Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Vonnis van de kantonrechter
[eiser sub 1],
[eiser sub 2],
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- de dagvaarding van 22 februari 2019, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten en omstandigheden
“Artikel 3. Kredietvergoeding (...)b) De kredietvergoeding wordt van dag tot dag berekend over het uitstaande saldo en kan door Kredietgever, met inachtneming van de krachtens de Wet geldende maxima, worden gewijzigd. Kredietgever zal Client van iedere wijziging schriftelijk in kennis stellen.”
“Tarieven Doorlopend KredietHet tarief dat u betaalt is afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden, zoals bijvoorbeeld uw inkomsten en vaste lasten, de hoogte van uw kredietlimiet en van de rentestand op dat moment. Zodra die rentestand verandert, verandert
Vordering en verweer
primair
A. tot restitutie van de door [eiser sub 1] c.s onverschuldigd betaalde rente aan Eurofintus (ex art. 6:238 lid 2 Burgerlijk wetboek (BW) contra proferentem op grond van de relevante bepalingen uit de door [eiser sub 1] ontvangen Algemene Voorwaarden en Prospectus) bestaande uit het verschil van de door [eisers] aan Eurofintus betaalde rente vanaf 19 juni 2008 tot het beëindigen van de kredietovereenkomst en de rente die door [eisers] verschuldigd zouden zijn indien door Eurofintus het (variabele) 1-maands Euribortarief gedurende de hele looptijd van de kredietovereenkomst was gehanteerd en dit (variabele) 1-maands Euribortarief gedurende de hele looptijd van de kredietovereenkomst, telkens vermeerderd zou zijn met het opslagpercentage aan [eisers] ten tijde van het 1-maands Euribortarief bij het afsluiten van de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente over dit verschil telkens vanaf het moment dat [eiser sub 1] de rentes aan Eurofintus Financieringen B.V. verschuldigd was tot op de dag der algehele voldoening (met een maximum van EUR 25.000);
subsidiair
B. tot restitutie op dezelfde grond als onder A genoemd, met dit verschil dat het gaat om het verschil tussen de betaalde rente en het (variabele) 1-maands Euribortarief en de (variabele) liquiditeitsopslagen
meer subsidiair
C. tot restitutie van de door [eiser sub 1] onverschuldigd betaalde rente aan Eurofintus Financieringen B.V. die ex art. 6:248 lid 1 BW op grond van een redelijke en billijke uitleg (van de relevante bepalingen uit de door [eiser sub 1] ontvangen Algemene Voorwaarden en Prospectus) berekend op de wijze als weergegeven onder A
D. tot restitutie op de grond als weergegeven onder C, berekend op de wijze als weergegeven onder B.
uiterst subsidiair
E. te oordelen zoals de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
voor zowel de vorderingen onder A, B, C, D en E
F. Eurofintus Financieringen B.V. te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten;
G. Eurofintus Financieringen B.V. te veroordelen in de kosten en nakosten van dit geding.
Beoordeling
Gelet op de inhoud van de aan [eisers] verstrekte Prospectus heeft als uitgangspunt te gelden dat het rentetarief onlosmakelijk gekoppeld is aan een externe rentevoet. [eiser sub 1] heeft op grond van de Prospectus mogen verwachten dat Eurofintus bij de aan hem in rekening te brengen rente de rentestand (lees: het tarief van de 1-maands Euribor) zou volgen. Op grond van de contra proferentem-regel ex artikel 6:238 lid 2 BW kan in het midden blijven of dit de enige mogelijke lezing is of dat er ook andere mogelijke lezingen denkbaar zijn, nu op grond van genoemde wetsbepaling de voor [eisers] meest gunstige redelijke lezing prevaleert, aldus [eisers]
Tegenover de onzekerheid met betrekking tot de looptijd van de kredietverstrekking staat dat de kredietverlener de kredietrente mag aanpassen ingeval er voor de kredietvergoeding relevante ontwikkelingen zijn. De economische ratio is duidelijk vastgelegd in Europese en nationale regelgeving. De wetgever heeft in de wetsgeschiedenis verschillende componenten genoemd waaruit de kredietvergoeding is opgebouwd, welke ook terug te vinden zijn op de website van Interbank N.V., de moedermaatschappij van Eurofintus, te weten
a. de financieringskosten (ook wel de funding costs of fundingkosten genoemd);
b. een opslag voor kosten van de bedrijfsvoering;
c. een opslag voor het risico dat een bepaalde kredietnemer het opgenomen doorlopend krediet niet aflost (ook wel kortweg de risico-opslag genoemd);
d. provisiekosten die worden afgedragen aan tussenpersonen;
e. de winstmarge.
