Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser
GVB Exploitatie B.V.(hierna: GVB),
te Amsterdam
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de rechtmatigheid van de weigering van een WW-uitkering aan een metrobestuurder, die na een incident met een passagier was ontslagen. De eiser, die sinds 1991 in dienst was bij GVB, had op 1 februari 2018 een incident waarbij een passagier met zijn arm tussen de deuren van de metro kwam te zitten. De afdeling Veiligheid van GVB concludeerde dat het ongeval was veroorzaakt door falen van de eiser, die de vertrekprocedure niet correct had nageleefd en het incident niet had gemeld bij de verkeersleiding. GVB vroeg ontbinding van de arbeidsovereenkomst, die door de kantonrechter werd toegewezen, maar niet als ernstig verwijtbaar gekwalificeerd. De rechtbank moest beoordelen of de weigering van de WW-uitkering terecht was, waarbij verweerder stelde dat de eiser verwijtbaar werkloos was geworden. De rechtbank oordeelde dat hoewel er sprake was van verwijtbaar handelen, dit niet voldeed aan de criteria voor een dringende reden voor ontslag. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, herstelde het primaire besluit en bepaalde dat de eiser recht had op uitbetaling van zijn WW-uitkering. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten.