ECLI:NL:RBAMS:2020:5262

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
13/752092-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met medische omstandigheden

Op 20 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Schweinfurt in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de medische omstandigheden in overweging genomen. De opgeëiste persoon lijdt aan ernstige gezondheidsproblemen, waaronder de ziekte van Behcet, en heeft een zorgplicht voor haar zieke ouders in Nederland. De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering geweigerd moet worden vanwege deze omstandigheden, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende medische zorg beschikbaar is in Duitsland en dat de opgeëiste persoon niet detentieongeschikt is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om af te zien van de weigeringsgrond op basis van de persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon geaccepteerd. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752092-19
RK nummer: 20/46
Datum uitspraak: 20 oktober 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 januari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 oktober 2019 door het
Amtsgericht Schweinfurt(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 oktober 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsman, mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Nederlandse en de Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van 26 juli 2019, uitgevaardigd door het
Amtsgericht Schweinfurt(referentie: Gs 1101/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek terzake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van tenminste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Zij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet aangetoond.
De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft mede de Nederlandse nationaliteit. Haar overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo zij terzake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, zij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Der Leitende Oberstaatsanwalt in Schweinfurtheeft bij brief van 5 oktober 2020 de volgende garantie gegeven:
It is assured, that the persecuted person [opgeëiste persoon], born on the [geboortedag 2]1996 in [geboorteplaats], in case of a final conviction in the Federal Republic of Germany to a custodial sentence or a detention order on the basis of the Council Framework Decision 2008/977/JHA of 27 November 2008 on the protection of personal data processed in the framework of police and judicial cooperation in criminal matters upon her request will be returned to the Netherlands to serve her sentence.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Het feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW

Het EAB heeft betrekking op een strafbaar feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
In die situatie staat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW de overlevering niet toe.
Met een beroep op artikel 13, tweede lid, OLW heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt afgezien van deze weigeringsgrond. Uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling behoort overlevering aan de Duitse autoriteiten plaats te vinden.
De volgende argumenten zijn aangevoerd:
- het onderzoek is in Duitsland gestart;
- de drugs zijn Duitsland ingevoerd, zodat de rechtsorde daar is geschokt;
- de medeverdachten zullen in Duitsland worden vervolgd.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de overlevering op grond van dit artikel te weigeren, omdat de afdoening van de strafzaak door de Nederlandse autoriteiten de voorkeur zou verdienen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de opgeëiste persoon mede de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zij in Nederland een verblijfsadres en werk heeft. De opgeëiste persoon is ernstig ziek en draagt bovendien de zorg voor haar zieke ouders, die in Nederland wonen. Daarnaast is de opgeëiste persoon recent in Nederland verloofd. Overlevering naar Duitsland zal een negatief effect hebben op het gezinsleven en op de gezondheid van de opgeëiste persoon. Onderzocht zou moeten worden of Nederland de vervolging zou kunnen overnemen. Nu dit niet is gebeurd, moet de overlevering worden geweigerd, aldus de raadsman.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 13, tweede lid, OLW haar slechts een terughoudende toetsing van de vordering van de officier van justitie opdraagt en voor een verdergaande beoordeling geen ruimte biedt.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Daarom moet van bedoelde weigeringsgrond worden afgezien. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 28 november 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AY6631), waarin is geoordeeld dat persoonlijke omstandigheden niet relevant zijn bij de beantwoording van de vraag of in het belang van een goede rechtsbedeling moet worden afgezien van toepassing van de in artikel 13, eerste lid, van de OLW genoemde weigeringsgronden.

