ECLI:NL:RBAMS:2020:6984

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
20/008122
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbeslagname van coloursjas van de Hells Angels Motor Club in het kader van een noodbevel

In deze zaak gaat het om de inbeslagname van een full colours jas van de Hells Angels Motorcycle Club (HAMC) door de politie op 13 juni 2020. Klager, die de jas droeg, werd aangesproken op basis van een noodbevel van de burgemeester van Amsterdam, dat het zichtbaar dragen van clubkleding verbood. Klager weigerde de jas uit te trekken en werd daarop aangehouden. De jas werd in beslag genomen op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht. Klager heeft een klaagschrift ingediend om de teruggave van de jas te verzoeken, stellende dat de HAMC ten tijde van de inbeslagname niet verboden was en dat de inbeslagname onterecht was.

De rechtbank heeft op 15 december 2020 de klager, zijn raadsman en de officier van justitie gehoord. De raadsman voerde aan dat de inbeslagname niet gerechtvaardigd was, omdat de HAMC niet verboden was en dat de burgemeester niet zomaar een noodbevel kon uitvaardigen zonder voldoende onderbouwing. Het Openbaar Ministerie verzet zich tegen de teruggave, stellende dat het belang van de strafvordering zich daartegen verzet, omdat de jas vatbaar is voor verbeurdverklaring.

De rechtbank oordeelt dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de jas. De rechtbank stelt vast dat er aanwijzingen zijn dat klager het verbod op het zichtbaar dragen van de jas heeft overtreden. De rechtbank concludeert dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later zal oordelen dat de jas verbeurd moet worden verklaard. Daarom wordt het beklag ongegrond verklaard en blijft de inbeslagname van de jas in stand.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/154767-20
RK: 20/008122
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1954 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres: [adres verdachte] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman mr. R. van Leusden,
Cleerdin & Hamer Advocaten, Van der Helstplein 3, 1072 PH Amsterdam,
klager, tevens beslagene.

Procesgang

Het klaagschrift is op 28 september 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft klager, zijn raadsman en de officier van justitie mr. R. Leuven op 15 december 2020 in openbare raadkamer gehoord.

Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het in beslag genomen voorwerp, te weten: een full colours jas van de Nederlandse afdeling van de Hell’s Angels Motorcycle Club (HAMC).
De raadsman van klager heeft - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Klager is op 13 juni 2020 door de politie op grond van het door de burgemeester van Amsterdam uitgevaardigde noodbevel van 12 juni 2020 gesommeerd zijn full colours jas uit te trekken, hetgeen klager heeft geweigerd, waarna klager is aangehouden op grond van overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de jas in beslag is genomen. Het is echter hoogst onaannemelijk dat de jas later door de strafrechter aan het verkeer zal worden onttrokken, aangezien HAMC ten tijde van de inbeslagname en ook momenteel niet is verboden. De Nederlandse afdeling van HAMC is bij beschikking van 29 mei 2019 van de rechtbank Midden-Nederland verboden en ontbonden en deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Tegen de beslissing van rechtbank Midden-Nederland is echter hoger beroep ingesteld, waarbij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij tussenuitspraak van 28 januari 2020 de werking van de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland en de uitvoerbaarheid bij voorraad van die beslissing heeft uitgesteld in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep. Aangezien HAMC niet verboden, is het bezit van een full colours jas van HAMC ook niet in strijd met de wet of een algemeen belang.
Een noodbevel dient naar behoren onderbouwd te worden, waarbij niet kan worden volstaan met verwijzing naar een civiel verbod, zoals in onderhavig noodbevel is gedaan.
De full colours jas van [naam] is na inbeslagname weer aan hem teruggegeven door het Openbaar Ministerie. Op grond van het gelijkheidsbeginsel dient de jas van klager ook teruggegeven te worden.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, omdat het Openbaar Ministerie de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van de jas zal vorderen. Klager heeft zich immers niet gehouden aan het toen geldende noodbevel, inhoudende een verbod op zichtbaar dragen van de in beslag genomen jas. HAMC is verboden op grond van de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Daaraan wordt niet afgedaan door de tussenuitspraak van het Hof. Of het verbod van HAMC uitvoerbaar bij vonnis is, doet ook niet af aan de legitimiteit van het noodbevel, dat immers een bestuurlijke maatregel op grond van onder meer de Gemeentewet en/of de APV betreft. De burgemeester heeft immers een eigen bevoegdheid tot de inzet van maatregelen in geval van vrees voor ernstige verstoring van de openbare orde. Bij het geven van het noodbevel lijkt de burgemeester het noodbevel te hebben gebaseerd op feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland tot het verbieden van HAMC. Dat staat de burgemeester vrij. Uitvoerbaarheid bij voorraad of onherroepelijkheid van die beslissing is daarbij niet vereist en hoeft ook niet door de burgemeester te worden afgewacht bij dreigende ordeverstoring. Vragen betreffende de legitimiteit van het noodbevel dienen bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak aan de orde te komen en niet bij deze beklagprocedure waarbij immers slechts summier wordt getoetst.
Gelet op het voorgaande dient de teruggave van de jas aan [naam] te worden aangemerkt als een fout van het Openbaar Ministerie. Het gelijkheidsbeginsel noopt niet tot opzettelijke herhaling van een fout.

