ECLI:NL:RBAMS:2021:1674
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek op grond van rechterlijke beslissing
In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 4 maart 2021 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die zich gedaagde voelde in een lopende procedure (zaaknummer C/13/8974329 CV EXPL 21-967). De verzoeker had op 26 januari 2021 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. B. Brokkaar, de kantonrechter die de zaak behandelde. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was omdat hij geen uitstel had verleend voor de conclusie van antwoord, ondanks dat de verzoeker hierom had verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond kan zijn voor wraking, zoals ook is bevestigd in een arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter op basis van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat de objectieve schijn van vooringenomenheid niet voldoende was om het wrakingsverzoek te onderbouwen. De verzoeker had geen bewijs geleverd dat de rechter daadwerkelijk vooringenomen was. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat een mondelinge behandeling niet nodig was. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.