ECLI:NL:RBAMS:2020:4958

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
13/997054-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift, witwassen en deelname aan een criminele organisatie in het kader van onderzoek 26Harlan

Op 12 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan valsheid in geschrift door valse facturen op te maken en deze te gebruiken in de bedrijfsadministratie van de vennootschappen [bedrijf 1] en [bedrijf 2]. De valsheid in geschrift was gericht op het genereren van ogenschijnlijk legale omzet en winst, terwijl de werkzaamheden in werkelijkheid niet of door andere bedrijven werden uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook betrokken was bij het witwassen van geldbedragen die voortkwamen uit deze criminele activiteiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de lange pleegperiode. De rechtbank concludeerde dat de verdachte deel uitmaakte van een gestructureerd samenwerkingsverband dat gericht was op het plegen van misdrijven, en dat hij opzettelijk valse geschriften heeft opgemaakt met het oogmerk deze als echt te gebruiken. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen scooter afgewezen, maar de BlackBerry telefoons zijn onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997054-17 (Promis)
Datum uitspraak: 12 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland ] ) op [geboortedag] 1978 ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op
25 augustus 2020, 26 augustus 2020 en 1 september 2020. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 12 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. F. Heus en
J. Plooij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S. Schuurman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Achtergrond van de zaak
De rechtbank wijst dit vonnis naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek ‘26Harlan’. Dit onderzoek is gestart op 25 oktober 2016, naar aanleiding van door het Team Criminele Inlichtingen medio 2015 verstrekte informatie. Volgens deze (start)informatie zou [medeverdachte 1] betrokken zijn bij internationale cocaïnehandel en liquidaties naar aanleiding van conflicten over die handel. Uit politieonderzoek is vervolgens gebleken dat met ‘ [medeverdachte 1] ’ kennelijk werd bedoeld: [voornamen] [medeverdachte 1] , medeverdachte. Ook bleek dat medeverdachte [medeverdachte 1] op dat moment al in de onderzoeken ‘Fiorino’ en ‘26Melogale’ in verband werd gebracht met de handel in verdovende middelen. Naar aanleiding van deze informatie is nader onderzoek verricht naar medeverdachte [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 1] werd een aantal bijzondere opsporingsmethoden toegepast, waaronder het opnemen van telecommunicatie, stelselmatige observatie en het opnemen van vertrouwelijke communicatie. Op deze wijze kwamen ook andere personen, te weten verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] (met wie [medeverdachte 1] samenwoont en twee kinderen heeft), als verdachten in beeld en werd het onderzoek uitgebreid naar deze personen.
Gezien werd dat verdachte en zijn hiervoor genoemde medeverdachten in dienst van het bedrijf [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) waren. Verder werd gezien dat verdachte en [medeverdachte 2] in dienst waren van het bedrijf [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ). De onderzoeken naar de financiële gegevens en administratie van voornoemde rechtspersonen leverden bij het openbaar ministerie de verdenking op dat verdachten zich in georganiseerd verband schuldig maakten aan witwassen en valsheid in geschrift, teneinde de opbrengsten uit drugscriminaliteit veilig te stellen. Volgens het openbaar ministerie is sprake van een schijnconstructie tussen verdachte, medeverdachten en de voornoemde rechtspersonen waarbij [bedrijf 1] voorzag in een legaal inkomen voor medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en hen de mogelijkheid verschafte financiële verplichtingen aan te gaan (zoals het afsluiten van een hypothecaire geldlening) die zij zonder een legaal inkomen niet konden aangaan. Daarnaast leverde het onderzoek bij het openbaar ministerie de verdenking op dat verdachte en zijn medeverdachten, natuurlijke personen, zich zelfstandig buiten een samenwerkingsverband ook aan witwashandelingen schuldig maakten.
2.2.
Samenvatting van de tenlastelegging
Verdachte wordt - samengevat – beschuldigd van:
het in de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 januari 2018 (al dan niet als oprichter/leider) deelnemen aan een criminele organisatie bestaande uit verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , welke organisatie het oogmerk had op het plegen van valsheid in geschrift en (gewoonte)witwassen;
het in de periode van 1 september 2015 tot en met 16 januari 2018 medeplegen van (gewoonte)witwassen van – als salaris van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] ontvangen – girale geldbedragen en een Ford S-Max met kenteken [kenteken 1] ;
het in de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 januari 2018 in vereniging opdracht geven tot dan wel feitelijk leidinggeven aan het plegen van valsheid in geschrift door [bedrijf 1] (
primair) dan wel het medeplegen van valsheid in geschrift (
subsidiair) – door:
(A) tientallen facturen en bijbehorende mandagenregisters/urenlijsten valselijk op te maken en zodoende de administratie van [bedrijf 1] te vervalsen en/of
(B) van deze geschriften gebruik te maken en/of
(C) deze af te leveren en/of
(D) deze voorhanden te hebben;
het in de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 januari 2018 in vereniging opdracht geven tot dan wel feitelijk leidinggeven aan het plegen van valsheid in geschrift door [bedrijf 2] (
primair) dan wel het medeplegen van valsheid in geschrift (
subsidiair) door
(A) een urenoverzicht, facturen en bij die facturen behorende mandagenregisters valselijk op te maken en/of
(B) deze af te leveren en/of
(C) deze voorhanden te hebben;
het in de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 januari 2018 medeplegen van (gewoonte)witwassen van contante geldbedragen en een scooter.
De volledige tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officieren van justitie zijn ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officieren van justitie hebben zich aan de hand van hun schriftelijk requisitoir op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitnotities bepleit verdachte vrij te spreken van de aan hem tenlastegelegde feiten.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de redengevende feiten en omstandigheden, zoals hieronder vermeld. [1] De inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – wordt slechts gebruikt tot het bewijs van het ten laste gelegde feit waarop het, zoals blijkt uit de inhoud, kennelijk betrekking heeft.
De rechtbank zal achtereenvolgens feit 3 en 4, feit 2, feit 1 en dan feit 5 bespreken.
4.3.1.
Inleiding
De rechtbank stelt vast dat verdachte samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , en de besloten vennootschappen [bedrijf 2] en [bedrijf 1] een hecht samenwerkingsverband heeft gevormd. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Het schoonmaakbedrijf [bedrijf 2] , gevestigd te Zwanenburg, werd op 18 juli 2012 opgericht door verdachte en zijn levenspartner [naam 1] . [2] ·Blijkens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 2 februari 2017 was [naam 1] de enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 2] . Uit de verklaringen van [naam 1] en verdachte blijkt echter dat laatstgenoemde [bedrijf 2] bestuurde. [3] Zijn dagelijkse werkzaamheden bestonden uit het werven van opdrachten en het uitvoeren van opdrachten. [4] Op 10 januari 2013 werd [bedrijf 1] opgericht. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 9 augustus 2017 is [medeverdachte 1] enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] en houdt de vennootschap zich bezig met advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering; het exploiteren van een bedrijf op het gebied van projectmanagement en het verrichten van bemiddelingswerkzaamheden tussen (markt)partijen. [bedrijf 1] is, net als [bedrijf 2] , gevestigd te Zwanenburg. [5] In de administratie van [bedrijf 1] zijn arbeidsovereenkomsten aangetroffen tussen deze vennootschap en verdachte en medeverdachten. Volgens deze arbeidsovereenkomsten is [medeverdachte 1] op 1 januari 2013 in dienst getreden als directeur, [medeverdachte 2] op 1 juni 2015 als salesmanager en verdachte op 1 augustus 2015 eveneens als directeur. [6] Naar eigen zeggen, hetgeen ook door [medeverdachte 1] wordt bevestigd, hield verdachte zich vanaf de oprichting binnen [bedrijf 1] bezig met het werven en uitvoeren van opdrachten en deed hij dat tezamen met [medeverdachte 1] . [7] In een zogeheten startersgesprek met de Belastingdienst heeft [medeverdachte 1] over zijn werkzaamheden voor [bedrijf 1] verklaard dat hij benaderd wordt door opdrachtgevers met het verzoek om voor schoonmaak of reiniging van bedrijfspanden te zorgen en dat hij onderhandelt met schoonmaakbedrijven om personeel te verkrijgen voor de werkzaamheden bij opdrachtgevers. Hij vervult, zo heeft hij verklaard, een bemiddelingsfunctie, is verantwoordelijk voor de correcte uitvoering en wordt bij klachten door klanten benaderd. [8] In de praktijk kwam het er op neer dat vanaf de oprichting van [bedrijf 1] alleen verdachte, die volgens de schriftelijke arbeidsovereenkomst pas op 1 augustus 2015 in dienst trad, zich bezig hield met de werving en uitvoering van opdrachten en dat uitsluitend hij onderhandelde met opdrachtgevers. [9] Opdrachtbevestigingen en facturen werden opgemaakt door verdachte en vervolgens op naam van [bedrijf 1] aan opdrachtgevers verzonden. Verdachte hield zich zo blijkt uit het dossier bezig met de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] . Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt verder dat uitsluitend verdachte gedurende de opdrachten de contacten onderhield met de opdrachtgevers en dat de werkzaamheden door personeel van [bedrijf 2] of in een enkel geval door een uitzendbureau werden uitgevoerd. [10] [medeverdachte 1] was als enige bevoegd om betalingen te verrichten vanaf de bankrekening op naam van [bedrijf 1] . [11] Verder is gebleken dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] salaris van [bedrijf 1] ontvingen en gebruik maakten van (lease) auto’s op naam van [bedrijf 1] terwijl daar, anders dan de voornoemde arbeidsovereenkomsten doen vermoeden, nagenoeg geen werkzaamheden tegenover stonden. [12] Uit het dossier blijkt niet dat door tussenkomst van [bedrijf 1] of door diens advisering opdrachten zijn verworven, begeleid en/of uitgevoerd. Dat gebeurde feitelijk door verdachte en [bedrijf 2] zodat niet is gebleken dat er sprake is geweest van opdrachten die niet zonder het bestaan van [bedrijf 1] aan verdachte en [bedrijf 2] zouden zijn gegund. Met de oprichting van [bedrijf 1] werd derhalve in een nauwe samenwerking tussen verdachte, medeverdachten en voornoemde rechtspersonen, een schijnconstructie in het leven geroepen, zoals hierna zal worden uitgewerkt.
