Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.Inhoud van het klaagschrift
3.Standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
gegronden gelast de teruggave aan klager van:
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in 2020 geldbedragen in beslag had genomen. Het klaagschrift is op 4 mei 2020 ingediend en het Openbaar Ministerie heeft op 25 september 2020 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de zitting zijn klager, zijn raadsvrouw mr. C.A. Bouw, en de officier van justitie mr. S.A. van de Vliet gehoord. Klager verzocht om teruggave van in beslag genomen geldbedragen, waaronder € 8.935 en $ 1.352, die op 21 februari 2020 onder hem in beslag waren genomen. Klager stelde dat deze bedragen legaal verkregen waren en dat het Openbaar Ministerie onvoldoende onderzoek had gedaan naar de herkomst van het geld. De officier van justitie verzet zich tegen de teruggave van de dollars en de 500 eurobiljetten, maar niet tegen de teruggave van het overige bedrag van € 7.935.
De rechtbank oordeelde dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen euro's, omdat het Openbaar Ministerie zich daar niet tegen verzet. Wat betreft de Amerikaanse dollars oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor een witwasvermoeden, mede gezien de verklaring van klager en de herkomst van het geld. De rechtbank besloot dat klager recht heeft op teruggave van zowel het bedrag van € 8.935 als het bedrag van $ 1.352, en gelastte de teruggave aan klager. De beslissing is openbaar uitgesproken en klager heeft het recht om in cassatie beroep aan te tekenen bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.