ECLI:NL:RBAMS:2020:6288

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
RK 20/4358
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ex artikel 182 lid 6 Sv betreffende het horen van getuigen in een strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 november 2020 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift dat was ingediend door de verdachte tegen de beslissing van de rechter-commissaris. Het bezwaarschrift was ingediend op 14 september 2020 en betrof het verzoek om getuigen te horen in het kader van een strafzaak waarin de verdachte werd verdacht van betrokkenheid bij drugshandel. De rechtbank heeft het bezwaarschrift deels gegrond verklaard, specifiek voor de getuigen 1 en 6, en bevolen dat deze getuigen gehoord moeten worden. De rechtbank oordeelde dat er een verdedigingsbelang was bij het horen van deze getuigen, gezien hun mogelijke betrokkenheid bij de feiten die aan de verdachte worden verweten. Voor de andere getuigen (4, 5, 7 en 8) werd het bezwaarschrift ongegrond verklaard, omdat de rechtbank van mening was dat de onderbouwing van het verzoek onvoldoende was om aan te nemen dat hun verklaringen relevant zouden zijn voor de zaak. De rechtbank benadrukte dat het aan de verdediging is om de adresgegevens van de getuigen te verstrekken, en dat er eerst onderzoek gedaan moet worden naar hun verblijfplaatsen voordat kan worden geoordeeld over hun oproeping als getuigen. De beslissing van de rechtbank is definitief en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/997080-18
RK: 20/4358
Beschikking op het bezwaarschrift ex artikel 182 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonend op het adres [adres] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. V.A. van Biljouw,
[adres kantoor advocaat] ,
verdachte.

1.Procesgang

Het bezwaarschrift is op 14 september 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 6 november 2020 de gemachtigde raadsman van verdachte en de officier van justitie, mr. J.F. de Boer, in besloten raadkamer gehoord.

2.De inhoud van het bezwaarschrift

Namens verdachte heeft de raadsman op 25 juni 2020 de rechter-commissaris verzocht onderzoekshandelingen te verrichten, te weten het horen van getuigen:
[getuige1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
[getuige2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
[getuige3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
[getuige4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
[getuige5] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
[getuige6] ;
[getuige7] , geboren op [geboortedatum] ;
[getuige8] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Het bezwaarschrift richt zich tegen de beslissing van de rechter-commissaris van
31 augustus 2020 inhoudende de weigering de door verdachte gewenste onderzoekshandelingen te verrichten om getuigen 1, 4, 5, 6, 7 en 8 te horen.

3.De beschikking van de rechter-commissaris

De beschikking van de rechter-commissaris, waarbij het verzoek om de hiervoor genoemde personen onder nummers 1, 4, 5, 6, 7 en 8 als getuige te horen, is afgewezen, houdt onder meer en voor zover van belang het volgende in.
Ten aanzien van het verzoek om getuigen 1 en 4 te horen:
“Op de
[straatnaam]is verdachte volgens de observaties 2x gezien, op 26 oktober en 9 november 2018. In dat huis zijn bij de 1e zoeking (bijna 3 maanden na de laatste datum dat verdachte daar gezien werd) aangetroffen [getuige1] en [getuige4] , twee van de gevraagde getuigen. Zij verklaren slechts kort in de woning te verblijven en niet te weten wat er zich in de woning bevindt. [getuige1] wordt ook bij de 2e zoeking aangetroffen op dit adres, bijna een half jaar na de laatst bekende bezoekdatum van verdachte. Niet blijkt dat hij die 2e keer gehoord is door de politie. Gezien de verklaring bij de 1e zoeking die geheel niet belastend is voor de verdachte én het tijdsverloop van drie maanden/een half jaar, is de rechter-commissaris van mening dat er geen verdedigingsbelang is deze getuigen te horen.
Het adres
[adres]is ook geobserveerd door de politie. Er wordt gezien dat diverse personen met Albanese achtergrond zich daaromheen bewegen, blijkbaar ook dezelfde [getuige1] en [getuige4] als hierboven genoemd. Of deze twee personen iets weten over verdachte en/of de uiteindelijk in de woning aangetroffen spullen is onbekend. Er is ook wat dit adres betreft geen verdedigingsbelang deze personen te horen als getuige.”
Ten aanzien van het verzoek om getuigen 5, 6 en 7 te horen:
“Op de
[adres]is de verdachte veelvuldig gezien. Behalve een aantal andere goederen wordt er in die woning ook een paspoort van de verdachte aangetroffen. Op 3 april 2019 wordt in die woning aangetroffen [getuige3] , die al eerder met verdachte in beeld kwam. Nu er een link verondersteld zou kunnen worden tussen verdachte en de woning en deze getuige is er een verdedigingsbelang deze man te horen als getuige. Dat geldt niet voor [getuige5] , de ‘verhuurder’ waarvan bekend is dat zijn voertuig op de parkeerplaats aldaar stond. Daarmee is nog geenszins gezegd dat hij iets kan zeggen over verdachte en/of wat er in het huis is gevonden. De reeds afgelegde verklaring van [getuige5] is dan ook op geen enkele wijze belastend voor verdachte. [getuige7] komt alleen voor als degene die volgens het GBA op de [adres] is ingeschreven. [getuige7] lijkt de woning niet te gebruiken en wordt ook niet genoemd door [getuige5] . Er is geen aanleiding te veronderstellen dat [getuige7] ook maar iets over verdachte of de goederen in de woning kan verklaren. Er is geen verdedigingsbelang [getuige7] als getuige te horen. Dit geldt ook voor [getuige6] . Hoewel hij twee maal is aangetroffen (op 29 september 2019 en 4 februari 2020) in het gezelschap van verdachte is verder geheel onbekend wat en of hij iets te maken heeft met of iets weet van verdachte en/of de goederen, aangetroffen in deze woning.”
Ten aanzien van het verzoek om getuige 8 te horen:
“Op de
[straatnaam]lijkt volgens de politie te verblijven [getuige2] . Dit adres zou tot voor kort door de verdachte bezocht zijn. Daarnaast worden bij observaties deze getuige en verdachte wel samen gezien. Het horen van [getuige2] is een verdedigingsbelang. Van [getuige8] is niets meer bekend dan dat hij op dit adres staat ingeschreven, of hij er daadwerkelijk woont is onbekend. Nu het niet aannemelijk is dat hij iets over de verdachte en/of de gevonden goederen (127 gr mannitol) kan zeggen is er geen verdedigingsbelang hem te horen.”

