Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
gemachtigde mr. V.H. Affourtit.
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 maart 2019, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties.
1.2. Ingevolge het tussenvonnis van 1 juli 2019 heeft op 22 oktober 2019 een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. De zittingsaantekeningen en de daarin genoemde pleitaantekeningen en stukken bevinden zich in het dossier.
2.De feiten
3.Het geschil3.1. [eiseres] vordert – enigszins samengevat – dat De IJssel bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal worden veroordeeld tot:a) primair: restitutie van de door [eiseres] onverschuldigd betaalde rente aan De IJssel (ex artikel 6:238 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) contra proferentem op grond van de relevante bepalingen uit de door [eiseres] ontvangen algemene voorwaarden en het Prospectus) bestaande uit het verschil van de door [eiseres] aan De IJssel betaalde rente vanaf 22 april 2006 tot het beëindigen van de kredietovereenkomst en de rente die [eiseres] verschuldigd zou zijn indien door De IJssel het (variabele) 1-maands Euribortarief gedurende de hele looptijd van de kredietovereenkomst was gehanteerd en dit (variabele) 1-maands Euribortarief gedurende de hele looptijd van de kredietovereenkomst, telkens vermeerderd zou zijn met het opslagpercentage aan [eiseres] ten tijde van het 1-maands Euribortarief bij het afsluiten van de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente over dit verschil telkens vanaf het moment dat [eiseres] de rente aan De IJssel verschuldigd was tot op de dag der algehele voldoening, tot een maximum van € 25.000,-;b) subsidiair: restitutie van de onverschuldigd betaalde rente op dezelfde grond als genoemd onder a) met dit verschil dat het gaat om het verschil tussen de betaalde rente en het (variabele) 1-maands Euribortarief en de (variabele) liquiditeitsopslagen, tot een maximum van € 25.000;c) meer subsidiair: restitutie van de door [eiseres] onverschuldigd betaalde rente aan De IJssel, die ex artikel 6:248 lid 1 BW op grond van een redelijke en billijke uitleg van de (relevante bepalingen van de) algemene voorwaarden en het Prospectus te veel is betaald, berekend op dezelfde wijze als weergegeven onder a), tot een maximum van € 25.000,-;d) nog meer subsidiair: restitutie van de te veel betaalde rente op de onder c) weergegeven grond, berekend op de wijze als weergegeven onder b), tot een maximum van € 25.000,-;e) uiterst subsidiair: de kantonrechter oordeelt zoals hij in goede justitie zal vermenen te behoren;f) in alle gevallen: betaling van de buitengerechtelijke kosten;g) in alle gevallen: betaling van de proceskosten.
4.De beoordeling
a. de financieringskosten (ook wel de funding costs of fundingkosten genoemd);
b. een opslag voor kosten van de bedrijfsvoering;
c. een opslag voor het risico dat een bepaalde kredietnemer het opgenomen doorlopend krediet niet aflost (ook wel kortweg de risico-opslag genoemd);
d. provisiekosten die worden afgedragen aan tussenpersonen;
e. de winstmarge.
Deze elementen kunnen afzonderlijk van elkaar veranderen. Als de geld- en kapitaalmarkt een bepaalde kant op gaat, betekent dat daarom niet altijd dat de kredietvergoeding ook die kant op moet gaan, aldus De IJssel.
‘een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument’(hierna kortweg aan te duiden als:
een gemiddelde consument) voldoende duidelijk was, in die zin dat hij ook de economische gevolgen van het beding ten tijde van de contractsluiting kon inschatten. Daarbij zal ‘de reclame en informatie die hem is verstrekt’ moeten worden betrokken. In dit geval gaat het daarbij om het onder 2.5 aangehaalde Prospectus. Daarbij speelt ook een rol de onder 4.7 aangehaalde bepaling van de ‘indicatieve lijst’, behorend bij Richtlijn 93/13/EEG.
beperking van de draagwijdtevan die bepaling. Uit het arrest Euribor hypotheken volgt dat een wijzigingsbeding volgens onderdeel j alleen toelaatbaar is als het voor de wijziging een geldige reden verlangt. Is dat niet het geval (zoals hier), dan valt een wijzigingsbeding onder onderdeel j van de indicatieve lijst.
de gemiddelde consumentals uitgangspunt moeten worden genomen. De onder 2.5 aangehaalde Prospectus vermeldt:
“Zodra die rentestand verandert, verandert uw rente mee.”.Dit moet bij de beoordeling van het beding betrokken worden. Verder is in de parlementaire geschiedenis van afdeling 6.5.3 BW opgemerkt dat een wijzigingsbevoegdheid in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid moet worden uitgeoefend (MvA I Inv, Parl. Gesch. Boek 6 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1684).
