In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 29 oktober 2020, staat de aansprakelijkheid van een verloskundigenpraktijk centraal naar aanleiding van het perinatale overlijden van een kindje. Verzoekers, bestaande uit de ouders van het overleden kindje, hebben de verloskundigenpraktijk en de aansprakelijkheidsverzekeraar ASR aangesproken op hun verantwoordelijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verloskundige op 5 oktober 2015, toen verzoekster 1 meldde dat zij verminderde kindbewegingen voelde, niet doorverwezen is naar het ziekenhuis voor nader onderzoek. Dit handelen werd als verwijtbaar beschouwd, maar de rechtbank oordeelde dat de omkeringsregel niet van toepassing was, omdat de doodsoorzaak niet vastgesteld kon worden. De rechtbank heeft de kans op overlijden door de medische fout berekend op 3,6%, wat leidde tot een gedeeltelijke aansprakelijkheid van 3,6% voor de verloskundigenpraktijk. Daarnaast werd het verzoek van verzoeker 2 om vergoeding van shockschade afgewezen, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden voor toekenning van shockschade. De rechtbank heeft de kosten van de procedure begroot op € 5.019,80, waarvan 3,6% door de verloskundigenpraktijk en ASR moet worden vergoed.