4.Het standpunt van de verdediging

In raadkamer heeft de raadsman verwezen naar het bezwaarschrift dat kort gezegd inhoudt dat er wel een verdedigingsbelang is bij het horen van de personen onder de hiervoor genoemde nummers 1, 4, 5, 6, 7 en 8.
Ten aanzien van het verzoek om de getuigen 1 en 4 te horen:
Volgens de verdediging is niet in te zien waarom de datum waarop deze personen in de woning zijn aangetroffen leidend kunnen zijn in de beslissing van de rechter-commissaris. Te meer, nu in het proces-verbaal van verdenking van [getuige1] (p. 9 PD [getuige1] ) het volgende wordt overwogen m.b.t. [getuige1] en verdachte: “ [getuige1] , geboren [geboortedatum] leidt samen met leden van zijn familie en andere Albanese criminelen een [onderneming] die zich bezighoudt met drugshandel in Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Deze [onderneming] omvatten zijn neef, [verdachte] , geboren [geboortedatum] en neef, [getuige1] , geboren op [geboortedatum] . De [onderneming] is crimineel actief in Nederland en [verdachte] is waarschijnlijk zeer recent met andere criminelen betrokken geweest bij het leveren en transporteren van verdovende middelen.” Van de getuigen is te vernemen met welke reden zij in die woningen verbleven, althans waarom zij in de woning werden aangetroffen. Van wie was die woning en wie kwamen daar? Een antwoord op die vragen kan ontzenuwend bewijs ten opzichte van verdachte opleveren. Er is een verdedigingsbelang.
Ten aanzien van het verzoek om getuigen 5, 6 en 7 te horen:
Van [getuige5] zou niet kunnen worden vastgesteld dat hij iets kan zeggen over verdachte en/of wat er in de woning aan de [adres] gebeurde. Verhuurders moeten zich dikwijls verantwoorden voor hetgeen in de door hen verhuurde woning heeft plaatsgevonden. Het voertuig van [getuige5] werd bij de [adres] waargenomen. Hieruit maakt de verdediging tevens op dat het erg waarschijnlijk is dat op het moment dat de auto werd gezien dat [getuige5] ook in de woning is geweest en dus kan verklaren over wat er in die woning gebeurde en wie daar bij betrokken zijn. Voorts heeft [getuige5] een verklaring afgelegd ten overstaan van de politie waarin hij aangeeft dat hij niet weet wie de laatste maanden in de woning heeft verbleven en er als bemiddelaar te willen uitstappen (p. 35 en 26 ZD). Een andere getuige heeft verklaard dat [getuige5] het verzoek heeft neergelegd om voor de ontruiming van de woning enkele spullen uit de woning te komen halen en dat dit hem zeer bevreemde. Het is niet onaannemelijk dat [getuige5] heeft geweten van het reilen en zeilen in de woning aan de [adres] . [getuige5] heeft overigens volgens de politie ongeveer 30 antecedenten en is gekoppeld aan 26 onderzoeken in [naam] . Volgens de vele mutaties zou deze [getuige5] huizen onder- en doorverhuren aan Albanezen (p. 109 AD). Dat in samenhang bezien met de omstandigheid dat door de politie wordt gerelateerd dat verdachte vermoedelijk gebruik maakt van de woning aan de [adres] maken dat er en verdedigingsbelang is om getuige [getuige5] te horen.
[getuige7] kan verklaren over de wijze waarop de woning aan de [adres] werd gehuurd, van wie en met welke reden. Er is daarom ook een verdedigingsbelang bij het horen van [getuige7] .
[getuige6] is waargenomen met verdachte op het moment dat zij de woning aan de [adres] bezochten. [getuige6] kan ontlastend verklaren omtrent hetgeen verdachte in die woning heeft gedaan.
Ten aanzien van het verzoek om getuige 8 te horen:
[getuige8] staat ingeschreven op het adres aan de [adres] en kan verklaren over hetgeen in de woning is aangetroffen en/of door wie de woning werd gebruikt. [getuige8] kan ontlastend verklaren ten aanzien van verdachte waardoor het verdedigingsbelang aan de orde is.
Ten aanzien van de adresgegevens van de getuigen:
De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat het aan de verdediging is om de adresgegevens van de getuigen op te geven, bij gebreke waarvan ze niet gehoord kunnen worden. De verdediging is daartoe niet in staat en dit kan er ook niet toe leiden dat bij voorbaat geoordeeld moet worden dat de getuigen niet kunnen worden gehoord. Er dient volgens de verdediging – op zijn minst – te worden onderzocht, eventueel met tussenkomst van het opsporingsapparaat waar de getuigen zich bevinden alvorens tot het oordeel kan worden overgegaan dat de getuigen niet kunnen worden gehoord.

