In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam geoordeeld over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door eiseres was ingediend tegen besluiten van de gemeente Amsterdam met betrekking tot haar bijstandsuitkering. De gemeente had op 20 april 2020 twee besluiten genomen: het eerste besluit herzag het recht op bijstand van eiseres over de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2020 en vorderde een bedrag van € 4.060,76 terug. Het tweede besluit meldde dat er maandelijks € 52,62 van de bijstandsuitkering van eiseres zou worden ingehouden. Eiseres diende op 7 mei 2020 een pro-forma bezwaarschrift in, maar zonder bezwaargronden. De gemeente verklaarde het bezwaarschrift op 21 juli 2020 niet-ontvankelijk, omdat er geen gronden waren aangevoerd.
De rechtbank heeft de zaak op 28 september 2020 behandeld via een videoverbinding. Eiseres stelde dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om haar bezwaargronden in te dienen, ondanks herhaaldelijke verzoeken om het dossier. De rechtbank oordeelde dat de gemeente ten onrechte het bezwaarschrift niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank benadrukte dat voordat een bezwaar om het ontbreken van gronden niet-ontvankelijk kan worden verklaard, de indiener de kans moet krijgen om dit verzuim te herstellen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet op de juiste wijze had gecommuniceerd met eiseres over het indienen van bezwaargronden.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van eiseres. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die op € 1.050,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de communicatie met belanghebbenden, vooral in het kader van de coronamaatregelen.