Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.De inhoud van het bezwaarschrift
3.De beschikking van de rechter-commissaris
[straatnaam]is verdachte volgens de observaties 2x gezien, op 26 oktober en 9 november 2018. In dat huis zijn bij de 1e zoeking (bijna 3 maanden na de laatste datum dat verdachte daar gezien werd) aangetroffen [getuige1] en [getuige4] , twee van de gevraagde getuigen. Zij verklaren slechts kort in de woning te verblijven en niet te weten wat er zich in de woning bevindt. [getuige1] wordt ook bij de 2e zoeking aangetroffen op dit adres, bijna een half jaar na de laatst bekende bezoekdatum van verdachte. Niet blijkt dat hij die 2e keer gehoord is door de politie. Gezien de verklaring bij de 1e zoeking die geheel niet belastend is voor de verdachte én het tijdsverloop van drie maanden/een half jaar, is de rechter-commissaris van mening dat er geen verdedigingsbelang is deze getuigen te horen.
[adres]is ook geobserveerd door de politie. Er wordt gezien dat diverse personen met Albanese achtergrond zich daaromheen bewegen, blijkbaar ook dezelfde [getuige1] en [getuige4] als hierboven genoemd. Of deze twee personen iets weten over verdachte en/of de uiteindelijk in de woning aangetroffen spullen is onbekend. Er is ook wat dit adres betreft geen verdedigingsbelang deze personen te horen als getuige.”
[adres]is de verdachte veelvuldig gezien. Behalve een aantal andere goederen wordt er in die woning ook een paspoort van de verdachte aangetroffen. Op 3 april 2019 wordt in die woning aangetroffen [getuige3] , die al eerder met verdachte in beeld kwam. Nu er een link verondersteld zou kunnen worden tussen verdachte en de woning en deze getuige is er een verdedigingsbelang deze man te horen als getuige. Dat geldt niet voor [getuige5] , de ‘verhuurder’ waarvan bekend is dat zijn voertuig op de parkeerplaats aldaar stond. Daarmee is nog geenszins gezegd dat hij iets kan zeggen over verdachte en/of wat er in het huis is gevonden. De reeds afgelegde verklaring van [getuige5] is dan ook op geen enkele wijze belastend voor verdachte. [getuige7] komt alleen voor als degene die volgens het GBA op de [adres] is ingeschreven. [getuige7] lijkt de woning niet te gebruiken en wordt ook niet genoemd door [getuige5] . Er is geen aanleiding te veronderstellen dat [getuige7] ook maar iets over verdachte of de goederen in de woning kan verklaren. Er is geen verdedigingsbelang [getuige7] als getuige te horen. Dit geldt ook voor [getuige6] . Hoewel hij twee maal is aangetroffen (op 29 september 2019 en 4 februari 2020) in het gezelschap van verdachte is verder geheel onbekend wat en of hij iets te maken heeft met of iets weet van verdachte en/of de goederen, aangetroffen in deze woning.”
[straatnaam]lijkt volgens de politie te verblijven [getuige2] . Dit adres zou tot voor kort door de verdachte bezocht zijn. Daarnaast worden bij observaties deze getuige en verdachte wel samen gezien. Het horen van [getuige2] is een verdedigingsbelang. Van [getuige8] is niets meer bekend dan dat hij op dit adres staat ingeschreven, of hij er daadwerkelijk woont is onbekend. Nu het niet aannemelijk is dat hij iets over de verdachte en/of de gevonden goederen (127 gr mannitol) kan zeggen is er geen verdedigingsbelang hem te horen.”
4.Het standpunt van de verdediging
5.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
6.De beoordeling
7.De beslissing
het bezwaarschrift gegrond met betrekking tot het verzoek tot het horen van getuigen 1 en 6:
- [getuige1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
- [getuige6] .