4.3.2.
Feit 3 primair en 4 primair, de valsheid in geschrift
Verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen, feitelijk leiding heeft gegeven aan door [bedrijf 1] gepleegde valsheid in geschrift. Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij samen met anderen, feitelijk leiding heeft gegeven aan door [bedrijf 2] gepleegde valsheid in geschrift.
De rechtbank zal eerst de vraag beoordelen of [bedrijf 1] dan wel [bedrijf 2] zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. Daarna wordt beoordeeld of verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven als bedoeld in artikel 51 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
4.3.2.1.
Is er sprake van valsheid in geschrift?
De rechtbank stelt voorop dat zij onvoldoende bewijs ziet voor valsheid van de onder feit 3 onder
fen
uopgenomen geschriften. Voor dat dat deel van de tenlastelegging zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
Datzelfde geldt voor de onder 4 ten laste geschriften
ben
c. Voor deze onderdelen van de tenlastelegging wordt verdachte daarom vrijgesproken.
Artikel 225 lid 1 Sr stelt strafbaar het opzettelijk valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken. Artikel 225 lid 2 Sr stelt strafbaar het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst en het afleveren en het voorhanden hebben daarvan, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik.
De onder feit 3 verweten valsheden zien op een tiental facturen/urenlijsten [13] , weergegeven in de tenlastelegging bij feit 3 primair onder a t/m w. Het verwijt betreft hoofdzakelijk dat er door [bedrijf 1] gefactureerd is voor werkzaamheden die niet zijn verricht, althans niet door bepaalde in de urenlijsten vermelde personen. [bedrijf 1] zou haar administratie hebben vervalst door daarin valse facturen op te nemen (A), zij zou gebruik van die valse facturen hebben gemaakt en deze hebben afgeleverd door deze aan debiteuren te verstrekken (B, C) en zij zou deze voorhanden hebben gehad in haar administratie (D).
De onder feit 4 verweten valsheden zien op facturen en voor zover van toepassing bij die facturen behorende urenlijsten/mandagenregisters (b t/m o) en een in de administratie van [bedrijf 2] aangetroffen overzicht van door het personeel gewerkte uren (a). Het verwijt betreft hoofdzakelijk dat er gefactureerd is voor werkzaamheden die niet zijn verricht, althans niet door of in opdracht van bepaalde personen, zoals [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] of [naam 1] .
De rechtbank is van oordeel dat de onder 3 en 4 opgenomen facturen/urenlijsten, anders dan betoogd, een bewijsbestemming hebben. De facturen bevatten immers een opgave van de verrichte diensten en dienen, tezamen met de urenlijsten, als bewijs van dat tegenprestatie waarvoor wordt gefactureerd is geleverd en door wie.
Naar het oordeel van de rechtbank kan evenwel niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de overzichten van gewerkte uren per werknemer (feit 4, geschrift
a) een bewijsbestemming hadden. Voor dat onderdeel van de tenlastelegging wordt verdachte daarom vrijgesproken.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte feitelijk deze stukken heeft opgemaakt, voorhanden heeft gehad en – althans gedeeltelijk – heeft afgeleverd aan de debiteuren. [14] Dat naast verdachte ook [medeverdachte 2] zich bezighield met de administratie van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] , zoals door verdachten is betoogd, acht de rechtbank onaannemelijk. De administraties zijn immers in het Nederlands opgemaakt en [medeverdachte 2] beheerste deze taal niet althans niet voldoende. [15] Weliswaar bevat het dossier een aantal ogenschijnlijk door [medeverdachte 2] in de Nederlandse taal geschreven e-mails, maar gelet op het voornoemde taalgebrek acht de rechtbank het redelijkerwijs uitgesloten dat zij deze e-mails daadwerkelijk heeft geschreven.
De rechtbank zal de facturen hieronder per debiteur bespreken.
De onder 3 ten laste gelegde geschriften
De besloten vennootschap [naam vennootschap]
De geschriften
b, c, i, m, n, p, ren
vwaren gericht aan [naam B.V. 1] , [naam B.V. 2] en [naam B.V. 3] [16] Deze bedrijven, gevestigd op het adres [adres 1] te Amsterdam, waren dochterondernemingen van [naam vennootschap] B.V. (hierna: [naam vennootschap] ). [17] [getuige] (verder: [getuige] ), enig bestuurder en aandeelhouder van [naam vennootschap] , heeft als getuige verklaard dat voornoemde geschriften (hoofdzakelijk facturen) betrekking hadden op werkzaamheden van verdachte. Hij gaf adviezen over de algemene bedrijfsvoering. Ook leverde verdachte nieuwe klanten aan. [18] Daarnaast verklaarde [getuige] dat de geschriften
ien
nbetrekking hadden op werkzaamheden van [medeverdachte 2] , bestaande uit het ‘fysiek’ promoten en verkopen van producten van [naam B.V. 1] [19]
Verdachte daarentegen ontkende dat hij nieuwe klanten aanleverde en verklaarde dat zijn adviezen betrekking hadden op de certificering en fysieke uitvoering van projecten. [20] Verder verklaarde verdachte dat [medeverdachte 1] en hij projecten begeleidden, terwijl [getuige] hier met geen woord over rept. [21] Daarbij komt dat [getuige] noch [medeverdachte 1] kon duiden wat de rol van [medeverdachte 1] was. [22] Ook de invulling die [medeverdachte 2] aan haar werkzaamheden gaf, wijkt af van de verklaring van [getuige] . Zo sprak [medeverdachte 2] uitsluitend over het ‘online’ verkopen en verhuren van producten. [23] Noemenswaardig is verder dat [getuige] en verdachte wisselend verklaarden over het document ‘Overeenkomst inhuur manager’ dat in de administratie van [naam vennootschap] is aangetroffen. [24] Bovendien is van belang dat geschrift
p– gezien de verwijzing naar en de inhoud van de brief van 6 december 2016 – zag op een
[naam 6]voor werkzaamheden van [medeverdachte 1] , terwijl dit volgens [getuige] zag op de succesvolle werkzaamheden van verdachte. [25]
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat, nu niet eenduidig vast te stellen is op welke werkzaamheden de geschriften zagen, de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. De geschriften
b, c, i, m, n, p, ren
vzijn aldus valselijk opgemaakt.
De besloten vennootschap [naam B.V. 4]
Ook met betrekking tot geschrift
ais de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat de gefactureerde werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. Geschrift
adateerde van 22 juli 2013 en was gericht aan [naam B.V. 4] B.V. (hierna: [naam B.V. 4] ). [26] Getuige [naam getuige 1] , enig bestuurder en aandeelhouder van [naam B.V. 4] , heeft verklaard dat [naam B.V. 4] zich bezig hield met de ontwikkeling van software voor kinderdagverblijven. [27] De rechtbank kan uit de stukken niet opmaken dat [bedrijf 1] enige expertise had op softwaregebied. Evenmin kan de rechtbank vaststellen welke werkzaamheden zijn verricht nu geen van de betrokken personen concreet heeft kunnen of willen verklaren over de verrichte werkzaamheden. Zo weet [naam getuige 1] noch verdachte wat de relatie tussen [bedrijf 1] en [naam B.V. 4] is en weet [medeverdachte 1] uitsluitend te vertellen dat [bedrijf 1] iets kleins voor [naam B.V. 4] deed. [28] Ook geschrift
ais dus valselijk opgemaakt.
De besloten vennootschap [naam B.V. 5]
Geschrift
twas gericht aan [naam B.V. 5] B.V. (hierna: [naam B.V. 5] ) en had betrekking op (begeleidings)werkzaamheden van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 20 en 21 juli 2017 bij het [station] aan de [adres 2] te Amstelveen’. [29] [medeverdachte 1] zat die dagen echter in de gevangenis in [land] en ook [medeverdachte 2] was die dagen gedeeltelijk in het buitenland. [30] Bovendien leidt de rechtbank uit historische verkeersgegevens af dat [medeverdachte 2] , toen zij in Nederland was, niet in de buurt van het [station] is geweest. [31]
Op de zitting hebben verdachte en [medeverdachte 1] verklaard over de werkwijze van [bedrijf 1] . Zij verklaarden dat zij zich beiden bezig hielden met het zoeken van klanten. [32] Op het moment dat een potentiële klant hen benaderde met het verzoek om voor de schoonmaak of reiniging van bedrijfspanden te zorgen, werd samen met de klant het desbetreffende bedrijfspand bezocht. [33] Naar aanleiding van deze bezichtiging en de gesprekken met de klant, werd door hen een offerte opgemaakt. [34] Die offerte werd vervolgens verstuurd naar de klant. Bij een bereikt akkoord werden de werkzaamheden, onder begeleiding van [bedrijf 1] , uitgevoerd door personeel van [bedrijf 2] . [35] Die begeleiding hield in: het ter plaatse ontvangen van personeel, het toelichten van de werkzaamheden en het controleren van de werkzaamheden. Na afloop van de werkzaamheden kreeg de klant een factuur toegestuurd. [36] Daargelaten dat de rechtbank die verklaringen over de werkwijze ten aanzien van de rol van verdachte en [medeverdachte 2] niet aannemelijk vindt omdat daar geen steun voor te vinden is in het dossier staat met deze omschrijving van de werkwijze naar het oordeel van de rechtbank vast dat de werkzaamheden, met uitzondering van het aan een bezichtiging voorafgaande traject en de facturering achteraf, uitsluitend op locatie konden worden verricht.
Gelet op het voorgaande, daarbij mede in aanmerking genoemde dat verdachte de opdracht met [naam B.V. 5] heeft binnengehaald, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat geschrift
tvalselijk is opgemaakt. [37]
De besloten vennootschap [naam B.V. 6]Tegen de achtergrond van het voornoemde bezien kan voorts worden bewezen dat de geschriften
e, j, l, o, q, sen
wvalselijk zijn opgemaakt, nu zij in strijd met de waarheid vermelden dat de werkzaamheden zij uitgevoerd door [medeverdachte 1] en – in het geval van geschrift
j– [medeverdachte 2] .