De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 13 juni 2020 is de full colour jas van de HAMC op de voet van artikel 94 Sv onder klager in beslag genomen.
Klager wordt – kort gezegd – verdacht van overtreding van het op 12 juni 2020 door de burgemeester van Amsterdam aan de Hell’s Angels Amsterdam uitgegeven noodbevel, inhoudende dat het verboden is om full colours clubkleding zichtbaar te dragen, welk bevel gold van vrijdag 12 juni 2020 om 00:00 uur tot zondag 14 juni 2020 om 00:00 uur.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechtbank niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven (Hoge Raad 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en
zo neen,
b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een
ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden
beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomene kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, met betrekking tot het voorwerp de verbeurdverklaring zal uitspreken of onttrekking aan het verkeer zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art 552f Sv.
In het onderhavig geval is sprake van een voorwerp dat volgens het Openbaar Ministerie vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank dient in dit geval te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal opleggen.
Overeenkomstig de beslissing van de rechtbank Den Haag van 3 november 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:10998) in een soortgelijke zaak, komt de rechtbank tot de volgende oordelen. De burgemeester van Amsterdam heeft op grond van artikel 172 van de Gemeentewet een colourverbod gegeven. Nu er aanwijzingen zijn dat klager dit verbod heeft overtreden door zijn full colours jas van HAMC op 13 juni 2020 zichtbaar te dragen binnen de gemeente Amsterdam is de jas vatbaar voor inbeslagname en verbeurdverklaring. De omstandigheid dat de beslissing tot het verbod op HAMC niet (langer) uitvoerbaar bij vonnis/niet onherroepelijk is, geeft onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat het noodbevel onrechtmatig is. Het noodbevel is immers gebaseerd op artikel 172 van de Gemeentewet en de toepassing van die zelfstandige bevoegdheid is niet afhankelijk van de onherroepelijkheid van de uitspraak van de rechter waarbij HAMC is verboden. Bij de beoordeling van de vraag of er ernstige vrees bestaat voor verstoring van de openbare orde, kan de burgemeester betekenis hechten aan een desbetreffende rechterlijke uitspraak, ook wanneer deze niet onherroepelijk is. De beoordeling van het verweer dat het burgemeestersbevel onrechtmatig is gegeven, is voorts bij uitstek aan de zittingsrechter.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is het dan ook niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het in beslag genomen voorwerp verbeurd zal verklaren.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag dient daarom ongegrond verklaard te worden.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door
mr. P.L.C.M. Ficq, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2020.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.