“Bij een overeenkomst als bedoeld in de artikelen 236 en 237 moeten de bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Bij twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de wederpartij gunstigste uitleg.”
‘j) de verkoper te machtigen zonder geldige, in de overeenkomst vermelde reden eenzijdig de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen;
b) Punt j) staat niet in de weg aan bedingen waarbij de leverancier van financiële diensten zich het recht voorbehoudt de door of aan de consument te betalen rentevoet of het bedrag van alle andere op de financiële diensten betrekking hebbende lasten bij geldige reden zonder opzegtermijn te wijzigen, mits
Dat betekent dat zich hier niet de situatie voordoet dat er verschillende mogelijke uitleggingen zijn waartussen moet worden gekozen; er is geen “twijfel over de betekenis van een beding”. De contra proferentemregel kan hier dan ook niet worden toegepast.
Onduidelijkheid van het wijzigingsbeding
‘een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument’(hierna kortweg aan te duiden als:
een gemiddelde consument) voldoende duidelijk was, in die zin dat hij ook de economische gevolgen van het beding ten tijde van de contractsluiting kon inschatten. Daarbij zal ‘de reclame en informatie die hem is verstrekt’ moeten worden betrokken. In dit geval gaat het daarbij om de onder 1.4 aangehaalde Prospectus.
Daarbij speelt ook een rol de onder 11 aangehaalde bepaling van de ‘indicatieve lijst’, behorend bij Richtlijn 93/13/EEG.
Daarbij moet worden opgemerkt dat het onder 11 aangehaalde onderdeel j onderhevig is aan de daar eveneens aangehaalde bij de indicatieve lijst vermelde
beperking van de draagwijdtevan die bepaling. Naar blijkt uit het arrest Euribor hypotheken is een wijzigingsbeding volgens onderdeel j alleen toelaatbaar als het voor de wijziging een geldige reden verlangt. [4] Is dat niet het geval (zoals hier), dan valt een wijzigingsbeding onder onderdeel j van de indicatieve lijst.
“Dat een beding voorkomt op de indicatieve lijst bij Richtlijn 93/13, leidt niet automatisch en op zichzelf tot de conclusie dat een beding een oneerlijk karakter heeft. Wel is dat een wezenlijk aspect waarop de rechter zijn beoordeling van het oneerlijke karakter van dat beding kan baseren. Met betrekking tot een dergelijk beding dient te worden nagegaan of het in de context die aan de orde is, een aanzienlijke en ongerechtvaardigde verstoring oplevert van het evenwicht in de zin van art. 3 lid 1 Richtlijn 93/13. Het oordeel dat dit het geval is, behoeft een specifieke motivering waarin wordt ingegaan op de relevante omstandigheden van het geval.” [5]
De rechtbank heeft aan de vraag of het beding onredelijk bezwarend is in het bovenstaande niettemin aandacht besteed, omdat het daarvoor geldende beoordelingskader mede van invloed is op de uitleg van het beding.
de gemiddelde consumentals uitgangspunt moeten worden genomen.
De onder 1.4 aangehaalde brochure vermeldt:
“Zodra die rentestand verandert, verandert uw rente mee.”Dit moet bij de beoordeling van het beding betrokken worden.
Verder is in de parlementaire geschiedenis van afdeling 6.5.3 BW opgemerkt dat een wijzigingsbevoegdheid in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid moet worden uitgeoefend (MvA I Inv, Parl. Gesch. Boek 6 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1684).