Getuige [naam getuige 2] , enig aandeelhouder van [naam B.V. 6] , weet niet wie [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn. Ook getuige [naam getuige 3] , bedrijfsleider van [naam B.V. 6] , zeggen de namen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niets. [bedrijf 1] was [verdachte] , aldus de getuigen, en al het contact verliep met hem of zijn voorman [naam 2] . [38] Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit enerzijds dat [medeverdachte 1] noch [medeverdachte 2] betrokken is geweest bij (de totstandkoming van) de opdracht tot en werk voor (projecten van) [naam B.V. 6] . Bovendien betekent dit dat [medeverdachte 1] de werkzaamheden op het werkadres [werkadres 1] , opgenomen in geschrift
e, niet heeft uitgevoerd. [39] De rechtbank overweegt hiertoe dat de urenlijst van [bedrijf 1] de naam [medeverdachte 1] vermeldde, terwijl de urenlijst van onderaannemer [bedrijf 2] de naam [naam bedrijf 1] (het bedrijf van [naam 2] ) vermeldde. [40]
Ook ten aanzien van geschrift
j, dat betrekking heeft op het project [naam project 1] , is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat dit niet overeenstemt met de werkelijkheid. De rechtbank acht daartoe redengevend dat uit de mandagenlijst volgt dat naast [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] slechts twee andere personen op dit project hebben gewerkt. [41] Een van hen betreft getuige [naam getuige 4] die ontkent met [medeverdachte 2] op projecten te hebben gewerkt. Volgens [naam getuige 4] heeft hij [medeverdachte 2] uitsluitend een keer op een projectlocatie gezien. Zij groette toen en ging vervolgens weg. [42] Daarnaast acht de rechtbank redengevend dat [medeverdachte 1] op 30 juli 2015 in het buitenland verbleef en op de zitting bekende dat hij geen werkzaamheden uitvoerde op dit project.·
De rechtbank acht daarnaast wettig en overtuigend bewezen dat de geschriften
l, o, q, sen
win strijd met de waarheid vermelden dat [medeverdachte 1] werkzaamheden heeft uitgevoerd op de projecten [adres 9] Alkmaar , [naam project 3] Alkmaar , [naam project 4] en [werkadres 5] Alkmaar . [43] [medeverdachte 1] was ten tijde van de in de geschriften
l, oen
svermelde werkzaamheden (grotendeels) in het buitenland. [44] Bovendien straalde zijn telefoon in 2017 nooit een mast aan in Alkmaar of Deventer, terwijl de geschriften
s, qen w zien op werkzaamheden die dat jaar zijn uitgevoerd in Alkmaar dan wel Deventer. [45] De rechtbank betrekt hierbij het gegeven dat [medeverdachte 1] telefoon dat jaar wel andere masten aanstraalde. Gelet hierop is het onaannemelijk dat [medeverdachte 1] telefoon onzichtbaar was in verband met een daarop aangesloten apparaat, zoals door hem ter terechtzitting is betoogd. Ook blijkt uit observaties dat [medeverdachte 1] op 6 februari 2017 tussen 08:00 en 14:30 uur geen sjouwwerkzaamheden uitvoerde, hoewel hij dit gezien de inhoud van geschrift
qdie dag wel 7,5 uur zou moeten hebben gedaan. Daarbij komt dat het überhaupt al bijzonder is dat [medeverdachte 1] sjouwwerkzaamheden zou hebben uitgevoerd, omdat [medeverdachte 1] op de zitting verklaarde dat de feitelijke uitvoering van werkzaamheden alleen bij hoge uitzondering tot zijn takenpakket behoorde. [46] Verder verklaarde getuige [naam getuige 5] , met wie [medeverdachte 1] op al deze projecten zou hebben gewerkt, dat hij niet weet wat voor werkzaamheden [medeverdachte 1] uitvoerde. [47]
De besloten vennootschap [naam B.V. 7]
De rechtbank acht eveneens bewezen dat de geschriften
d, gen
h, gericht aan [naam B.V. 7] B.V. (hierna: [naam B.V. 7] ), valselijk zijn opgemaakt. Geschrift
ddateerde van 30 december 2013 en had betrekking op (begeleidings)werkzaamheden op het adres [adres 3] Den Haag, uitgevoerd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [48] De geschriften
gen
hdateerden van 20 respectievelijk 31 maart 2014 en hadden betrekking op (begeleidings)werkzaamheden op het adres [naam project 6] [adres 10] te Almere, uitgevoerd door [medeverdachte 2] , [naam 1] en – in het geval van geschrift
h– [medeverdachte 1] . [49] Ter terechtzitting is door verdachte uitleg gegeven over de werkzaamheden die [naam 1] op het project [naam project 6] Almere zou hebben verricht. Haar werkzaamheden zouden hebben bestaan uit het feitelijk verrichten van schoonmaakwerkzaamheden. [50] In dit verband acht de rechtbank de verklaring van [naam 1] , inhoudende dat zij op projecten nooit schoonmaakwerkzaamheden heeft uitgevoerd, relevant. [51] Het betoog van verdachte dat [naam 1] dit in verband met stress rondom zijn aanhouding in strijd met de waarheid heeft verklaard, wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank overweegt hiertoe dat, nu in het ongewisse is gebleven waarom [naam 1] onder die omstandigheden juist dit zou verklaren, het niet anders kan zijn dan dat [naam 1] naar waarheid heeft verklaard. De rechtbank concludeert dan ook dat de geschriften
gen
hin strijd met de waarheid vermelden dat [naam 1] werkzaamheden heeft verricht op het project [naam project 6] Almere .
Voorts concludeert de rechtbank dat de geschriften
gen
h, evenals geschrift
d, in strijd met de waarheid vermelden dat [medeverdachte 2] werkzaamheden heeft verricht op de projecten [naam project 6] Almere en [adres 3] Den Haag. Aan de hand van de mandagenlijsten leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] met [naam getuige 4] op deze projecten zou hebben gewerkt, maar zoals hierboven reeds vermeld verklaarde [naam getuige 4] dat [medeverdachte 2] en hij niet op projecten hebben samengewerkt. [52] Daarbij komt dat [medeverdachte 2] ten tijde van deze projecten formeel in dienst van [bedrijf 2] was en dat zij, als zij op 11 november 2015 desgevraagd vertelt over haar werkzaamheden in de periode van 2012 tot en met 2015, met geen woord rept over dit dienstverband. [53]
De rechtbank acht daarnaast bewezen dat de geschriften
den
hin strijd met de waarheid vermelden dat [medeverdachte 1] werkzaamheden heeft verricht op de projecten [adres 3] Den Haag en [naam project 6] Almere en overweegt hiertoe het volgende. Op de zitting verklaarde [medeverdachte 1] dat zijn werkzaamheden op het project [adres 3] Den Haag zouden hebben bestaan uit het binnenhalen van deze opdracht. [54] In dit verband acht de rechtbank de verklaring van de bestuurder van [naam B.V. 7] , getuige [naam getuige 6] , relevant. [naam getuige 6] verklaarde dat zowel [bedrijf 1] als [bedrijf 2] van verdachte was. [naam B.V. 7] leende beide bedrijven in als onderaannemer en de contacten over het al dan niet uitbesteden van werk verliepen via verdachte, aldus [naam getuige 6] . [55] Gelet op deze verklaring concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 1] niet heeft gewerkt op het project [adres 3] Den Haag.
Eveneens betrekt de rechtbank de verklaring van getuige [naam getuige 6] in haar conclusie dat [medeverdachte 1] niet heeft gewerkt op het project [naam project 6] Almere . Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 1] , desgevraagd door de rechtbank, nagelaten een invulling te geven aan zijn werkzaamheden met betrekking tot dit project. Verdachte daarentegen heeft op de zitting verklaard dat hij de werkzaamheden op dit project begeleidde. Verdachte kon niet met zekerheid zeggen of hij dit samen met [medeverdachte 1] deed. [56] Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat [medeverdachte 1] geen werkzaamheden heeft verricht op het project [naam project 6] Almere .
De besloten vennootschap [naam B.V. 8]
Ook met betrekking tot geschrift
kis de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat dit valselijk is opgemaakt. Geschrift
k,gericht aan [naam B.V. 8] B.V., zag op werkzaamheden in de periode tussen 6 juli 2015 en 25 juli 2015. [57] [medeverdachte 1] zou deze werkzaamheden hebben uitgevoerd. [58] Uit de stukken blijkt echter dat hij in de periode van 25 juni tot en met 9 augustus 2015 in het buitenland verbleef, met als gevolg dat hij deze werkzaamheden niet heeft kunnen uitvoeren. [59]
De onder 4 ten laste gelegde geschriften
De rechtbank acht, op grond van hetgeen hierboven ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde geschrift
eis overwogen, bewezen dat geschrift
din strijd met de waarheid vermeldt dat de werkzaamheden in opdracht van [medeverdachte 1] zijn uitgevoerd. [60] Onder verwijzing naar hetgeen hierboven ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde geschriften
gen
hmet betrekking tot [naam 1] en [medeverdachte 2] is overwogen, concludeert de rechtbank dat geschrift
ein strijd met de waarheid vermeldt dat [naam 1] en [medeverdachte 2] werkzaamheden hebben uitgevoerd op het project [naam project 6] Almere . [61]
Eveneens acht de rechtbank bewezen dat de geschriften
fen
g, beiden betrekking hebbende op het [naam project 7] / [naam B.V. 7] [adres 6] Den Haag, zowel in strijd met de waarheid vermelden dat [naam 3] 80 uur heeft gewerkt als in strijd met de waarheid vermelden dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd op aanwijzing van [medeverdachte 1] . [62] De rechtbank overweegt daartoe dat met ‘ [naam 3] ’ [naam 3] wordt bedoeld en dat zij verklaarde een keer, in ieder geval niet dagelijks, op dit project te zijn geweest. [63] [naam 3] verklaarde daarnaast dat haar vader, [naam 2] , vermoedelijk op het project had gewerkt en dat hij het personeel aanstuurde. [64] Nu het bedrijf van [naam 2] ( [naam bedrijf 1] ) [bedrijf 2] ook daadwerkelijk een factuur stuurde voor werkzaamheden op dit project en [medeverdachte 1] ten tijde van de werkzaamheden gedeeltelijk in het buitenland zat, gaat de rechtbank ervan uit dat [naam 2] de werkzaamheden heeft begeleid. [65] Gelet hierop, daarbij mede in aanmerking genomen dat verdachte de [naam B.V. 7] projecten binnenhaalde, acht de rechtbank bewezen dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd op aanwijzing van [medeverdachte 1] . [66]
Voorts is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat de inhoud van de geschriften
hen
i, beiden op naam van [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 2] , niet overeenstemt met de werkelijkheid. [67] Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 1] verklaard dat [bedrijf 2] [bedrijf 1] ( [medeverdachte 1] ) inschakelde om werkzaamheden te begeleiden. [68] De rechtbank begrijpt aldus dat de geschriften
hen
ibetrekking hebben op begeleidingswerkzaamheden van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] verbleef een groot gedeelte van de periode die staat vermeld in deze geschriften echter in het buitenland. [69] Daarnaast factureerde [bedrijf 1] die periode ook een groot aantal uren voor werkzaamheden die het personeel van [bedrijf 1] zou hebben uitgevoerd voor anderen dan [bedrijf 2] . [70] Gelet hierop is het nagenoeg onmogelijk dat [medeverdachte 1] , gelet op het aantal dagen dat op deze manier overbleef, de in de geschriften
hen
ivermelde begeleidingswerkzaamheden zou kunnen hebben uitgevoerd. Daarbij komt dat er een onevenredig groot aantal uren wordt gefactureerd voor het enkel begeleiden van werkzaamheden.
Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat geschrift
jin strijd met de waarheid vermeldt dat [medeverdachte 2] namens [bedrijf 2] werkzaamheden heeft uitgevoerd op het project [naam project 8] en dat geschrift
kin strijd met de waarheid vermeldt dat [naam 1] werkzaamheden heeft uitgevoerd op het project [naam project 9] . [71] De rechtbank verwijst naar hetgeen hierboven ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde geschriften
gen
hmet betrekking tot [medeverdachte 2] en [naam 1] is overwogen. [72]
Naar het oordeel van de rechtbank kan eveneens worden bewezen dat de geschriften
len
m, beiden op naam van [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 2] , in strijd met de waarheid vermelden dat [medeverdachte 2] administratieve werkzaamheden en [medeverdachte 1] begeleidingswerkzaamheden heeft uitgevoerd voor [bedrijf 2] . [73] Met betrekking tot de administratieve werkzaamheden van [medeverdachte 2] verwijst de rechtbank naar haar overwegingen hieromtrent in rubriek 4.3.2.1. Met betrekking tot de begeleidingswerkzaamheden van [medeverdachte 1] overweegt de rechtbank dat het volstrekt ongeloofwaardig is dat [medeverdachte 1] in vijftien dagen honderdtwaalf uren op het betreffende project heeft gewerkt, mede in aanmerking genomen dat hij ter zitting op geen enkele wijze concreet kon aangeven waaruit zijn werkzaamheden zouden hebben bestaan. [74]
Ten slotte acht de rechtbank bewezen dat de geschriften
nen
oin strijd met de waarheid vermelden dat de werkzaamheden op het project [naam project 10] te Alkmaar zijn uitgevoerd in opdracht van [medeverdachte 1] . [75] Op basis van het dossier kan immers worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die deze opdracht heeft binnengehaald. [76]
Tussenconclusie
De rechtbank is van oordeel dat de facturen en urenlijsten van feit 3 primair onder a t/m w (met uitzondering van f en u) vervalst zijn. Hetzelfde geldt voor de facturen en urenlijsten van feit 4 primair onder d t/m o.
4.3.2.2.
Zijn de verboden gedragingen aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] toe te rekenen?
Zoals hiervoor al overwogen is, zijn de feitelijke vervalsingshandelingen door [verdachte] uitgevoerd. [verdachte] was degene die de facturen en urenlijsten opstelde en verzond op naam van [bedrijf 1] . Dat anderen zich daar mee bezighielden is onvoldoende gebleken. [verdachte] deed dit met instemming van verdachte, de directeur van [bedrijf 1] . Omdat het opmaken van facturen en mandagenregisters ten behoeve van de bedrijfsadministratie binnen de normale bedrijfsvoering van [bedrijf 1] past, een belangrijk onderdeel daarvan is en daaraan ook dienstig, is de rechtbank van oordeel dat genoemde feitelijke gedragingen van [verdachte] in redelijkheid aan [bedrijf 1] kunnen worden toegerekend (vgl. HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733).
Doordat [verdachte] de valse stukken heeft opgenomen in de bedrijfsadministraties, heeft [bedrijf 1] zich schuldig gemaakt aan het vervalsen van de bedrijfsadministratie (feit 3 primair A). [77] Daarom heeft [bedrijf 1] de valse facturen eveneens voorhanden gehad (feit 3 primair D). Door de facturen te verzenden aan de debiteuren/opdrachtgevers heeft [bedrijf 1] voorts gebruik gemaakt van de facturen en heeft zij deze afgeleverd (feit 3 primair sub B en C).
Voor [bedrijf 2] geldt op dezelfde gronden dat het handelen van [verdachte] , die de administratie deed, haar in redelijkheid kan worden toegerekend. Door het opnemen van valse facturen in haar administratie heeft [bedrijf 2] zich schuldig gemaakt aan het vervalsen van de bedrijfsadministratie (feit 4 primair A). Daarom heeft [bedrijf 2] deze valse facturen eveneens voorhanden gehad (feit 4 primair C). Tot slot heeft [bedrijf 2] deze geschriften afgeleverd door ze te verzenden aan debiteuren/opdrachtgevers (feit 4 primair B).
Aangezien een aantal facturen zijn verzonden op naam van [bedrijf 1] , heeft [bedrijf 2] dit samen met [bedrijf 1] gedaan.
Met betrekking tot de vraag of de valsheid in geschrift met de volgens artikel 225 lid 1 en 2 vereiste modaliteiten van opzet door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] is gepleegd, overweegt de rechtbank als volgt.
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat de onwaarheden in de geschriften het gevolg zijn van administratieve fouten en slordigheden; een menselijke fout. [78] Hij (en daarmee [bedrijf 1] / [bedrijf 2] ) zou daarom geen opzet hebben gehad op het plegen van valsheid in geschrift. Deze verklaring wordt door de rechtbank, behoudens voor zover deze betrekking heeft op het meermalen onjuist vermelde Burgerservicenummer van [naam 4] , als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Daarvoor is het aantal fouten te groot en bovendien verklaart dit niet waarom de fouten hoofdzakelijk betrekking hadden op vermeende werkzaamheden van [medeverdachte 2] en verdachte.
De verdediging heeft verder betoogd dat het oogmerk om de ten laste gelegde geschriften als echt en onvervalst te gebruiken ontbrak. De geschriften zijn wel gebruikt, maar de ontvangers zijn hierdoor niet misleid aangezien zij tevreden waren en het hen niet uitmaakte door wie de werkzaamheden werden uitgevoerd.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Het oogmerk van de opsteller van de valse geschriften moet zijn gericht op het gebruik van de valse geschriften als ware deze echt en onvervalst. Dit impliceert gerichtheid op misleiding. Hiervan is sprake als de opsteller de bedoeling had de geschriften, die in het maatschappelijk verkeer misleidend zijn doordat zij vals zijn, te gebruiken. [79] Reeds overwogen is dat facturen en urenlijsten een bewijsbestemming hebben in het maatschappelijk verkeer. Bovendien zijn de facturen en urenlijsten in dit geval ook nog opgenomen in de bedrijfsadministratie waarmee temeer vast staat dat zij bestemd waren voor het gebruik door derden als waren zij echt en onvervalst, bijvoorbeeld door de fiscus. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de ten laste gelegde geschriften, bestaande uit facturen dan wel uit facturen en mandagenregisters, door [verdachte] valselijk zijn opgemaakt met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te (doen) gebruiken. Dit wordt aan [bedrijf 1] en aan [bedrijf 2] toegerekend. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
De tussenconclusie is dat [verdachte] facturen opzettelijk heeft vervalst met het oogmerk om deze als echt te gebruiken, dat hij deze valse facturen opzettelijk voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze bestemd waren voor gebruik als echt en dat hij deze opzettelijk heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad. Het opzet van [verdachte] kan aan [bedrijf 1] en aan [bedrijf 2] worden toegerekend, nu wat betreft [bedrijf 1] uitsluitend [verdachte] , met instemming van de directeur van [bedrijf 1] (verdachte), feitelijk verantwoordelijk was voor de facturering. Ook binnen [bedrijf 2] was dit de rol van [verdachte] .
Het opzet van [bedrijf 1] volgt bovendien uit de feitelijke gang van zaken binnen [bedrijf 1] . De rechtbank is met de officieren van justitie van oordeel dat, op basis van de bewijsmiddelen en hetgeen verder is overwogen, vastgesteld kan worden dat de toegevoegde waarde van [bedrijf 1] bij de in deze zaak voorliggende werkzaamheden nihil was. De werkzaamheden werden überhaupt niet uitgevoerd of werden uitgevoerd door andere bedrijven, in de regel door [bedrijf 2] . Weliswaar was [verdachte] bij de uitvoering van werkzaamheden van [bedrijf 2] betrokken, maar in het ongewisse is gebleven waarom hij dit in naam van [bedrijf 1] deed en niet in naam van [bedrijf 2] . Het betoog van [verdachte] , inhoudende dat dit kwam omdat [bedrijf 2] geen Verklaring van Betalingsgedrag kon krijgen, wordt door de rechtbank als onaannemelijk terzijde geschoven nu bij [bedrijf 1] meer geld binnenkomt dan dit argument rechtvaardigt. [80] Door niettemin facturen vanuit [bedrijf 1] aan de opdrachtgevers te sturen, is ten onrechte de indruk gewekt dat [bedrijf 1] een actieve rol had in het proces. Met als gevolg dat [bedrijf 1] een ogenschijnlijk legaal omzet genereerde. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niets anders dan dat [bedrijf 1] willens en wetens onderdeel heeft uitgemaakt van deze schijnconstructie en opzettelijk de facturen en urenlijsten voorhanden heeft gehad, heeft afgeleverd en daarvan gebruik heeft gemaakt.
