Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
met de uitdrukkelijke aantekening dat GVB (zijn) handelwijze afkeurt, dat ( [appellant] ) daarmee het vertrouwen ernstig (heeft) geschonden en aan de opheffing van de schorsing een laatste waarschuwing wordt verbonden.’
“Ongeveer om 9.16 uur kwam ik aan op de Jan van Galenstraat (richting Gein). Ik halteerde en deed mijn normale afhandeling. (…) Op een gegeven moment sloot ik de deuren. Ik hield mij aan de vertrekprocedure. Ik zag iemand toen in de verte aankomen rennen. Dit terwijl de deuren al gesloten waren. Ik had al een groene lus en het sein stond op groen. Op het moment dat ik optrok, ging hij op de klaptreden staan. Ik ben toen meteen gestopt. Toen is hij er weer voor de 2e keer op gaan staan. Toen ben ik nogmaals gestopt. Daarna is hij er toch weer af gegaan en kon ik weer mijn rit vervolgen.”[appellant] heeft een rijverbod opgelegd gekregen.
“Cliënt vertelde mij dat het incident tijdens de spits, rond 09.15 uur, plaatsvond. (…) Nadat de deuren gesloten waren wilde de passagier in de achterste/laatste treinstel instappen en probeerde hij met zijn handen de deuren te openen. (…) De drukte en de lengte van de metro leidden ertoe dat het zicht op de monitor niet optimaal was, wat er logischerwijs toe leidt dat men meer waarde hecht aan het veiligheidssysteem. Alhoewel cliënt zijn verantwoordelijkheid hierin erkent, meen ik dat het niet opmerkelijk is dat onder deze omstandigheden veel waarde wordt gehecht aan de groen lus. (…) Client is ermee bekend dat verlangd wordt dat de Metrobestuurder op de monitor blijft kijken tot het beeld wegvalt. Hij heeft dit ook gedaan, waarbij hij zag dat de passagier op de treeplank was gaan staan, zoals hij eerder heeft verklaard. Pas toen deze eraf stapte heeft hij geprobeerd weg te rijden. Ondanks de beelden op de monitor heeft hij niet gezien dat de passagier zijn hand (daarna) tussen de deurrubbers had gewrongen. (…)”.
Bevindingen:
- Er is geen aanleiding te twijfelen aan het normaal functioneren van de deuren en van de technische hulpmiddelen die de personenvervoerder zicht geven over het perron gedurende het vertrekproces (noot: de metrocombinatie is direct technisch onderzocht door de afdeling railmaterieel van GVB. Er zijn geen afwijkingen aangetroffen (zie bladzijde 5 van de rapportage).
- Uit de reconstructie blijkt dat de bij het incident betrokken personenvervoerder de passagier bij de achterste deur voor en tijdens het vertrek van de metro heeft moeten kunnen zien.
- De beschrijving van het incident door de personenvervoerder wijkt af van de cameraregistraties. Er stond al vijf seconden een persoon binnen het profiel van vrije ruimte (PVR) van de metro, voordat de metro zich in beweging zette. Daarnaast heeft de passagier niet op de klaptrede gestaan, maar zat vastgeklemd tussen de deuren.
- (…)
- Het ongeval is veroorzaakt door menselijk falen van de personenvervoerder van de 50-09. Hij heeft via de trein-TV-monitor onbelemmerd zicht kunnen hebben op de tussen de deuren ingeklemde reiziger. Hij is vertrokken terwijl een reiziger zich al vijf seconden binnen het profiel van de vrije ruimte bevond. Hij heeft gedurende vier seconden de metro laten rijden, terwijl de passagier tussen de deuren geklemd zat.
- De personenvervoerder heeft door het niet correct toepassen van de vertrekprocedure een reiziger in gevaar gebracht.
- Wanneer zich bij het vertrek van een metro vanaf een halte een incident voordoet waarbij de veiligheid van een persoon in gevaar is geweest, dan dient de personenvervoerder dit incident te melden bij de verkeersleiding.
- De personenvervoerder heeft het incident niet zelf bij de verkeersleiding gemeld.”
Vastgesteld moet echter worden dat de heer [appellant] zich op 8 februari 2018 niet heeft gehouden aan de vertrekprocedure. De verklaring van de heer [appellant] is in de transcriptie tussen het gesprek van hem en de verkeersleider, kort na het incident, dat de reiziger op de klaptrede had gestaan en dat hij weer optrok tegenstrijdig met wat is onderzocht in de toedracht-analyse en de andere verklaringen van de reiziger. Het is weliswaar merkwaardig dat er een groene lus werd gegeven terwijl er een arm tussen de deur zat, maar dat betekent dus niet dat de heer [appellant] er op mocht vertrouwen dat hij weg kon rijden. De geldende vertrekprocedure is immers dat de metro bestuurder op de monitor moet kijken of hij veilig weg kan rijden en er zich geen reiziger in de PVR bevindt. Als het al zo was dat de heer [appellant] niet goed kon zien op de monitor of het veilig was, dan had hij er volgens de vertrekprocedure voor moeten zorgen dat hij dat wel kon zien, bijvoorbeeld door het raampje open te draaien en daar doorheen te kijken. De arm van de reiziger zat 5 seconden tussen de deur voordat de heer [appellant] ging rijden. De commissie begrijpt niet hoe hij dat heeft kunnen missen. Daarnaast is het absoluut niet goed te praten dat de heer [appellant] het incident niet heeft gemeld bij de verkeersleiding en hij later heeft geprobeerd om het onder de mat te schuiven. Ook in de situatie dat de reiziger op de traptrede was gaan staan (dat is wat de heer [appellant] heeft verklaard) had de heer [appellant] dat moeten melden. De heer [appellant] laat verder op geen enkele manier blijken dat hij het betreurt en lering uit het gebeurde trekt.”