ECLI:NL:RBAMS:2020:4930

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
13/728205-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontvoering van minderjarige door vader met geweld en onttrekking aan wettig gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, de vader van een tweejarig meisje, dat op 29 september 2016 werd ontvoerd. De verdachte werd beschuldigd van uitlokking van de ontvoering en onttrekking van het meisje aan het wettig gezag van de moeder. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de opdrachtgever en financier van de ontvoering was, waarbij hij samenwerkte met meerdere medeverdachten. De ontvoering vond plaats op een moment dat de moeder van het kind betrokken was bij een rechtszaak over het gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met geweld het kind heeft ontvoerd, en dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van een taser en tie-wraps. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsvorderingen van de moeder en andere betrokkenen toegewezen, waarbij de emotionele en psychische schade die door de ontvoering is veroorzaakt, werd erkend. De zaak benadrukt de ernst van internationale kinderontvoering en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728205-16 (Promis)
Datum uitspraak: 12 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
laatst bekende adres: [adres] [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Kampen.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. uitlokking van het medeplegen van de ontvoering van [naam kind] (hierna: [naam kind] ) in de periode van 29 september 2016 tot en met 30 september 2016;
2. het medeplegen van onttrekking aan het ouderlijk gezag van [naam kind] in de periode van 29 september 2016 tot en met 15 juli 2019.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 en 2 en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Rol van verdachte
Verdachte was de opdrachtgever en financier van de ontvoering. Hij is op zoek gegaan naar mensen om hem te helpen bij de ontvoering van [naam kind] en heeft hiervoor [naam 1] benaderd. Vervolgens heeft hij in een conference call met [naam 2] , [naam 1] en [naam 3] zijn probleem uitgelegd. Later heeft hij hen voorzien van eerdere observatieverslagen, opgemaakt door Engelsen en Israëliërs. Hij was aanwezig bij verschillende voorbesprekingen op 17, 24, 27 en 28 september 2016. Op de dag van de ontvoering heeft hij samen met [naam 2] [naam 4] en [medeverdachte] afgezet op het station, waarna hij met [naam 2] naar het ophaalpunt bij Hilversum is gereden. Daar heeft hij [naam kind] opgewacht. Kort na de ontvoering is hij samen met [naam kind] , [naam 1] en [naam 2] naar de woning van [naam 1] in [plaats] gereden, waarna hij volgens het plan met [naam kind] naar Mumbai, India is gevlogen.
Medeplegen ontvoering door medeverdachten
In vrijwel alle opzichten is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen alle medeverdachten die er op was gericht om [naam kind] , eventueel met geweld, bij haar moeder weg te halen. Deze nauwe en bewuste samenwerking was er ten tijde van de voorbereiding, de feitelijke uitvoering en in de afhandeling van de ontvoering. [naam 3] heeft verklaard dat iedereen wist wat hij of zij moest doen. Dat er een duidelijke rolverdeling was, waar iedereen zich aan hield en van op de hoogte was, blijkt ook uit het draaiboek ‘ [naam draaiboek] ’ en de feitelijke uitvoering die aan dit vooraf uitgewerkte plan is gegeven. Iedere verdachte heeft in die rol zijn of haar eigen substantiële bijdrage geleverd aan de ontvoering.
Uitlokking
Verdachte heeft het medeplegen van die ontvoering uitgelokt. Hij heeft een sturende rol gehad bij de ontvoering, heeft daartoe inlichtingen en middelen verschaft, onder meer door de medeverdachten te voorzien van observatieverslagen en hen te verzoeken een begroting op te stellen ten behoeve van de uitvoering van de ontvoering en heeft observatieopdrachten laten uitzetten waarin specifiek van belang werd geacht te bezien waar [naam moeder] zich ‘s ochtends mee bezighield. Daarnaast heeft verdachte de medeverdachten geïnstrueerd om twee locaties van de familie van [naam moeder] vast te stellen en de beste tijd en plaats uit te zoeken om [naam kind] te ontvoeren. Tevens heeft verdachte diverse geldbedragen uitgekeerd aan de medeverdachten en instructies gegeven over de wijze waarop de ontvoering moest worden uitgevoerd. Hij heeft een schets aangeleverd van de straat van de oma van [naam kind] (hierna: oma) en heeft vier hotelkamers betaald bij het Hyatt hotel in Hoofddorp ten behoeve van een bespreking betreffende de ontvoering en auto’s gehuurd voor de ontvoering van [naam kind] .