“Zodra die rentestand verandert, verandert uw rente mee. Daardoor kan het zijn dat het iets langer of korter duurt voordat uw krediet is afgelost.”Dat het woord ‘verandert’ wordt gebruikt, wijst erop dat het zowel om een verhoging als verlaging kan gaan; dat het ook korter kan duren voor het krediet is afgelost, wijst daar eveneens op.
enigebepalende factor zou zijn, met andere woorden dat de andere onder 4.4 genoemde componenten geen rol zouden kunnen spelen. De kantonrechter is van oordeel dat, nu het beding zelf een onbeperkte bevoegdheid regelt, uit het feit dat de rentestand in het Prospectus als grond voor aanpassing van de kredietvergoeding wordt genoemd, kan worden afgeleid dat de gemiddelde consument mocht verwachten dat die omstandigheid
in ieder gevaltot wijziging van de kredietvergoeding zou kunnen leiden, maar niet dat dat dan ook de enige omstandigheid zou mogen zijn die tot wijziging van de kredietvergoeding zou kunnen leiden. Dat betekent dat als de rentestand daalt er andere factoren kunnen zijn die tot stijging van de kredietvergoeding aanleiding geven, zodat het resultaat niet altijd een daling hoeft te zijn.
guarantee fee, handling feeen securisatiekosten. Het totaal vormt dan de werkelijke fundingkosten, aldus nog steeds De IJssel.
de gemiddelde rente over het saldo Rekeningcourant krediet – Doorlopend krediet, omdat zij betoogt dat De IJssel deel uitmaakt van Interbank N.V., die uiteindelijk weer deel uitmaakt van Credit Agricole Consumer Finance S.A., die als marktleider dit rentetarief kunstmatig hoog gehouden heeft en daardoor haar winst heeft verhoogd.
Een vergelijking van de door De IJssel aan [eiseres] in rekening gebrachte kredietvergoeding zoals weergegeven onder 4.22 met de onder 4.24 weergegeven grafiek roept echter de vraag op of de daling van de fundingkosten aan de kredietnemer is ‘doorgegeven’ en, indien dat niet het geval is, of dat leidt tot het oordeel dat de wijzigingsbevoegdheid is gebruikt op een manier die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat laatste zal mede af kunnen hangen van de ontwikkeling in de andere onder 4.4 genoemde componenten.
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
Zoals die mogelijkheid compensatie kan bieden voor de nadelige gevolgen van het wijzigingsbeding, waardoor het niet onredelijk bezwarend is (zie onder 4.13), zou die mogelijkheid ook kunnen meebrengen dat het nalaten van een verlaging van de kredietvergoeding niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Wil de mogelijkheid tot aflossen echter dat effect hebben, dan zal de gemiddelde consument zich van die mogelijkheid bewust moeten zijn. Dat betekent dat hij zich bewust is van zowel de dalende rente in het algemeen als van de daarmee geen gelijke tred houdende kredietvergoeding. Daarbij is bovendien de vraag vanaf welk moment de consument zich dat moest gaan realiseren. Verder zal relevant zijn of er op dat moment een kredietaanbieder was die een lager tarief aanbood dan De IJssel.
Nu partijen hierover nog geen standpunt hebben ingenomen, zullen zij elk in de gelegenheid worden gesteld een akte te nemen. Eerst zal De IJssel die gelegenheid worden geboden en daarna [eiseres] .
Of die vraag aan de orde komt, is dus nog onzeker. Maar om proceseconomische redenen zullen partijen nu al in de gelegenheid worden gesteld in hun akten in te gaan op de vraag welke (aanvullende) informatie De IJssel voor de beoordeling van die vraag zou kunnen en moeten verstrekken.
4.32. [eiseres] heeft ter zitting aangegeven dat zij door een uitzending van het tv-programma ‘Kassa’ in 2016 of 2017 is gaan nadenken over de werking van het wijzigingsbeding. [eiseres] heeft zich voor het eerst bij dagvaarding tot De IJssel gewend en haar verzocht de te veel betaalde rente terug te betalen. [eiseres] heeft steeds geweten dat De IJssel haar wederpartij was. Of zij ook wist dat zij onverschuldigd betaalde hangt af van de onder 4.27 bedoelde wetenschap. Daarom zal het oordeel over de verjaring worden aangehouden tot partijen zich hierover nader hebben uitgelaten.
5.De beslissing
vrijdag 17 januari 2020teneinde De IJssel in de gelegenheid te stellen een akte te nemen als bedoeld in 4.27 tot en met 4.29, daarna antwoordakte van [eiseres] ;