ECLI:NL:RBAMS:2021:1674

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
C/13/698336 /HA RK 2021-72
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek op grond van rechterlijke beslissing

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 4 maart 2021 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die zich gedaagde voelde in een lopende procedure (zaaknummer C/13/8974329 CV EXPL 21-967). De verzoeker had op 26 januari 2021 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. B. Brokkaar, de kantonrechter die de zaak behandelde. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was omdat hij geen uitstel had verleend voor de conclusie van antwoord, ondanks dat de verzoeker hierom had verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond kan zijn voor wraking, zoals ook is bevestigd in een arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter op basis van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat de objectieve schijn van vooringenomenheid niet voldoende was om het wrakingsverzoek te onderbouwen. De verzoeker had geen bewijs geleverd dat de rechter daadwerkelijk vooringenomen was. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat een mondelinge behandeling niet nodig was. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 26 januari 2021 ingekomen en onder rekestnummer C/13/698336 / HA RK 21/72 ingeschreven verzoek van:
mr. [verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. B. Brokkaar kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
 het verzoekschrift van 26 januari 2021 met bijlagen, inhoudende een wrakingsverzoek.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Bij de rechtbank is een zaak in behandeling waarbij verzoeker gedaagde is (zaak- en rolnummer C/13/8974329 CV EXPL 21-967).
Bij rolbericht van 23 februari 2021 is aan verzoeker meegedeeld dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid om uiterlijk op de rolzitting van 23 februari 2021 te reageren. Voorts is meegedeeld dat op 9 maart 2021 vonnis zal worden gewezen.
2.2.
Verzoeker heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat hij op de rolzitting van 22 januari 2021 per e-mail vier weken uitstel heeft gevraagd om te concluderen voor antwoord en vervolgens op 19 februari 2021 nog eens vier weken uitstel. Op de rolzitting van 23 februari 2021 heeft de rechter dit verzoek buiten beschouwing gelaten. De rechter is daardoor vooringenomen want zij heeft hem zonder enige onderbouwing het recht ontnomen tot het vragen van uitstel.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel. Daarnaast geldt dat ook de objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid grond kan zijn voor wraking.
3.3.
In zijn arrest van 25 september 2018 (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft de Hoge Raad overwogen dat
het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Bij de beantwoording van de vraag of de motivering van een dergelijke (tussen)beslissing getuigt van vooringenomenheid, moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.4.
Het wrakingsverzoek is gegrond op de beslissing om verzoeker geen uitstel te verlenen voor de conclusie van antwoord en de zaak te verwijzen voor vonnis. Een rechterlijke beslissing kan echter geen grond voor wraking opleveren zoals is beslist in het hierboven genoemde arrest. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en P.B. Martens, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.