ECLI:NL:RBDHA:2020:10998

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
20/1540
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op No Surrender-hesje en de rechtmatigheid van het burgemeestersbevel

Op 3 november 2020 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een motorrijder van de motorclub No Surrender klaagde tegen de inbeslagname van zijn hesje. Het hesje was in beslag genomen omdat de klager werd verdacht van het niet naleven van een bevel van de burgemeester van Den Haag, dat was gegeven op basis van artikel 172 van de Gemeentewet, waarin een colorverbod voor motorrijders van No Surrender was ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het hesje in beginsel vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat het aan de klager toebehoort en er aanwijzingen zijn dat het hesje is gebruikt bij het plegen van een strafbaar feit, namelijk de overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank behandelde het beklag op 13 oktober 2020, waarbij de klager niet aanwezig was, maar zijn advocaat en de officier van justitie wel. De klager stelde dat hij rechtmatige eigenaar van het hesje was en dat er geen strafvorderlijk belang meer was om het beslag te handhaven. De officier van justitie betoogde echter dat het bevel van de burgemeester rechtmatig was en dat er een acute situatie was die het bevel rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat het niet onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later het hesje verbeurd zal verklaren, en dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag.

De rechtbank verklaarde het beklag ongegrond, waarbij zij opmerkte dat de beoordeling van de rechtmatigheid van het burgemeestersbevel aan de zittingsrechter is voorbehouden. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft en dat de beklagrechter niet kan vooruitlopen op de uitkomst van de hoofdzaak. De beslissing werd genomen door mr. H.P.M. Meskers, rechter, in aanwezigheid van mr. P.B. Vos, griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Raadkamernummer: 20/1540
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van zijn advocaat
mr. M.A.W. Nillesen,
adres: [adres] .

Inleiding

Het beklag strekt tot teruggave van een No Surrender-hesje.
Tegen klager is de verdenking gerezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het niet voldoen aan een bevel of vordering, als bedoeld in artikel184 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waarna het hesje in beslag is genomen.

De procedure in raadkamer

De rechtbank heeft dit beklag op 13 oktober 2020 in raadkamer behandeld en heeft kennis genomen van (een deel van) het strafdossier met registratienummer 2020127234.
Klager is - hoewel daartoe goed opgeroepen - niet verschenen. Aanwezig was zijn advocaat, mr. K. Elema, kantoorgenoot van mr. Schoolderman.
Tevens is de officier van justitie mr. M.L. Groeneveld gehoord.

