ECLI:NL:RBAMS:2020:6811
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter-commissaris in een strafzaak
Op 26 november 2020 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verdachte in een strafzaak. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.P.M. Balemans, stelde dat de rechter-commissaris, mr. H.J. Fehmers, in strijd had gehandeld met het verdedigingsbelang door getuigen niet aansluitend te horen. Dit zou de objectieve schijn van partijdigheid hebben gewekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter niet in de wraking berustte en dat het verzoek was ingediend op 23 november 2020, met als onderbouwing dat de rechter de planning belangrijker achtte dan het belang van de verdediging.
De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat de gronden voor wraking van een rechter regelt. De rechtbank benadrukte dat een rechter op grond van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. De rechtbank citeerde ook een arrest van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat een rechterlijke (tussen)beslissing op zich geen grond kan vormen voor wraking. De wrakingskamer kan niet oordelen over de juistheid van de beslissing van de rechter, maar alleen over de schijn van vooringenomenheid.
In dit geval heeft de rechtbank geconcludeerd dat verzoeker geen valide gronden had aangevoerd die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De beslissing om het verhoor van de getuigen niet aan te houden, omdat één getuige verhinderd was, werd niet als een grond voor wraking beschouwd. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking daarom kennelijk ongegrond verklaard en een mondelinge behandeling achterwege gelaten.