Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
- het proces-verbaal van de zitting van de enkelvoudige kamer op 17 maart 2021 met daarin opgenomen de gronden tot wraking;
- de schriftelijke reactie van de rechter.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2021 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. J.H.M. van de Ven, een bestuursrechter. Het verzoeker stelde dat de rechter niet had voldaan aan zijn verzoeken om inzage in stukken en dat hij in een nadelige positie was geplaatst ten opzichte van zijn wederpartij. De verzoeker meende dat de rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijkheid in het geding was door de wijze waarop de rechter zijn zaak behandelde. De rechter heeft echter aangegeven dat zijn handelen in overeenstemming was met wat van een onpartijdige en deskundige rechter verwacht mag worden. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond kan zijn voor wraking, zoals ook is vastgesteld in eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het verzoek kennelijk ongegrond was en heeft besloten om het verzoek tot wraking af te wijzen zonder mondelinge behandeling.