Het standpunt van klager

Klager heeft zich het klaagschrift naar voren gebracht dat het inbeslaggenomen hesje hem toebehoort, hij als rechtmatige eigenaar geldt en nooit afstand heeft gedaan van dit hesje. Aan het Openbaar Ministerie is eerder verzocht tot teruggave en ervoor zorg te dragen dat het hesje niet wordt vernietigd. Het hesje is niet teruggeven. Er bestaat geen strafvorderlijk belang meer om de voortduring van de inbeslagname te rechtvaardigen.
In raadkamer heeft verzoeker zich op het standpunt gesteld dat hij geen strafbaar feit heeft gepleegd. Hij zou zich niet hebben gehouden aan een bevel van de burgemeester van Den Haag ex artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet, inhoudende een colorverbod voor de motorrijders van No Surrender. De burgemeester was echter niet bevoegd de lichte bevelsbevoegdheid als bedoeld in deze wettelijke bepaling in te zetten, omdat aan de vereisten daarvoor niet was voldaan. Niet valt in te zien waarom sprake zou zijn geweest van een zodanig ernstige inbreuk op orde en rust of de ernstige vrees daarvoor, dat niet meer van een aanvaardbaar niveau daarvan kan worden gesproken. Niet concreet is gemotiveerd dat in de gegeven situatie sprake was van een acuut gevaar door het dragen van de hesjes. In dit verband heeft klager verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2814. Daar komt bij dat de burgemeester ervan is uitgegaan dat No Surrender een verboden Outlaw Motorcycle Gang (OMG) betreft, op grond waarvan het bevel is afgegeven. De desbetreffende rechterlijke uitspraak is niet onherroepelijk. Nu de inzet van de bevoegdheid van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet onrechtmatig is geweest, is niet-naleving van artikel 184 Sr niet strafbaar.
Subsidiair heeft klager aangevoerd dat hij van vijf andere leden van No Surrender in Den Haag had vernomen dat deze de politie aldaar hadden gesproken en dat volgens de politie de colors mochten worden gedragen. Klager mocht er dan ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij zijn hesje mocht dragen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt de burgemeester een rechtmatig bevel heeft gegeven. Er was sprake van een acute situatie die het afgeven van het bevel rechtvaardigde. Van een gerechtvaardigd vertrouwen dat het hesje gedragen mocht worden kan geen sprake zijn, omdat is vertrouwd op een mededeling van andere motorrijders, niet van de politie zelf, die een dergelijke mededeling niet heeft gedaan. Het hesje is vatbaar voor verbeurdverklaring en het Openbaar Ministerie is voornemens in de strafzaak deze verbeurdverklaring te vorderen. Het klaagschrift moet daarom ongegrond worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
Klager maakte deel uit van een groep van rond de twintig motorrijders van No Surrender die op 5 mei 2020 vanaf een parkeerplaats langs de A2 naar Den Haag is gereden om daar een ziek jongetje te bezoeken. Nadat de motorrijders eerder door de burgemeester van Zaltbommel met een bevel ex artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet te kennen is gegeven dat het verboden was in colors door zijn gemeente te rijden, heeft ook de burgemeester van Den Haag met gebruikmaking van de lichte bevelsbevoegdheid hen verboden in colors door zijn gemeente te rijden. Klager is daarop wegens overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht aangehouden, waarbij het door hem gedragen hesje van No Surrender ex artikel 94 Sv in beslag is genomen.
Het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv heeft een summier karakter. Dat betekent dat van de beklagrechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak te treden.
Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de strafzaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de strafzaak te geven oordeel.
Het hesje is in beginsel vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het aan klager toebehoort en er aanwijzingen zijn dat met behulp daarvan een strafbaar feit is gepleegd, te weten overtreding van artikel 184 Sr.
De beoordeling van het verweer dat het burgemeestersbevel onrechtmatig is gegeven, is bij uitstek aan de zittingsrechter. Met de beantwoording van de vraag of er sprake was van een situatie die ingrijpen van de burgemeester rechtvaardigde, zou de beklagrechter vooruitlopen op de mogelijke uitkomst van de strafzaak. Uit het dossier is af te leiden dat het bevel is gebaseerd op de notitie Handhaving colorverbod OMG’s van 10 oktober 2019. In deze notitie worden naar aanleiding van het rechterlijke verbod van een aantal OMG’s -waaronder No Surrender - waarvan de werkzaamheid in strijd is bevonden met de openbare orde, de bestuurlijke handhavingsmogelijkheden van het colorverbod besproken. Ten aanzien van de handhaving op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet wordt vermeld dat de lichte bevelsbevoegdheid van deze bepaling slechts mag worden gebruikt in de onmiddellijkheidssituatie. Er moet zich volgens de notitie plotsklaps een actuele en concrete dan wel ernstig dreigende verstoring van de openbare orde voordoen.
Het strafdossier vermeldt niet expliciet welke specifieke feiten en omstandigheden de burgemeester aan zijn bevel ten grondslag heeft gelegd. Het strafdossier kan op dit punt echter nog worden aangevuld. Volgens de genoemde notitie leent artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet zich minder goed om op te treden tegen bijvoorbeeld een enkele solistische motorrijder met colors op straat omdat dan minder eenvoudig kan worden aangetoond dat daadwerkelijk sprake is van een ernstige dreiging van verstoring van de openbare orde.
De lichte bevelsbevoegdheid is met name toepasbaar in geval van (spontane) ride outs, aldus de notitie. De rechtbank neemt aan dat de burgemeester laatstbedoelde situatie hier aan de orde heeft geacht. Uitgaande van het intimiderende effect dat het optreden heeft van een groep motorrijders in hesjes van No Surrender (zie hierover de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 juni 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:2445, rechtsoverweging 3.25), is het niet zonneklaar dat de strafrechter tot het oordeel zal komen dat het burgemeestersbevel onbevoegd is gegeven. Dat de rechterlijke uitspraak waarbij No Surrender is verboden niet onherroepelijk is, maakt dit niet anders. Bij beoordeling van de vraag of er ernstige vrees bestaat voor verstoring van de openbare orde kan de burgemeester betekenis hechten aan een desbetreffende rechterlijke uitspraak, ook wanneer deze niet onherroepelijk is.
Van een bij klager gewekt gerechtvaardigd vertrouwen dat hij zijn hesje mocht dragen is op het eerste oog geen sprake, nu hij dit niet op gezag van de politie maar op grond van een mededeling van andere motorrijders zou hebben aangenomen. Uit het dossier blijkt niet dat de politie een dergelijke uitlating heeft gedaan.
De rechtbank acht het, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, het No Surrender-hesje verbeurd zal verklaren. Het belang van strafvordering verzet zich derhalve tegen opheffing van het beslag, zodat het beklag ongegrond moet worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. H.P.M. Meskers, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. P.B. Vos, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 november 2020.