Opzet
Verdachte had opzet op de ontvoering en de onttrekking aan het wettig gezag van [naam kind] . Hij was op de hoogte van de in Nederland geldende procedures en regels en wist dat het eigenhandig bewerkstelligen dat hij, tegen de wil van de moeder, in het buitenland zou worden herenigd met zijn dochter in strijd is met het recht in Nederland. Het uitvoeren en handhaven van regels rondom wettig gezag in Nederland is een taak die bij de bevoegde autoriteiten in Nederland ligt.
Ook is sprake van opzet op het gebruikte geweld, in ieder geval in voorwaardelijke zin. Bij het ontvoeren van een kind tegen de wil van de familie waar het kind verblijft, bestaat de aanmerkelijke kans dat er geweld moet worden gebruikt. Dat met dat (gewelds)scenario rekening is gehouden blijkt ook uit het feit dat een stroomstootwapen (hierna: taser) en tie-wraps, in overeenstemming met hetgeen is beschreven in de documenten ‘ [naam draaiboek] ’ en ‘ [naam document] ’, zijn meegenomen naar de woning waar [naam kind] verbleef. Bovendien is [naam 4] als ‘geweldsman’ met dat speciale doel ingevlogen vanuit de Verenigde Staten.
3.2
Oordeel van de rechtbank
3.2.1
Feiten en omstandigheden
Algemeen
[naam kind] is op [geboortedatum] in [geboorteplaats] geboren. Zij is de dochter van [verdachte] (hierna: verdachte) en [naam moeder] . Verdachte heeft de Indiase nationaliteit en [naam moeder] heeft de Nederlandse en de Pakistaanse nationaliteit. [naam kind] heeft de Nederlandse nationaliteit. Na een verblijf in India is [naam moeder] op 7 december 2014 met [naam kind] en haar oudere dochter [naam dochter] vanuit India naar Nederland gekomen. In de loop van 2015 zijn zowel verdachte (in India) als [naam moeder] (in Nederland) echtscheidingsprocedures begonnen, waarin geprocedeerd werd — zowel in Nederland als in India — over het gezag over [naam kind] . [naam kind] verbleef van december 2014 bij haar moeder in Nederland, tot zij in de ochtend van 29 september 2016 in Amsterdam vanuit de woning van de oma van [naam kind] werd meegenomen door een aantal mannen.
Inleiding
De rechtbank stelt de feiten en omstandigheden vast aan de hand van de verklaringen van [naam 3] , de aangifte van [naam moeder] , de verklaringen van de getuigen ter plaatse, de bij de medeverdachten aangetroffen documenten en diverse zich in het dossier bevindende stills van camerabeelden.
De rechtbank neemt de verklaringen van [naam 3] , die op 11 juli 2019 door de rechtbank (inmiddels onherroepelijk) is veroordeeld, als belangrijk uitgangspunt voor de feitenvaststelling om de volgende redenen. Hij heeft zich als enige van de betrokkenen kort na het uitgaan van het Amber Alert bij zijn advocaat en vervolgens bij de politie gemeld. Hij heeft als enige uitvoerig en consistent verklaard. Hij heeft niets verklaard wat niet overeenkomt met de inhoud van het dossier. Zo vindt de door [naam 3] beschreven gang van zaken rond de bijeenkomst in het Hilton-hotel, waarvoor hij onder de naam “ [naam draaiboek] ” een vergaderruimte huurde, bijvoorbeeld steun in het dossier en de zich daarin bevindende stills van camerabeelden. Met zijn verklaringen heeft hij zichzelf belast. De rechtbank heeft niet de indruk dat [naam 3] zijn rol kleiner heeft gemaakt dan deze was. Anders dan bij de andere verdachten, worden de verklaringen van [naam 3] niet ontkracht door objectieve bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank volgt [naam 3] daarom voor wat betreft de feitelijke gang van zaken.