8.Medische omstandigheden

8.1.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon te kampen heeft met ernstige meervoudige gezondheidsproblemen. Zij lijdt aan de ziekte van Behcet en staat onder behandeling van verschillende specialisten. De opgeëiste persoon is in het verleden meerdere malen opgenomen geweest in het ziekenhuis in verband met die aandoeningen. Daarnaast staat zij onder behandeling van een psycholoog en is zij recentelijk gestart met een behandeling voor haar PTTS-klachten. Volgens de raadsman is de opgeëiste persoon detentieongeschikt. Dat blijkt al uit de (verergering) van de klachten na de korte detentie die volgde op haar aanhouding. Er heeft toen al een schending plaatsgevonden van haar mensenrechten. Indien de rechtbank het verzoek tot overlevering zal toestaan, zal de opgeëiste persoon opnieuw het risico lopen van een onmenselijke en vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest). De raadsman heeft verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank van 1 maart 2013 (ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3203), waarin de rechtbank de overlevering heeft geweigerd van een opgeëiste persoon met een geringe levensverwachting als gevolg van een hersentumor. Deze zaak is net zo uitzonderlijk als die in de genoemde uitspraak.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de behandeling van de vordering aan te houden opdat de detentiegeschiktheid van de opgeëiste persoon kan worden onderzocht.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Zij heeft verwezen naar onderstaande informatie, die zij op 5 en 6 oktober 2020 van de Duitse autoriteiten heeft ontvangen. Gelet op deze informatie is er geen sprake van een reëel risico van een onmenselijke en vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest. De officier van justitie heeft daarnaast verwezen naar de haar op grond van artikel 35 van de OLW toekomende bevoegdheden en de zorg die het Openbaar Ministerie zal betrachten met betrekking tot de overdracht aan en het informeren van de uitvaardigende justitiële autoriteit.
E-mailbericht van dr. Gabriel Seuffert van 5 oktober 2020:
thank You very much for the documents enclosed. I have sent some of them to the medicinal director of the penitentiary in Würzburg, to whom I have spoken, to give me a quick response. I hope to receive his statement very soon.
He already told me, that there is medical treatment available in the penitentiary of Würzburg, which has his own medical section. But of course, If the medical problem exceeds the possibilities of the medical section, the person would be brought to a regular hospital for the appropriate treatment and medical care.
There are also psychologists available in the penitentiary and a psychiatrist section, too.
Brief van dr. med. Bernhard Rösch van 5 oktober 2020:
Dear Dr. Seuffert,
With reference to your repeated inquiries from today and our telephone call from today, I can report to you the following on the basis of the additional medical documents that have now been submitted.
The medical care of the above mentioned patient seems to be possible in Medical department of the Correctional facility of Wuerzburg. The supply with the listed drugs is possible. However, it is necessary that Ms. [opgeëiste persoon] carries with her an up-to-date medication plan, as well as the latest examination findings when she is moved to our institution, in order to avoid breaks in therapy that could worsen the disease.
As usual external specialists are consulted for problems that cannot be resolved within the department. If necessary, external hospital treatment is also possible.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat in de door de raadsman aangehaalde uitspraak van 1 maart 2013 van deze rechtbank sprake was van een zeer uitzonderlijke situatie. In die zaak heeft de rechtbank de overlevering van een terminaal zieke man geweigerd omdat overlevering naar haar oordeel in die zaak onevenredig bezwarend was. Anders dan in die zaak, is in deze zaak sprake van een complex van aandoeningen dat op dit moment actief wordt behandeld. Uit de door de raadsman overgelegde medische stukken blijkt niet, dat de opgeëiste persoon detentieongeschikt was of is. De rechtbank ziet in die stukken ook geen aanleiding om nader onderzoek te doen naar de detentiegeschiktheid van de opgeëiste persoon, zoals de raadsman subsidiair heeft verzocht. Uit de hierboven onder 8.2 genoemde informatie van de Duitse autoriteiten leidt de rechtbank voorts af dat voor de opgeëiste persoon een adequate behandeling beschikbaar is na haar feitelijke overlevering aan Duitsland.
De rechtbank beschikt niet over objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens waaruit een reëel gevaar blijkt van een onmenselijke of vernederende behandeling. Het beroep op artikel 4 van het Handvest wordt daarom verworpen. De medische situatie van de opgeëiste persoon kan wel een rol spelen bij de afweging of feitelijke overlevering (tijdelijk) achterwege zou moeten blijven. Overeenkomstig artikel 35, derde lid, van de OLW is het aan de officier van justitie om te beoordelen of de medische of psychische omstandigheden tot uitstel van de feitelijke overlevering zouden moeten leiden met mogelijk verdere schorsing van de overleveringsdetentie. Gelet op de door de officier van justitie ter zitting gedane mededelingen vertrouwt de rechtbank erop dat zij zal zorgdragen voor een zorgvuldige overdracht van de opgeëiste persoon aan de Duitse autoriteiten.

9.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

10.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 Wetboek van Strafrecht, 3 en 11 Opiumwet en 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

11.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Schweinfurt(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 oktober 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.