4.3.2.3.
Heeft verdachte feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedragingen?
Aangezien [verdachte] verantwoordelijk was voor de administratie van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] , acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] feitelijk leiding heeft gegeven aan valsheid in geschrift gepleegd door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Dit betekent dat de onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten zijn bewezen, zoals te vermelden in de bewezenverklaring.
Wat betreft [bedrijf 1] geldt dat [verdachte] het feitelijk leidinggeven samen met [medeverdachte 1] heeft gedaan. Het opstellen en gebruikmaken van valse facturen was het gevolg van het algemene door verdachte gevoerde beleid binnen [bedrijf 1] . [medeverdachte 1] was immers uit hoofde van zijn functie als statutair bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1] verantwoordelijk voor het voeren van een deugdelijke administratie. [medeverdachte 1] ontving van [bedrijf 1] een salaris terwijl daar geen of nagenoeg geen activiteiten in het kader van de gewone bedrijfsvoering van [bedrijf 1] tegenover stonden. [81] [medeverdachte 1] wist dat [verdachte] degene was die aanvankelijk feitelijk en later met een arbeidsovereenkomst verantwoordelijk was voor de facturering van [bedrijf 1] . Van [medeverdachte 1] mocht worden verwacht dat hij alles in het werk zou stellen om de schijnconstructie te beëindigen. Hiervan is niet gebleken, met als gevolg dat [medeverdachte 1] feitelijk leidinggever was.
4.3.1.
Feit 2, het witwassen van gelden en een auto
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode van 1 september 2015 tot en met 16 januari 2018 geldbedragen van circa 16.869 euro heeft witgewassen. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte een Ford S-Max heeft witgewassen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht, onder verwijzing naar hetgeen is opgenomen onder feit 3 en 4, genoegzaam bewezen dat [bedrijf 1] door middel van een schijnconstructie, en de daarbij behorende valselijk opgemaakte facturen, omzet en winst heeft gegenereerd, met als gevolg dat die omzet en winst van [bedrijf 1] van misdrijf afkomstig was (vgl. HR 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:222).
Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is vast komen te staan dat verdachte in voornoemde periode een totaalbedrag van circa 16.869 euro aan salaris heeft ontvangen van [bedrijf 1] . [82] Eveneens is komen vast te staan dat verdachte in deze periode een door [bedrijf 1] betaalde leaseauto in gebruik had, te weten een Ford S-Max met kenteken [kenteken 2] . [83] Deze voorwerpen zijn aldus – middellijk – afkomstig van de door verdachte, als feitelijk leidinggevende, gepleegde valsheid in geschrift. Immers zijn de geldbedragen op de rekening van [bedrijf 1] binnengekomen en daarna overgemaakt op de rekeningen van verdachte dan wel op de rekening van de leasemaatschappij. Dit brengt met zich mee dat gedragingen van verdachte met betrekking tot deze geldbedragen en deze leaseauto als witwassen kunnen worden gekwalificeerd.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat, gelet op de bewezenverklaarde periode, de hoeveelheid witgewassen geldbedragen en de verschillende witwashandelingen, verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Met de officieren van justitie, acht de rechtbank, nu niet vast te stellen is dat de door verdachte als salaris van [bedrijf 2] ontvangen geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren, het witwassen van deze geldbedragen niet wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2.
Feit 1, de criminele organisatie
De rechtbank overweegt dat met een criminele organisatie ex artikel 140 Sr wordt bedoeld een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met als oogmerk het plegen van misdrijven. Voor deelneming aan een dergelijke organisatie is in het algemeen vereist dat verdachte tot deze organisatie behoort en dat verdachte een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Evenmin is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de gebezigde bewijsmiddelen en het hierboven overwogene, sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband, opgericht en geleid door verdachte en [medeverdachte 1] . Aan de criminele organisatie hebben ook [medeverdachte 2] , die salaris genoot van de witgewassen geldbedragen en gebruik maakte van een dure leaseauto, en de rechtspersonen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] deelgenomen. Het oogmerk van de organisatie was gericht op valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. Verdachte heeft niet alleen wetenschap gehad van het oogmerk van de organisatie maar hij heeft ook een aandeel gehad in de gedragingen die strekten tot verwezenlijking hiervan. Kerndoel van de criminele organisatie was immers het generen van ogenschijnlijk legale omzet en winst voor [bedrijf 1] . Verdachte zorgde dat dit gebeurde. Hij was de persoon die de opdrachten binnenhaalde, het contact met de opdrachtgevers onderhield en, met zijn eigen bedrijf [bedrijf 2] , zorgde voor de uitvoering van het werk. Ook was hij de persoon die de facturatie verzorgde.
De rechtbank concludeert dan ook verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie bestaande uit de in de bewezenverklaarde genoemde personen.
4.3.3.
Feit 5, witwassen scooter en geldbedragen
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat in de ten laste gelegde periode contante geldbedragen van in totaal circa 67.660 euro op de privérekeningen van verdachte en zijn levenspartner [naam 1] zijn gestort. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het geleend geld betreft van familie en vrienden. [84] Om zijn verklaring te onderbouwen heeft verdachte op de zitting stukken overgelegd. Het betreft een A4tje met de datum van de stortingen en de herkomst van de geldbedragen. Weliswaar heeft verdachte bij de politie niet over de herkomst van de stortingen gesproken, maar hier is door de politie ook niet naar gevraagd. Er is überhaupt niet naar deze stortingen op de privérekeningen van verdachte en zijn levenspartner [naam 1] gevraagd. Dat verdachte zijn verklaring in een zeer laat stadium van de strafzaak heeft afgelegd, kan daarom naar het oordeel van de rechtbank niet aan hem worden tegengeworpen. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank, met de verdediging, van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de gestorte geldbedragen van misdrijf afkomstig waren.
Met betrekking tot de scooter overweegt de rechtbank het volgende. Op basis van het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de scooter is betaald door [medeverdachte 1] met geleend geld van [naam 5] . [85] De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de scooter van misdrijf afkomstig was.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 januari 2018, in Nederland, als oprichter en leider heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband tussen verdachte en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [bedrijf 1] en [bedrijf 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht) en
(gewoonte)witwassen (artikel 420bis/420ter Wetboek van strafrecht);
Ten aanzien van feit 2:
in de periode van 1 september 2015 tot en met 16 januari 2018, in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij
  • een Ford S-Max met kenteken [kenteken 2] voorhanden gehad en hiervan gebruik gemaakt; en
  • girale geldbedragen van in totaal 16.869 euro overgedragen, omgezet en/of voorhanden gehad en/of hiervan gebruik gemaakt door deze als salaris van [bedrijf 1] ontvangen geldbedragen aan te houden op de bankrekeningen [nummer 1] en [nummer 2] en/of uit te geven
terwijl hij wist dat die voorwerpen middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
Ten aanzien van feit 3, primair:
[bedrijf 1] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 januari 2018, in Nederland
  • (A) haar administratie over de jaren 2013 tot en met 2017 - zijnde een samenstel van een of meer geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, door opzettelijk de hierna onder a tot en met w met uitzondering van de onder f en u genoemde valse geschriften in haar administratie op te nemen en te verwerken, met het oogmerk om dat samenstel van geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
  • (B) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren die geschriften echt en onvervalst, door de hierna onder d, e, g, h, j, k, l, o, q, s, t en w genoemde geschriften te verzenden of te verstrekken aan de betreffende geadresseerde, debiteur en/of opdrachtgever;
  • (C) opzettelijk valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de hierna onder d, e, g, h, i, j, l, m, n, o, p, q, r, s, t en w genoemde geschriften, heeft afgeleverd door die geschriften te verzenden en/of te verstrekken aan de betreffende geadresseerde, debiteur en/of opdrachtgever terwijl zij wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren deze echt en onvervalst; en
  • (D) opzettelijk valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de hierna onder a, b, c, d, e, g, h, i, j, k, l, m, n, o, p, v en w genoemde geschriften, in haar administratie voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren deze echt en onvervalst,
te weten de geschriften:
2013
a.
factuur met nummer 20130017 (gedateerd 22 juli 2013) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 4] B.V. voor advies en begeleiding werkzaamheden werkadres [werkadres 2] Amsterdam, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd/verricht;
b.
factuur met nummer 20130019 (gedateerd 16 augustus 2013) van [bedrijf 1] aan [werkadres 2] B.V. voor advies en begeleiding werkzaamheden werkadres [werkadres 2] Amsterdam, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd/verricht;
c.
factuur met nummer 20130037 (gedateerd 25 oktober 2013) van [bedrijf 1] aan [werkadres 2] B.V. voor advies en begeleiding werkzaamheden werkadres [werkadres 2] Amsterdam, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd/verricht;
d.
factuur met nummer 20130046 (gedateerd 30 december 2013) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 7] B.V. voor het uitvoeren/begeleiden van diverse werkzaamheden werkadres [adres 3] te Den Haag en bijbehorende mandagenlijsten van [bedrijf 1] project [adres 3] te Den Haag weeknummers 43/2013, 51/2013 en 52/2013, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en
- is vermeld dat [medeverdachte 1] in week 43 (5 dagen), week 51 (5 dagen) en week 52 (1 dag) en [medeverdachte 2] in week 51 (1 dag) hebben gewerkt op project [adres 3] te Den Haag;
2014
e.
facturen met nummer 20140002 (gedateerd 14 januari 2014) en 20140003 (gedateerd 17 januari 2014) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 6] B.V. voor het uitvoeren/begeleiden van diverse werkzaamheden werkadres [werkadres 1] [adres 7] Project [naam project 11] en bijbehorende mandagenlijst project [werkadres 1] Hoorn/ [naam project 11] 14 januari - 16 januari,
bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 1] en
- is vermeld dat [medeverdachte 1] op 14 januari, 15 januari en 16 januari heeft gewerkt op project [werkadres 1] te Hoorn/ [naam project 11] ;
g.
