Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1. [eisers 1] ,
eisers,
gedaagde,
1.1. De procedure
- de dagvaarding van 9 april 2019, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties.
2.De feiten
artikel 6: OpzeggenNaast bovengenoemde gevallen van onmiddellijke opeisbaarheid zijn zowel Kredietnemer
U ontvangt een vergoeding
3.Het geschil
a)
primair: restitutie van de door [eisers 1] c.s. onverschuldigd betaalde rente aan Ribank (ex artikel 6:238 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) contra proferentem op grond van de relevante bepalingen uit de door [eisers 1] c.s. ontvangen kredietovereenkomst en algemene voorwaarden) bestaande uit het verschil van de door [eisers 1] c.s. aan Ribank betaalde rente vanaf 15 april 2008 en de rente die [eisers 1] c.s. verschuldigd zou zijn indien door Ribank het (variabele) 1-maands Euribortarief gedurende de hele looptijd van de kredietovereenkomst was gehanteerd en dit (variabele) 1-maands Euribortarief gedurende de hele looptijd van de kredietovereenkomst, telkens vermeerderd zou zijn met het opslagpercentage aan [eisers 1] c.s. ten tijde van het 1-maands Euribortarief bij het afsluiten van de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente over dit verschil telkens vanaf het moment dat [eisers 1] c.s. de rente aan Ribank verschuldigd was tot op de dag der algehele voldoening, tot een maximum van
€ 25.000,-;
b)
subsidiair: restitutie van de onverschuldigd betaalde rente op dezelfde grond als genoemd onder a) met dit verschil dat het gaat om het verschil tussen de betaalde rente en het (variabele) 1-maands Euribortarief en de (variabele) liquiditeitsopslagen, tot een maximum van € 25.000,-;
c)
meer subsidiair: restitutie van de onverschuldigd betaalde rente die ex artikel 6:248 lid 1 BW op grond van een redelijke en billijke uitleg (van de relevante bepalingen uit de door [eisers 1] c.s. ontvangen kredietovereenkomst en algemene voorwaarden), berekend op dezelfde wijze als weergegeven onder a), tot een maximum van € 25.000,-;
d)
nog meer subsidiair: restitutie van de onverschuldigd betaalde rente op de onder c) weergegeven grond, berekend op de wijze als weergegeven onder b), tot een maximum van € 25.000,-;
e)
uiterst subsidiair: de kantonrechter oordeelt zoals hij in goede justitie zal vermenen te behoren;
f)
in alle gevallen: betaling van de buitengerechtelijke kosten;
g)
in alle gevallen:betaling van de proceskosten.
3.3. Ribank voert verweer.
4.De beoordeling
Contractsoverneming
a. de financieringskosten (ook wel de funding costs of fundingkosten genoemd);
b. een opslag voor kosten van de bedrijfsvoering;
c. een opslag voor het risico dat een bepaalde kredietnemer het opgenomen doorlopend krediet niet aflost (ook wel kortweg de risico-opslag genoemd);
d. provisiekosten die worden afgedragen aan tussenpersonen;
e. de winstmarge.
“b) Punt j) staat niet in de weg aan bedingen waarbij de leverancier van financiële
Onduidelijkheid van het wijzigingsbeding
‘een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument’(hierna kortweg aan te duiden als:
een gemiddelde consument) voldoende duidelijk was, in die zin dat hij ook de economische gevolgen van het beding ten tijde van de contractsluiting kon inschatten. Daarbij speelt ook een rol de onder 4.9 aangehaalde bepaling van de ‘indicatieve lijst’, behorend bij Richtlijn 93/13/EEG.
de gemiddelde consumentals uitgangspunt moeten worden genomen. Verder is in de parlementaire geschiedenis van afdeling 6.5.3 BW opgemerkt dat een wijzigingsbevoegdheid in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid moet worden uitgeoefend (MvA I Inv, Parl. Gesch. Boek 6 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1684).
Indien dat niet het geval is zullen de vorderingen van [eisers 1] c.s. onder C en D eveneens worden afgewezen, aangezien de kantonrechter reeds in 4.15 heeft overwogen dat een koppeling van de kredietvergoeding aan het 1-maands Euribortarief (eventueel inclusief liquiditeitsopslag) een niet te volgen uitleg is van het beding. Ook de beperkende (of aanvullende) werking van de redelijkheid en billijkheid biedt geen grondslag voor het aansluiten bij het 1-maands Euribortarief.
5.De beslissing
vrijdag 14 februari 2020teneinde [eisers 1] c.s. in de gelegenheid te stellen een akte te nemen als bedoeld onder 4.20, daarna antwoordakte Ribank;