ECLI:NL:RBAMS:2021:1531
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de WOZ-waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [straat 1] 150 te Amsterdam. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had in een beschikking van 28 februari 2019 de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 1.266.000. De eiser, eigenaar van de woning, maakte bezwaar tegen deze vaststelling en stelde dat de waarde te hoog was in vergelijking met vergelijkbare woningen in de straat. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond in een uitspraak op bezwaar van 15 januari 2020, waarna de eiser beroep instelde bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 18 februari 2021 is de zaak behandeld. De eiser was aanwezig, terwijl de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door mr. P.E.H.A. Ingenhou. De rechtbank heeft overwogen dat de waarde in het economische verkeer moet worden vastgesteld op basis van de staat van de woning op de waardepeildatum van 1 januari 2018. De eiser betoogde dat de heffingsambtenaar onjuiste vergelijkingsobjecten had gebruikt, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde niet te hoog had vastgesteld en dat de gebruikte vergelijkingsobjecten relevant waren.
De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar terecht het eigen gecorrigeerde verkoopcijfer had gebruikt als uitgangspunt voor de WOZ-waarde. De eiser heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat de aankoopprijs van de woning niet de waarde in het economische verkeer vertegenwoordigt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B. Bosma, griffier.