Op 23 februari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker die zich niet eerlijk behandeld voelde in zijn strafzaak. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 februari 2021 en een eerder arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verzoeker had aangegeven dat zijn onderzoekswensen niet waren gehonoreerd en dat hij een eerlijke behandeling van zijn zaak verlangde.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond kan zijn voor wraking, zoals ook is overwogen in een arrest van de Hoge Raad. De wrakingskamer heeft benadrukt dat de rechter op grond van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. De verzoeker had zijn wrakingsverzoek ingediend voordat de rechter een motivering had kunnen geven voor zijn beslissing, waardoor het verzoek kennelijk ongegrond werd verklaard.
De wrakingskamer heeft uiteindelijk besloten het verzoek tot wraking af te wijzen, met de mededeling dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en onderstreept de strikte voorwaarden waaronder een wrakingsverzoek kan worden gehonoreerd.