De eerste zin over de kredietvergoeding betreft voor een deel de persoonlijke omstandigheden van de kredietnemer bij het aangaan van het krediet. Ook is bij het aangaan van het krediet ‘de rentestand op dat moment’ van belang. De enige factor die vervolgens wordt genoemd als aanleiding voor wijziging van de kredietvergoeding is ‘de rentestand’:
“Zodra die rentestand verandert, verandert uw rente mee. Daardoor kan het zijn dat het iets langer of korter duurt voordat uw krediet is afgelost.”Dat het woord ‘verandert’ wordt gebruikt wijst erop dat het zowel om een verhoging als verlaging kan gaan; dat het ook korter kan duren voor het krediet is afgelost, wijst daar eveneens op.
enigebepalende factor zou zijn, met andere woorden dat de andere onder 7 genoemde componenten geen rol zouden kunnen spelen. De kantonrechter is van oordeel dat nu het beding zelf een onbeperkte bevoegdheid regelt, uit het feit dat de rentestand in de brochure als grond voor aanpassing van de kredietvergoeding wordt genoemd kan worden afgeleid dat de gemiddelde consument mocht verwachten dat die omstandigheid
in ieder gevaltot wijziging van de kredietvergoeding zou kunnen leiden, maar niet dat dat dan ook de enige omstandigheid zou mogen zijn die tot wijziging van de kredietvergoeding zou kunnen leiden. Dat betekent dat als de rentestand daalt er andere factoren kunnen zijn die tot stijging van de de kredietvergoeding aanleiding geven, zodat het resultaat niet altijd een daling hoeft te zijn.
“De aanpassingen van de kredietvergoeding van 1 september 2011 en 1 maart 2012 zijn toe te schrijven aan een verhoging van de risicopremie van de klantgroep waartoe [eisers] behoorden in verband met een gewijzigde risico-inschatting (…). De aanpassing van 1 mei 2014 bestaat voor 0,3% uit een aanpassing in verband met de fundingkosten en voor 0,3% uit een aanpassing in verband met een aanpassing van de risico-inschatting. De overige aanpassingen zijn ingegeven door wijzigingen van de fundingkosten (…).”
de gemiddelde rente over het saldo Rekeningcourant krediet – Doorlopend krediet, zoals die sinds 2010 door de Nederlandsche Bank gepubliceerd wordt; zij meent dat als niet de fundingkosten als maatstaf worden genomen, dit rentetarief zou moeten worden toegepast.
de gemiddelde rente over het saldo Rekeningcourant krediet – Doorlopend krediet, omdat hij betoogt dat Eurofintus deel uitmaakt van Interbank N.V., die uiteindelijk weer deel uitmaakt van Credit Agricole Consumer Finance S.A., die als marktleider dit rentetarief kunstmatig hoog gehouden heeft en daardoor haar winst heeft verhoogd.
Een vergelijking van de door Eurofintus aan [eisers] in rekening gebrachte kredietvergoeding zoals weergegeven onder 26 met de onder 28 weergegeven grafiek roept echter de vraag op of de daling van de fundingkosten aan de kredietnemer is ‘doorgegeven’ en indien dat niet het geval is of dat leidt tot het oordeel dat de wijzigingsbevoegdheid is gebruikt op een manier die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat laatste zal mede af kunnen hangen van de ontwikkeling in de andere onder 8 genoemde componenten.
Zoals die mogelijkheid compensatie kan bieden voor de nadelige gevolgen van het wijzigingsbeding, waardoor het niet onredelijk bezwarend is (zie onder 17) zou die mogelijkheid ook kunnen meebrengen dat het nalaten van een verlaging van de kredietvergoeding niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Wil de mogelijkheid tot aflossen echter dat effect hebben, dan zal de gemiddelde consument zich van die mogelijkheid bewust moeten zijn. Dat betekent dat hij zich bewust is van zowel de dalende rente in het algemeen als van de daarmee geen gelijke tred houdende kredietvergoeding. Daarbij is bovendien de vraag vanaf welk moment de consument zich dat moest gaan realiseren. Verder zal relevant zijn of er op dat moment een kredietaanbieder was die een lager tarief aanbood dan Eurofintus.
Nu partijen hierover nog geen standpunt hebben ingenomen, zullen zij elk in de gelegenheid worden gesteld een akte te nemen, eerst Eurofintus, daarna [eisers]
Of die vraag aan de orde komt is dus nog onzeker. Maar om proceseconomische redenen zullen partijen nu al in de gelegenheid worden gesteld in hun akte in te gaan op de vraag welke (aanvullende) informatie Eurofintus voor de beoordeling van die vraag zou kunnen en moeten verstrekken.
Verjaring
Aanhouding beslissingen
BESLISSING
vrijdag 10 januari 2020teneinde Eurofintus in de gelegenheid te stellen een akte nemen als bedoeld onder 31-33, daarna antwoordakte van [eisers]