ECLI:NL:RBAMS:2021:1677
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek met toepassing van anti-misbruikbepaling
Op 16 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het wrakingsverzoek was ingediend door een besloten vennootschap, vertegenwoordigd door mr. [gemachtigde], tegen de kantonrechter mr. E.J. van der Molen. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een afwijzing van een verzoek om uitstel van een comparitie, die gepland stond op 10 maart 2021. Verzoekster stelde dat de rechter door het ontbreken van een motivering bij de afwijzing de schijn van vooringenomenheid had gewekt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond was, omdat het in wezen gericht was tegen de rechterlijke beslissing zelf, wat volgens de jurisprudentie geen grond voor wraking kan opleveren. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, waarin werd gesteld dat een rechterlijke beslissing als zodanig niet kan leiden tot wraking. Bovendien concludeerde de rechtbank dat het verzoek misbruik van het wrakingsinstrument inhield, wat aanleiding gaf tot toepassing van de anti-misbruikbepaling van artikel 39 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De Wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.