factuur met nummer 20140015 (gedateerd 20 maart 2014) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 7] B.V. voor het uitvoeren/begeleiden van diverse werkzaamheden werkadres [naam project 6] [adres 10] te Almere en bijbehorend mandagenregister van [bedrijf 1] project [naam project 6] te Almere 16-20-mrt, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] en
- is vermeld dat [medeverdachte 2] op 19 en 20 maart en [medeverdachte 2] op 19 maart hebben gewerkt op project [naam project 6] te Almere;
h.
factuur met nummer 20140022 (gedateerd 31 maart 2014) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 7] B.V. voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden werkadres [naam project 6] [adres 10] te Almere en bijbehorend mandagenregister van [bedrijf 1] project [naam project 6] te Almere 29 en 30-mrt, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] en
- is vermeld dat [medeverdachte 1] op 29 en 30 maart, [medeverdachte 2] op 30 maart en [medeverdachte 2] op 30 maart hebben gewerkt op project [naam project 6] te Almere;
2015
i.
factuur met nummer 20150014 (gedateerd 30 juni 2015) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 9] B.V. voor het uitvoeren/begeleiden van diverse werkzaamheden werkadres [werkadres 2] Amsterdam periode van 1 juni t/m 30 juni 2015, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd/verricht;
j.
factuur (met nummer 20150017) (gedateerd 12 augustus 2015) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 6] B.V. voor het uitvoeren van een opleverschoonmaak werkadres [naam project 1] op 30 juli 2015 en bijbehorende urenlijst van [bedrijf 1] project [naam project 1] 30 juli, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en
- is vermeld dat [medeverdachte 1] op 30 juli (5 uur) en [medeverdachte 2] op 30 juli (5 uur) hebben gewerkt op het project [naam project 1] ;
k.
facturen met nummer 20150022 (gedateerd 28 augustus 2015) en 20150023 (gedateerd 28 augustus 2015) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 8] B.V. voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden werkadres [werkadres 3] te Rotterdam en bijbehorende urenlijsten project [werkadres 3] te Rotterdam voor 7 juli tot en met 10 juli en 17 juli tot en met 24 juli, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 1] en
- is vermeld dat [medeverdachte 1] van 7 tot en met 10 juli (36 uur) en op 17, 20 en 24 juli (49,50 uur) heeft gewerkt op het project [werkadres 3] te Rotterdam;
2016
l.
factuur met nummer 20160023 (gedateerd 8 juli 2016) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 6] B.V. voor het uitvoeren van extra werkzaamheden werkadres [adres 9] 20 te Alkmaar bonnummer 817403 en bijbehorend(e) urenlijst/mandagenregister van [bedrijf 1] project [adres 9] 20 te Alkmaar voor 27 juni t/m 1 juli, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 1] en
- is vermeld dat [medeverdachte 1] van 27 juni tot en met 1 juli (in totaal 49 uur) heeft gewerkt op project [adres 9] 20 te Alkmaar;
m.
factuur met nummer 20160037 (gedateerd 23 september 2016) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 2] voor het begeleiden van project & overige werkzaamheden bij u op kantoor werkadres [werkadres 2] te Amsterdam periode 29 augustus t/m 2 september 2016, 5 september t/m 9 september 2016, 12 september t/m 16 september 2016 en 19 september t/m 23 september 2016 werknemer [verdachte] , bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd/verricht (door [verdachte] );
n.
factuur met nummer 20160038 (gedateerd 23 september 2016) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 10] B.V. voor het uitvoeren/begeleiden van diverse werkzaamheden werkadres [werkadres 2] te Amsterdam in de periode 29 augustus t/m 16 september 2016, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd/verricht;
o.
factuur met nummer 20160044 (gedateerd 9 november 2016) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 6] B.V. voor het doorbelasten van diverse werkzaamheden werkadres [adres 9] te Alkmaar bonnummer 816884 en bijbehorend(e) urenlijst/mandagenregister van [bedrijf 1] project [adres 9] 20 te Alkmaar week: 40 t/m week: 42, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 1] en
- is vermeld dat [medeverdachte 1] in week 40, 41 en 42 (totaal 117 uur) heeft gewerkt op project [adres 9] 20 te Alkmaar;
p.
factuur met nummer 20160053 (gedateerd 13 december 2016) van [bedrijf 1] aan [werkadres 2] B.V. voor het verrichten (management en overige) e.e.a. conform onze brief/overeenkomst van 6 december 2016 [naam 6] conform onze brief/overeenkomst en
de bijbehorende brief/overeenkomst van [bedrijf 1] aan [werkadres 2] B.V. gedateerd 6 december 2016, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd/verricht (door [medeverdachte 1] );
2017
q.
factuur met nummer 20170009 (gedateerd 8 februari 2017) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 6] B.V. voor het doorbelasten van de uitgevoerde werkzaamheden (6 februari 2017) werkadres [naam project 3] te Alkmaar bonnummer 816365 en bijbehorend(e) urenlijst/mandagenregister van [bedrijf 1] project [naam project 3] te Alkmaar 6 feb, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 1] en
- is vermeld dat [medeverdachte 1] op 6 februari (7,50 uur) heeft gewerkt op project [naam project 3] te Alkmaar;
r.
factuur met nummer 20170019 (gedateerd 23 maart 2017) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 2] voor het begeleiden van project & overige werkzaamheden bij u op kantoor in overleg met [getuige] werkadres [werkadres 2] Amsterdam werknemer [medeverdachte 1] periode van 20 februari t/m 24 februari 2017, periode van 27 februari t/m 3 maart 2017 en periode van 6 maart t/m 10 maart 2017, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd/verricht (door [medeverdachte 1] );
s.
factuur met nummer 20170026 (gedateerd 8 mei 2017) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 6] B.V. voor het doorbelasten van uitgevoerde werkzaamheden conform e-mail van 5 mei 2017 werkadres [werkadres 4] te Deventer periode 14 april t/m 5 mei 2017 en bijbehorend(e) urenlijst/mandagenregister [bedrijf 1] project [werkadres 4] te Deventer 14 april tot en met 5 mei, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 1] en dat
- is vermeld dat [medeverdachte 1] van 14 april tot en met 1 mei (totaal 90,50 uur) heeft gewerkt op project [werkadres 4] te Deventer;
t.
factuur met nummer 20170059 (gedateerd 21 juli 2017) en factuur met nummer 20170061 (gedateerd 22 juli 2017) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 5] B.V. voor het uitvoeren/begeleiden van diverse werkzaamheden bij het [station] aan de [adres 2] te Amstelveen en bijbehorende mandagenlijst/urenlijst project [station] te Amstelveen voor 20 juli en 21 juli, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en
- is vermeld dat [medeverdachte 1] op 20 juli en 21 juli (totaal 18 uur) en [medeverdachte 2] op 21 juli (12 uur) hebben gewerkt op project [station] te Amstelveen;
v.
factuur met nummer 20170085 (gedateerd 27 oktober 2017) van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 2] voor het begeleiden van project & overige werkzaamheden bij u op kantoor in overleg met [getuige] werkadres [werkadres 2] Amsterdam werknemer [medeverdachte 2] periode van 1 september t/m 29 september 2017 en 2 oktober t/m 27 oktober 2017,
bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd/verricht (door [medeverdachte 2] ),
w.
factuur met nummer 20170102 gedateerd 4 december 2017 van [bedrijf 1] aan [naam B.V. 6] B.V. voor het doorbelasten van de uitgevoerde werkzaamheden werkadres [werkadres 5] te Alkmaar bonnummer 172062 en bijbehorend mandagenregister van [bedrijf 1] project [werkadres 5] te Alkmaar 29 nov, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 1] en
- is vermeld dat [medeverdachte 1] op 29 november heeft gewerkt op project [werkadres 5] te Alkmaar
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven;
Ten aanzien van feit 4, primair:
[bedrijf 2] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 januari 2018, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
  • (A) haar administratie over de jaren 2013 tot en met 2017 - zijnde een samenstel van een of meer geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, door opzettelijk de hierna onder d tot en met o genoemde valse geschriften in haar administratie op te nemen en te verwerken, met het oogmerk om dat samenstel van geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
  • (B) opzettelijk valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de hierna onder d, e, f, g, h, i, j, k, l, m en o genoemde geschriften, heeft afgeleverd door die geschriften te verzenden en/of te verstrekken aan de betreffende geadresseerde, debiteur en/of opdrachtgever terwijl zij en haar mededader wisten dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren deze echt en onvervalst; en
  • (C) opzettelijk valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de hierna onder d tot en met o genoemde geschriften, in haar administratie voorhanden heeft gehad, terwijl zij en haar mededader wisten dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren deze echt en onvervalst,
te weten de geschriften:
2014
d.
factuur met nummer 201400015 (gedateerd 13 februari 2014) van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden in opdracht van [medeverdachte 1] uitgevoerd werkadres [naam B.V. 6] B.V. [adres 7] , bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd in opdracht van [medeverdachte 1] ;
e.
facturen met nummer 201400029 (gedateerd 21 maart 2014) en 201400032 (gedateerd 1 april 2014) van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] voor het uitvoeren van diverse opruim- en schoonmaakwerkzaamheden i.o.v. [medeverdachte 1] werkadres [naam project 6] [adres 10] te Almere, totaaluren conform de bijgaande urenlijst en bijbehorende urenlijsten van [bedrijf 2] project [naam project 6] te Almere 16-mrt t/m 20-mrt en 29-mrt en 30-mrt, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] en
- is vermeld dat [medeverdachte 2] op 19, 20 en 30 maart (in totaal 22,5 uur) en [medeverdachte 2] op 19 en 30 maart (in totaal 15 uur) heeft gewerkt op project [naam project 6] te Almere;
f.
factuur met nummer 201400030 (gedateerd 21 maart 2014) van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden op aanwijzing van [medeverdachte 1] uitgevoerd werkadres [naam B.V. 7] B.V., [naam B.V. 7] [nummer 3] te Den Haag, totaaluren conform de bijgaande urenlijst en bijbehorende urenlijst van [bedrijf 2] project [adres 6] [nummer 3] te Den Haag 24-feb t/m 7-mrt, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [naam 3] ,
- is vermeld dat [naam 3] (totaal 80 uur) heeft gewerkt op project [adres 6] [nummer 3] te Den Haag en
- is vermeld dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd op aanwijzing van [medeverdachte 1] ;
g.