5.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Volgens de mail van 20 oktober 2020 kan het Openbaar Ministerie zich vinden in de afwijzing van het horen van getuigen 1, 4, 5, 6, 7 en 8 en de daaraan door de rechter-commissaris ten grondslag gelegde motivering.
Ten aanzien van de getuigen 5, 6, 7, en 8 is verwezen naar het standpunt van het Openbaar Ministerie van 10 augustus 2020. In het standpunt van 10 augustus 2020 is over getuige 5 ( [getuige5] ) opgenomen dat hij al gehoord is als getuige en een verklaring heeft afgelegd over de verhuur van de woning en de personen die daarbij betrokken waren (p. 35 ZD, p. 576-589 ZD, p. 35 RLS en p. 576-585). Over getuige 6 ( [getuige6] ) is in het standpunt opgenomen dat het verzoek om deze getuige te horen onvoldoende onderbouwd is. Over getuige 7 ( [getuige7] ) is opgenomen dat deze persoon tijdens het onderzoek geen enkele keer bij de woning is waargenomen aan de [adres] en dat zij daar ook niet is aangetroffen tijdens de doorzoeking. Er kan volgens het Openbaar Ministerie redelijkerwijs worden uitgesloten dat zij iets over de betrokkenheid van verdachte bij deze woning kan verklaren. Over getuige 8 ( [getuige8] ) is tot slot opgenomen dat deze persoon niet is aangetroffen en niet is waargenomen op het adres in de [straatnaam] . Ook zijn er geen voorwerpen in de tenlastelegging opgenomen die zijn aangetroffen in deze woning. Dit maakt dat onvoldoende is onderbouwd waarom de verdediging door het achterwege blijven van het horen van deze persoon redelijkerwijs in zijn verdediging wordt geschaad.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond verklaard moet worden.

