober 2020 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar zijn raadsman en de officier van justitie waren wel aanwezig. De rechtbank heeft de overleveringsdetentie niet geschorst, omdat er een groot vluchtgevaar werd geconstateerd. De behandeling werd hervat op 28 april 2021, waarbij de opgeëiste persoon opnieuw werd bijgestaan door zijn raadsman.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting waarop de uitspraak in hoger beroep werd gedaan. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat uit aanvullende informatie bleek dat de opgeëiste persoon wel degelijk aanwezig was bij de relevante zitting. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren, waardoor de overlevering werd toegestaan.