factuur met nummer 201400050 (gedateerd 28 mei 2014) van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden op aanwijzing van [medeverdachte 1] uitgevoerd werkadres [naam B.V. 7] / [naam B.V. 7] B.V., [naam B.V. 7] [nummer 3] te Den Haag voor de perioden 10 t/m 14 maart 2014, 17 t/m 21 maart 2014, 24 t/m 28 maart 2014, 31 maart t/m 4 april 2014 en 7 april t/m 11 april 2014, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd op aanwijzing van [medeverdachte 1] ;
2015
h.
facturen met nummer 20150001 (gedateerd 29 januari 2015) en 20150004
(gedateerd 19 februari 2015) van [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] voor het begeleiden (uitvoering & planning) t.b.v. de opleverschoonmaak bij het bovengenoemde project/werkadres [werkadres 6] te Amsterdam voor de periode: 26 januari t/m 29 januari 2015 en de periode: 16-02 t/m 19-02-2015, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd/verricht;
i.
factuur met nummer 20150013 (gedateerd 26 juni 2015) van [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] voor het begeleiden (uitvoering & planning) t.b.v. de opleverschoonmaak bij diverse projecten voor de periode 01-05 t/m 29-05-2015 en periode 01-06 t/m 26-06-2015, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd/verricht;
j.
factuur met nummer 201500094 (gedateerd 22 juni 2015) van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] voor het uitvoeren van een keukenreiniging bij project [project] , bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden van [medeverdachte 2] en
- is vermeld dat de keukenreiniging is uitgevoerd door (onder andere) [medeverdachte 2] (48 uur);
k.
factuur met nummer 201500117 (gedateerd 22 augustus 2015) van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] voor het uitvoeren van een opleverschoonmaak (zie bijgaande urenlijst) in opdracht van [medeverdachte 1] uitgevoerd op het werkadres [werkadres 7] te Utrecht, en
bijbehorende urenlijst project [naam project 9] te Utrecht periode 27 juli t/m 31 juli 2015,
bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid
- wordt gefactureerd voor werkzaamheden [medeverdachte 2] en
- is vermeld dat [medeverdachte 2] (40 uur) heeft gewerkt bij/op project [naam project 9] te Utrecht;
2016
l.
factuur met nummer 20160001 (gedateerd 7 januari 2016) van [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] voor het begeleiden (uitvoering, planning & administratie) t.b.v. de werkzaamheden op diverse projecten werkadres [werkadres 8] Zwanenburg, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd/verricht door [medeverdachte 2] ;
m.
facturen met nummer 20160003 (gedateerd 10 februari 2016) en 20160005 (gedateerd 29 februari 2016) van [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] voor het begeleiden (uitvoering, planning & toezicht op projecten) t.b.v. de werkzaamheden op diverse projecten werkadres [werkadres 8] Zwanenburg, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd door [medeverdachte 1] ;
2017
n.
facturen met nummer 201700094 (gedateerd 21 augustus 2017) en 201700124 (gedateerd 26 september 2017) van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden bij project/werkadres [naam project 10] te Alkmaar e.e.a. in opdracht van [medeverdachte 1] uitgevoerd in de periode: 24 juli t/m 11 augustus 2017 en in de periode: 14 augustus t/m 15 september 2017, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd in opdracht van [medeverdachte 1] ;
o.
factuur met nummer 201700163 (gedateerd 27 december 2017) van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden bij project/werkadres [naam project 10] te Alkmaar e.e.a. in opdracht van [medeverdachte 1] uitgevoerd in de periode: 18 september t/m 13 oktober 2017, bestaande de valsheid er in dat valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd in opdracht van [medeverdachte 1] ;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van het openbaar ministerie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de door hen bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden.
De officieren van justitie hebben daarbij de ernst van deze feiten benadrukt en meegewogen dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Er is een beeld ontstaan van een geraffineerde werkwijze van de organisatie en de individuele verdachten. Bij de strafeis is verder rekening gehouden met de rol van verdachte en de lange pleegperiode. Er zijn geen persoonlijke omstandigheden van verdachte gebleken die in strafmatigende zin worden meegewogen in de strafeis. Ten slotte is artikel 63 Sr.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om, in geval aan verdachte bij een eventuele veroordeling een straf wordt opgelegd, in strafmatigende zin rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte hard heeft gewerkt, dat de projecten zijn uitgevoerd en dat verdachte weinig salaris heeft ontvangen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige feiten. Hij heeft feitelijk leidinggegeven aan het valselijk opmaken van bedrijfsadministraties door daarin facturen op te nemen van werkzaamheden die zouden zijn uitgevoerd door [bedrijf 1] , terwijl de werkzaamheden in feite niet of door [bedrijf 2] zijn uitgevoerd. Hierdoor heeft verdachte gefaciliteerd dat op oneigenlijke gronden omzet en winst voor [bedrijf 1] konden worden gegenereerd. Door de gepleegde valsheid in geschrift heeft verdachte bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van dergelijke documenten moet kunnen worden gesteld. Daar komt bij dat verdachte de op deze onrechtmatige wijze van [bedrijf 1] verkregen gelden heeft witgewassen. Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Witwassen vormt tevens een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Verder heeft verdachte deel uitgemaakt van een criminele organisatie gericht op het systematisch en professioneel plegen van delicten als valsheid in geschrift en witwassen. Criminele organisaties ondermijnen de rechtsorde en veroorzaken maatschappelijke onrust en financieel nadeel voor de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Strafmaat
De rechtbank is van oordeel dat op dergelijke feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een aanzienlijke gevangenisstraf.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Het heeft namelijk te lang geduurd voordat er uitspraak wordt gedaan in deze zaak. Daardoor heeft verdachte onnodig lang in onzekerheid gezeten over de afdoening van de zaak. Ter compensatie van die onzekerheid zal de hoogte van de straf worden gematigd.
In beginsel moet een strafzaak binnen twee jaar tot een afronding komen. Als beginpunt van de redelijke termijn neemt de rechtbank de aanhouding van verdachte op 16 januari 2018. Vanaf dat moment kon verdachte verwachten dat hij zou worden vervolgd. De zaak had dus in beginsel uiterlijk twee jaar later, op 16 januari 2020, afgerond moeten zijn met een eindvonnis van de rechtbank. De rechtbank doet pas op 12 oktober 2020 uitspraak. De redelijke termijn is dus met ongeveer negen maanden overschreden. Dat is een forse overschrijding die niet aan de verdediging te wijten is. Deze termijnoverschrijding dient consequenties te hebben in de vorm van enige compensatie in de strafmaat. De rechtbank acht een strafkorting van ongeveer acht procent passend.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte ook rekening met de omstandigheid dat artikel 63 Sr van toepassing is.
ConclusieDe rechtbank acht, gelet op alle genoemde omstandigheden, als reactie op het bewezenverklaarde een gevangenisstraf van
24 maandenpassend. De rechtbank wijkt daarmee in het voordeel van verdachte af van de eis van de officieren van justitie, omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring van minder feiten komt dan de officieren van justitie. Met toepassing van de strafkorting voor de termijnoverschrijding zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van
22 maandenopleggen.

9.Beslag

9.1.
De beslaglijst
Door het openbaar ministerie is een beslaglijst overgelegd. Volgens deze beslaglijst zijn onder verdachte de volgende voorwerpen in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
  • een scooter Piaggio Vespa (goednummer LERAC16004_438557);
  • een BlackBerry telefoon (goednummer 26DLR14046_296120);
  • een BlackBerry telefoon (goednummer 26DLR14046_296121).
9.2.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officieren van justitie hebben verbeurdverklaring gevorderd van de onder verdachte in beslag genomen scooter. Ten aanzien van de inbeslaggenomen BlackBerry telefoons hebben de officieren van justitie onttrekking aan het verkeer gevorderd.
9.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de scooter dient te worden geretourneerd aan verdachte. Ten aanzien van de BlackBerry telefoons heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.4.
Oordeel van de rechtbank
9.4.1.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggeven BlackBerry telefoons dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn hiervoor vatbaar, aangezien deze voorwerp van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
9.4.2.
Retour rechthebbende
Nu niet vast is komen te staan dat de inbeslaggenomen scooter verband houdt met de bewezen verklaarde strafbare feiten, dient deze scooter te worden teruggeven aan de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36d, 47, 51, 57, 63, 140, 225, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart niet bewezen wat verdachte onder 5 ten laste is gelegd.
Verklaart het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
gewoontewitwassen, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde:
medeplegen van het feitelijk leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van valsheid in geschrift,
en
medeplegen van het feitelijk leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst,
en
medeplegen van het feitelijk leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van het opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren en/of voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst,
telkens meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde:
feitelijk leiding geven aan het door een rechtspersoon medeplegen van valsheid in geschrift,
en
feitelijk leiding geven aan het door een rechtspersoon medeplegen van het opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren en/of voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst,
telkens meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
22 maanden (tweeëntwintig maanden).
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • een BlackBerry telefoon (goednummer 26DLR14046_296120);
  • een BlackBerry telefoon (goednummer 26DLR14046_296121).
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- een scooter Piaggio Vespa (goednummer LERAC16004_438557).
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en J.G. Vegter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2020.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar het Zaaksdossier met de naam ‘Witwassen contra [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [bedrijf 1] ’. Verwezen wordt naar de desbetreffende pagina’s in het dossier.
2.Pag. 0275-0277 (een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 2 februari 2017).
3.Pag. 2367-2368 (proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] ) & Pag. 3838 (proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] ).
4.Verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
5.Pag. 0235-0236 (een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel 9 augustus 2017).
6.Pag. 0498, 0507 en 0513 (geschriften, te weten arbeidsovereenkomsten van 1 januari 2013, 1 juni 2015 en 1 augustus 2015).
