Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Ter zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:
2.De feiten
4.8 Alles afwegende kan niet worden gezegd dat de Gemeente in redelijkheid de belangen van de buurtbewoners niet mocht laten prevaleren boven het belang van [gedaagde] bij plaatsing van het kunstwerk op de overeengekomen locatie, hoe schadelijk voor [gedaagde] die beslissing ook is en hoe begrijpelijk het ook is dat zij zich door de Gemeente in de kou gezet voelt. Daarbij dient te worden bedacht dat het gaat om een kunstwerk dat – bij plaatsing – permanent aanwezig zal zijn op prominente plaatsen in de buurt. Om deze reden is niet aannemelijk dat de Gemeente in een bodemprocedure zal worden veroordeeld tot plaatsing van het kunstwerk op de overeengekomen locatie. Hierop stuit het primair gevorderde af.
veroordeelt de Gemeente om na betekening van dit arrest al hetgeen te doen en/of na te laten, binnen de kaders van het als productie 29 door [gedaagde] overlegde draaiboek, dat noodzakelijk is om plaatsing van het werk ‘ [naam kunstwerk] ’ op een alternatieve locatie en op de kortst mogelijke, althans binnen een redelijke termijn (alsnog) te realiseren, waaronder het voortvarende onderzoek naar mogelijke alternatieve locaties met inachtneming van de partijen bekende randvoorwaarden, het voeren van overleg met [gedaagde] en ter instemming voorleggen van één of meer geschikte bestemmingen, waaraan [gedaagde] haar akkoord niet op onredelijke gronden mag onthouden en het verwerven van de vereiste vergunningen en de financiering voor de plaatsing van het kunstwerk op deze alternatieve locatie, een en ander voor zover redelijkerwijs mogelijk conform het door [gedaagde] opgestelde Draaiboek;
3.3.1. Met de grieven beoogt [gedaagde] , gelet op haar primaire vordering, kennelijk te bewerkstelligen dat de Gemeente alsnog wordt veroordeeld om het kunstwerk op de oorspronkelijk overeengekomen locatie te plaatsen, namelijk de [locatie 1] in [plaats] . In dat verband moet ten eerste de vraag worden beantwoord of de overeenkomst met [gedaagde] daartoe strekt. Volgens de Gemeente is het namelijk een reguliere overeenkomst van opdracht die de Gemeente verplicht om het overeengekomen honorarium te betalen, maar niet om het werk ook te plaatsen.
wordt ingepast in het ontwerp voor het [locatie 2] waarmee recht wordt gedaan aan het arrest van het Hof Amsterdam inzake de plaatsing van dit kunstwerk.”
“
Kanttekeningen en risico’s
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
al hetgeen te doen en/of na te laten, dat noodzakelijk is om plaatsing van het kunstwerk op een alternatieve locatie en op de kortst mogelijke, althans binnen een redelijke termijn (alsnog) te realiseren” – lijkt te wijzen op een inspanningsverplichting, maar dat de dwangsom is gekoppeld aan een termijn van twee jaar, wijst er anderzijds op dat dan resultaat moet zijn bereikt. Beide zinsneden tezamen genomen leiden voorshands tot de interpretatie dat sprake is van een inspanningsverplichting die uiterlijk na twee jaar tot resultaat (plaatsing) moet hebben geleid.
om eventuele tegenslagen die kunnen optreden te kunnen ondervangen”. Aan die langere termijn is een dwangsom verbonden om te bewerkstelligen “
dat de gemeente thans voortvarend zal meewerken”;
redelijkerwijs mogelijk”was opdat het kunstwerk binnen twee jaar zou zijn geplaatst, waarbij het hof heeft meegewogen (3.5.5.) dat niet alles voorspelbaar is.