6.De beoordeling

Het bezwaarschrift is op 14 september 2020 ter griffie van deze rechtbank ingediend. Dat is binnen de in artikel 182, zesde lid Sv genoemde termijn van veertien dagen na de beschikking van de rechter-commissaris. Verdachte kan dus worden ontvangen in zijn bezwaar.
De rechtbank Amsterdam is bevoegd van het bezwaarschrift kennis te nemen.
Op grond van de stukken en de behandeling in raadkamer stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte wordt er van verdacht een groot aantal goederen en geldbedragen voorhanden te hebben gehad, bestemd om onder meer het telen, de verkoop en het afleveren van cocaïne voor te bereiden. Verdachte heeft geen verklaring over de verdenking afgelegd. Uit de (concept) tenlastelegging blijkt dat de geldbedragen en goederen op vijf adressen zijn aangetroffen. Het gaat dan om de volgende adressen: [adressen] .
Ten aanzien van het verzoek om getuigen 1 en 6 te horen:
Het bezwaar wordt gegrond verklaard ten aanzien van het verzoek om getuigen 1 ( [getuige1] ) en 6 ( [getuige6] ) te horen.
In het relaas van het zaaksdossier is opgenomen dat [getuige1] samen met verdachte onderdeel is van een criminele organisatie die actief is in Nederland. Deze criminele organisatie zou zich bezighouden met drugshandel in Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Verder komt uit het dossier naar voren dat verdachte twee keer is waargenomen op het adres in de [straatnaam] en dat [getuige1] tijdens de doorzoekingen op 19 februari 2019 en 3 april 2019 op dat adres is aangetroffen. Volgens de observatie van de politie zijn verdachte en [getuige1] ook met elkaar gezien. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat niet op voorhand kan worden gesteld dat de verklaring van [getuige1] niet kan bijdragen door enige door de rechtbank in deze zaak te nemen beslissing en dat het horen van deze getuige relevant kan zijn voor de beoordeling van de vraag of er betrokkenheid was van verdachte bij de ten laste gelegde feiten.
Dit geldt ook voor [getuige6] . Uit het dossier blijkt dat hij door de politie is waargenomen op het adres aan de [adres] met verdachte en hij een keer tezamen met verdachte door de politie is gecontroleerd. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat niet op voorhand kan worden gesteld dat de verklaring van [getuige6] niet kan bijdragen door enige door de rechtbank in deze zaak te nemen beslissing en dat het horen van deze getuige relevant kan zijn voor de beoordeling van de vraag of er betrokkenheid was van verdachte bij de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het verzoek om getuigen 4, 5, 7 en 8 te horen:
Het bezwaar wordt ongegrond verklaard ten aanzien van het verzoek om getuige 4 ( [getuige4] ), getuige 5 ( [getuige5] ), getuige 7 ( [getuige7] ) en getuige 8 ( [getuige8] ) te horen.
De rechtbank is van oordeel dat de onderbouwing die aan het verzoek ten grondslag ligt om getuige 4 ( [getuige4] ), getuige 5 ( [getuige5] ), getuige 7 ( [getuige7] ) en getuige 8 ( [getuige8] ) te horen onvoldoende is en geen inzicht geeft in welk opzicht inwilliging van het verzoek zou kunnen bijdragen aan de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv in de zaak tegen de verdachte.
De enkele omstandigheid dat [getuige4] tijdens een doorzoeking is aangetroffen op het adres in de [straatnaam] en destijds heeft verklaard dat hij daar kort verbleef en niet wist wat zich in de woning bevond en is waargenomen door de politie op het adres [adres] , geeft geen inzicht in hoeverre hij een verklaring zou kunnen afleggen over de verdachte en/of de in de woningen aangetroffen spullen.
Dit geldt ook voor [getuige5] . De omstandigheden dat hij als verhuurder van de woning aan de [adres] in het dossier naar voren komt, zijn voertuig op de parkeerplaats van die woning is waargenomen, hij volgens een getuige heeft verklaard dat hij enkele spullen voor de ontruiming van de woning nog wilde ophalen en hij voorkomt in het politiesysteem, geven afzonderlijk noch in samenhang bezien inzicht in hoeverre hij een verklaring zou kunnen afleggen over verdachte en/of de in de woning aangetroffen spullen.
Tot slot geldt dit ook voor [getuige7] en [getuige8] . [getuige7] stond ingeschreven op het adres aan de [adres] en [getuige8] op het adres [straatnaam] . De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd, waarom de personen die ingeschreven staan op voornoemde adressen en verder niet op de adressen zijn waargenomen en aangetroffen desondanks ook zouden moeten worden gehoord.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte door de afwijzing van het verzoek om [getuige4] , [getuige5] , [getuige7] en [getuige8] als getuigen te horen redelijkerwijs niet in zijn verdediging wordt geschaad, omdat de punten waarover de
getuigen kunnen verklaren, in redelijkheid niet van belang kunnen zijn voor enige in de strafzaak van verdachte te nemen beslissing dan wel redelijkerwijze moet worden uitgesloten dat die getuigen iets over bedoelde punten zou kunnen verklaren.
Zie:
Hoge Raad 1 juli 2014,
ECLI:NL:HR:2014:1496,
NJ 2014/441
Hoge Raad 4 juli 2017,
ECLI:NL:HR:2017:1219
Ten aanzien van de opmerking van de raadsman van verdachte over de adresgegevens van de getuigen:
De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat het aan de verdediging is om de adresgegevens van de getuigen op te geven, bij gebreke waarvan ze niet gehoord kunnen worden. De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat eerst onderzocht moet worden, eventueel met behulp van de opsporingsinstanties, waar de getuigen zich bevinden alvorens tot het oordeel kan worden overgegaan dat de getuigen niet kunnen worden gehoord.

7.De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart
het bezwaarschrift gegrond met betrekking tot het verzoek tot het horen van getuigen 1 en 6:
  • [getuige1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
  • [getuige6] .
De rechtbank beveelt dat de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, als getuige voornoemde personen zal horen.
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is op 20 november 2020 in raadkamer gegeven door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. J. Thomas en W.M.C. van den Berg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.