7.Pag. 3844 (proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] ) & Verklaring van [medeverdachte 1] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
8.Pag. 3397-3398 (proces-verbaal van bevindingen startersgesprek [bedrijf 1] ).
9.Pag. 0513 (een geschrift, te weten een arbeidsovereenkomst van 1 augustus 2015).
10.Verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
11.Pag. 0034 en 0036 (proces-verbaal witwassen, valsheid in geschrift, criminele organisatie) & Pag. 2235 (proces-verbaal van bevindingen bankrekening [bedrijf 1] ).
12.Pag. 0725 (proces-verbaal van bevindingen bankrekening [bedrijf 1] ); Pag. 1067 en 1073-1081 (proces-verbaal van bevindingen hypotheekdossier [bank] ); Pag. 2236 (proces-verbaal van bevindingen bankrekening [bedrijf 1] ); Pag. 3514-3515 (proces-verbaal van aanvulling I) & Verklaring van [medeverdachte 1] , afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2020.
13.Behalve urenlijst wordt in het dossier en in de dagvaarding gesproken van mandagenregister of werkbriefje. Daarmee wordt hetzelfde bedoeld. Wanneer in dit vonnis over factuur wordt gesproken, moet daaronder – voor zover van toepassing – worden begrepen de bijbehorende urenlijst.
14.Pag. 0170-0171 (proces-verbaal van verdenking [verdachte] ); Pag. 0475-0496 (proces-verbaal van bevindingen administratie [bedrijf 1] ); Pag. 775-788 (proces-verbaal van bevindingen administratie [naam B.V. 7] ); Pag. 2308-2364 (proces-verbaal van bevindingen administratie [naam vennootschap] ); Pag. 2384-2398 (proces-verbaal van bevindingen project Voormalig Kantoorpand [bedrijf 5] ); Pag. 2726-2741 (proces-verbaal van bevindingen inkomsten [bedrijf 1] ); Pag. 3121-3126 (proces-verbaal van bevindingen inkomsten/uitgaven [bedrijf 2] ); Pag. 3130-3147 (een geschrift, te weten een lijst met debiteuren van [bedrijf 2] ); Pag. 3149-3153 (een geschrift, te weten een lijst met crediteuren van [bedrijf 2] ); Pag. 3513-2522 (proces-verbaal van aanvulling I); Pag. 3841 (proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] ); Pag. 3910-3911 (proces-verbaal van aanvulling II) & Verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
15.0475-0478 (proces-verbaal van bevindingen administratie [bedrijf 1] ); Pag. 2155-2157 (een geschrift, te weten een gespreksverslag tussen de [bank] en [medeverdachte 2] ) & Pag. 3404 (proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] ).
16.Pag. 0569, 0575, 0704, 2320, 2322, 2357, 3499, 3505-3507, 3715, 3731 en 4154 (geschriften, te weten facturen van 16 augustus 2013, 25 oktober 2013, 30 juni 2015, 23 september 2016, 13 december 2016, 23 maart 2017 en 27 oktober 2017).
17.Pag. 3468-3472 (een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 8 maart 2018).
18.Pag. 2103-2108 en 4125-4130 (processen-verbaal van verhoor getuige [getuige] ).
19.Pag. 2106 en 4125-4130 (processen-verbaal van verhoor getuige [getuige] ).
20.Pag. 3859-3860 (proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] ) & Verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
21.Pag. 3859-3860 (proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] ).
22.Pag. 2104 en 2107 (proces-verbaal van verhoor [getuige] ) & Verklaring van [medeverdachte 1] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
23.Pag. 3835 (een geschrift, te weten een schriftelijke verklaring van [medeverdachte 2] ).
24.Pag. 2315 en 2331 (proces-verbaal bevindingen [naam vennootschap] ); Pag. 3861 (proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] ) & Pag. 4129 (proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] ).
25.Pag. 2320 en 3506-3507 (geschriften, te weten een brief van 6 december 2016 en een factuur van 13 december 2016).
26.Pag. 0553 (een geschrift, te weten een factuur van 22 juli 2013).
27.Pag. 2132 (proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 1] ).
28.Pag. 2132 (proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 1] ) & Verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 1] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
29.Pag. 0178-0179 en 0181 (geschriften, te weten facturen van 21 en 22 juli 2017 en een mandagenlijst).
30.Pag. 0167 (proces-verbaal van verdenking [verdachte] ); Pag. 1998 (proces-verbaal van bevindingen reisbewegingen) & Pag. 2086-2087 en 3831-3832 (geschriften, te weten tapgesprekken van 14 en 21 juli 2017).
31.Pag. 0174 (proces-verbaal van verdenking [verdachte] ).
32.Pag. 3844 (proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] ).
33.Pag. 3878 (een geschrift, te weten een schriftelijk verklaring van [verdachte] ).
34.Verklaring van [medeverdachte 1] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
35.Verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
36.Verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020
37.Pag. 0167 (proces-verbaal van verdenking [verdachte] ).
38.Pag. 2095-2096 (proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 2] ), Pag. 2099-2100 (proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 3] ) & Verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
39.Pag. 0645, 0648, 4145 en 4148 (geschriften, te weten facturen van 14 januari 2014 en 17 januari 2014).
40.Pag. 0656 en 4147 (geschrift, te weten mandagenlijsten); Pag. 3517 (proces-verbaal van aanvulling I) & Pag. 4002-4004 (proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] ).
41.Pag. 0744-0745 en 4151-4153 (geschriften, te weten een factuur van 12 augustus 2015 en een mandagenlijst).
42.Pag. 4118 (proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 4] ).
43.Pag. 2775-2777, 2811-2812, 2851-2853, 2878-2879, 3046-3048, 3520, 3788-3789 (geschriften, te weten facturen van 8 juli 2016,
44.Pag. 1998 (proces-verbaal van bevindingen reisbewegingen); Pag. 2056-2057 (proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens [bedrijf 3] ); Pag. 2064-2065 (proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens [bedrijf 4] ) & Pag. 2737 (proces-verbaal van bevindingen inkomsten [bedrijf 1] ).
45.Pag. 2735-2736 (proces-verbaal van bevindingen inkomsten [bedrijf 1] ).
46.Verklaring van [medeverdachte 1] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
47.Pag. 3965 (proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 5] ).
48.Pag. 0530-0823, 0856 en 0864-0865 (geschriften, te weten een factuur van 30 december 2013 en mandagenlijsten).
49.Pag. 0622, 0625, 0933 en 0936 (geschriften, te weten mandagenlijsten).
50.Verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
51.Pag. 2367 (proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] ).
52.Pag. 4118 (proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 4] ).
53.Pag. 3404-3408 (proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] ) & Pag. 3813 en 3817 (geschriften, te weten een arbeidsovereenkomst van 1 augustus 2012 en een ontslagbrief van 8 juni 2015).
54.Verklaring van [medeverdachte 1] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
55.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 6] van 10 januari 2020 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
56.Verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
57.Pag. 0719-0721 (geschriften, te weten facturen van 28 augustus 2015).
58.Pag. 0722 (een geschrift, te weten een mandagenlijst).
59.Pag. 0454-0457 (proces-verbaal van bevindingen paspoort [naam 7] ).
60.Pag. 0655 en 3982 (een geschrift, te weten een factuur van 13 februari 2014).
61.Pag. 629-632 en 3986-3989 (geschriften, te weten facturen van 21 maart 2014 en 1 april 2014 en mandagenlijsten).
62.Pag. 0617-0619 en 3998-4000 (geschriften, te weten facturen van 21 maart 2014 en 28 mei 2014 en een mandagenlijst).
63.Pag. 4005 (proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] ).
64.Pag. 4005 (proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] ).
65.Pag. 0454-0457 (proces-verbaal van bevindingen paspoort [naam 7] ) & Pag. 4001 (een geschrift, te weten een factuur van 3 mei 2014).
66.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 6] van 10 januari 2020 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
67.Pag. 0727-0730 en 3805-3810 (geschriften, te weten facturen van 29 januari 2015, 19 februari 2015 en 26 juni 2015).
68.Verklaring van [medeverdachte 1] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
69.Pag. 0454-0457 (proces-verbaal van bevindingen paspoort [naam 7] ).
70.Pag. 0491-0493 (proces-verbaal van bevindingen administratie [bedrijf 1] ).
71.Pag. 0684-0685, 0715, 3801 en 3960 (geschriften, te weten facturen van 22 juni 2015 en 22 augustus 2015 en een mandagenlijst).
72.Pag. 30715 en 3801 (een geschrift, te weten een factuur 22 juni 2015).
73.Pag. 3102-3104 en 3781-3783 (geschriften, te weten facturen van 7 januari 2016, 10 februari 2016 en 29 februari 2016).
74.Pag. 3103-3104 (geschriften, te weten facturen van 10 februari 2016 en 29 februari 2016).
75.Pag. 2531-2533 en 3077-3079 (geschriften, te weten facturen van 21 augustus 2017, 26 september 2017 en 27 december 2017).
76.Pag. 2095-2096 (proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 2] ) & Pag. 2099-2100 (proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 3] ).
77.Vgl. Gerechtshof Amsterdam 24 februari 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BL6531.
78.Verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
79.Vgl. HR 16 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7960, r.o. 4.6.
80.Pag. 3848 (proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] ) & Verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020 & Pag. 3848 (proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] ).
81.Pag. 2236 (proces-verbaal van bevindingen bankrekening [bedrijf 1] ) & Pag. 3514-3515 (proces-verbaal van aanvulling I).
82.Pag. 2236 (proces-verbaal van bevindingen bankrekening [bedrijf 1] ).
83.Pag. 0752 (proces-verbaal van bevindingen bankrekening [bedrijf 1] ); Pag. 1067-1071 (proces-verbaal van bevindingen hypotheekdossier [bank] ); Pag. 3877 (een geschrift, te weten een schriftelijke verklaring van [verdachte] ) & Verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2020.
84.Verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2020.
85.Pag. 0159-0160 (proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] ); Pag. 0163-0164 (proces-verbaal van bevindingen verklaring getuige [naam 5] ) & Verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2020.