ECLI:NL:RBAMS:2020:5487

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
13/751093-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door Rechtbank Amsterdam

Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Trier in Duitsland op 8 augustus 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko en gedetineerd in Nederland, is beschuldigd van veertien strafbare feiten volgens Duits recht. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op zittingen op 20 augustus en 21 oktober 2020, waarbij de opgeëiste persoon via videoverbinding aanwezig was.

Tijdens de zittingen is de vraag aan de orde gekomen of het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet, met name of de uitvaardigende autoriteit correct is aangeduid. De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de officier van justitie als uitvaardigende autoriteit was vermeld, terwijl de rechtbank oordeelde dat het EAB was uitgevaardigd door een rechter. De rechtbank heeft de aanvullende informatie van de Duitse autoriteit in overweging genomen en vastgesteld dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft zij de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751093-20
RK nummer: 20/2951
Datum uitspraak: 4 november 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 juni 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 augustus 2019 door het
Amtsgericht Trier(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] (Marokko),
alias
[alias opgeëiste persoon 1]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats alias opgeëiste persoon 1] (Marokko)
alias:
[alias opgeëiste persoon 2],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats alias opgeïste persoon 2] (Algerije)
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 20 augustus 2020
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 augustus 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon heeft de zitting via een videoverbinding vanuit zijn detentie-instelling bijgewoond. Hij is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C. Maat, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Arabische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak op 3 september 2020
Bij tussenuitspraak van 3 september 2020 is het onderzoek ter zitting heropend en vervolgens geschorst voor onbepaalde tijd teneinde nadere informatie bij de Duitse autoriteit op te vragen over de strafmaxima, aangezien in het EAB slechts één strafmaximum is vermeld terwijl meerdere strafrechtelijke kwalificaties worden genoemd.
Op 19 oktober 2020 is een e-mail van de Duitse autoriteit ontvangen waarin is vermeld dat voor elke in het EAB vermelde wettelijke kwalificatie een strafmaximum van 10 jaar gevangenisstraf geldt.
Zitting 21 oktober 2020
De vordering is met toestemming van de opgeëiste persoon en de officier van justitie hervat in de stand van het onderzoek bij heropening op 3 september 2020. Het verhoor van de opgeëiste persoon heeft via telehoren plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie,
mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser (die de zaak heeft overgenomen van mr. C. Maat), advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Arabische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met terugwerkende kracht voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting via telehoren verklaard dat hij is: [alias opgeëiste persoon 1], geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats], [plaats] (Marokko), en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van 20 mei 2019 van het
Amtsgericht Trier(35b Gs 1829/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan veertien naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Bevoegde uitvaardigende autoriteit

De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat de overlevering dient te worden geweigerd nu in het EAB als uitvaardigende autoriteit de officier van justitie is vermeld.
De per e-mail verstrekte kopie van de originele Duitse versie van het EAB is weliswaar ondertekend door een rechter maar als uitvaardigende instantie is de officier van justitie vermeld. Op grond hiervan is niet voldaan aan de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie EU) inzake de bevoegde uitvaardigende autoriteit. Indien de rechtbank niet overgaat tot weigering van de overlevering verzoekt de verdediging om aanhouding van de behandeling van de zaak om hierover nadere informatie aan de Duitse autoriteit op te vagen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat nu het EAB is ondertekend door een rechter voldaan is aan de vereisten van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2020 betreffende het Europees Aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (hierna: Kaderbesluit). De overlevering kan dan ook worden toegestaan en het opvragen van nadere informatie bij de Duitse autoriteit is niet nodig.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
In het arrest in de zaak OG/PI van 27 mei 2019 van het Hof van Justitie EU
(ECLI:EU:C:2019:456)is uitleg gegeven aan het begrip “uitvaardigende rechterlijke autoriteit” in de zin van artikel 6, lid 1, van het Kaderbesluit. Op grond van dit arrest kon de Duitse officier van justitie niet meer worden aangemerkt als uitvaardigende rechterlijke autoriteit terwijl het Duitse Openbaar Ministerie vanaf 2002 EAB's had uitgevaardigd. Sinds deze uitspraak worden Duitse EAB's uitgevaardigd door rechters. In het onderhavige EAB van 8 augustus 2019 staat onder i) als uitvaardigende autoriteit het
Amtsgericht Triervermeld en als vertegenwoordiger de officier van justitie. Ten slotte is het EAB, onder het kopje ‘handtekening van de uitvaardigende justitiële autoriteit en/of diens vertegenwoordiger’ ondertekend door
Richterin am Amtsgericht Dr. Werwie.
Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat het EAB is uitgevaardigd door een rechter. Daar doet niet aan af dat sprake is van een kopie van het originele EAB aangezien deze is verstrekt door de Duitse autoriteit. Op grond van het vertrouwensbeginsel dient van de juistheid van de inhoud ervan te worden uitgegaan.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden om nadere informatie aan de Duitse autoriteit op te vragen. De rechtbank verwerpt het verweer en staat de overlevering toe.

5.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd. Nu het gaat om een vervolgings-EAB betekent dat, dat de feiten in de uitvaardigende lidstaat strafbaar moeten zijn gesteld met een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden en
dat de feiten in Nederland strafbaar moet zijn (rechtbank Amsterdam 30 oktober 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:7460).
De rechtbank stelt, mede gelet op de aanvullende informatie van de Duitse autoriteit van 19 oktober 2020, vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
in een woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
en
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd
en
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45, 138, 310, 311 en 350 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon 1] alias
[alias opgeëiste persoon 2]aan
Amtsgericht Trier(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en E.J. Otten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 november 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.