De rechtbank gebruikt de verklaringen van medeverdachten alleen indien deze verklaringen objectieve ondersteuning vinden in het dossier of als de medeverdachten zichzelf belasten.
De voorbereiding van de ontvoering
In de fase voorafgaand aan de ontvoering heeft het volgende plaatsgevonden.
Enige tijd vóór de daadwerkelijke ontvoering is verdachte op zoek gegaan naar mensen om hem te helpen bij de ontvoering van zijn dochter [naam kind] . Verdachte had daarbij lokale ondersteuning nodig en is bij [naam 1] uitgekomen, met wie hij al zakelijk contact had. Verdachte was de opdrachtgever en de financier van de ontvoering.
Vóór 17 september 2016 vond een
conference callplaats tussen verdachte, [naam 2] , [naam 1] en [naam 3] waarin verdachte zijn probleem heeft voorgelegd. [naam 1] heeft informatie ontvangen en heeft die vervolgens doorgestuurd aan [naam 3] . Dit ‘startpakket’ bestond onder andere uit eerdere observatieverslagen, opgemaakt door Engelsen en Israëliërs, en een begroting voor de kosten van de ontvoering, genaamd ‘ [naam document] ’ en opgemaakt door [naam 2] op 16 september 2016.
17 september 2016
Op 17 september 2016 namen verdachte, [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] deel aan een Skype-gesprek. Op basis van dit gesprek heeft [naam 1] contact gezocht met [naam 5] en hem een observatieopdracht gegeven.
20 september 2016
Op 20 september 2016 hebben [naam 1] , [naam 3] en [naam 5] elkaar ontmoet in de woning van [naam 1] in [plaats] in [woonplaats] . [naam 1] had hen uitgenodigd om met elkaar kennis te maken. [naam 1] heeft tijdens deze bijeenkomst uit de doeken gedaan wat er van [naam 5] werd verwacht. [naam 5] zou zo snel mogelijk naar de hen bekende adressen gaan om te observeren. Er is specifiek besproken waar [naam moeder] zich ‘s ochtends mee bezig hield.
22 september 2016
Aanmaken WhatsApp-groep ‘ [naam draaiboek] ’
Op 22 september 2016 heeft [naam 6] (hierna: [naam 6] de WhatsApp-groep ‘ [naam draaiboek] ’ aangemaakt. De andere deelnemers van de groep waren [naam 1] en [naam 5] . Op dezelfde dag stuurde [naam 1] het volgende bericht naar de groepsleden: “Vrijdag 30 september moet [naam moeder] voor de rechter verschijnen in A’dam, dat geeft ons waarschijnlijk een opportunity, tijd en plaats moet ik nog uitzoeken”.
23 september 2016
Document ‘concept operatie [naam draaiboek] ’
Op 23 september 2016 heeft [naam 3] een plan van aanpak geschreven, het document genaamd ‘concept operatie [naam draaiboek] ’, en verstuurd aan [naam 1] . [naam 3] schreef dit document ter voorbereiding op de bijeenkomst de dag erna in [plaats] . In het document is de missie als volgt omschreven: “
Het is onze missie om 2 locaties van de familie vast te stellen en de beste tijd en plaats uit te zoeken teneinde [naam kind] met haar vader te herenigen.”
24 september 2016
Op 24 september 2016 was er weer een bijeenkomst in [plaats] . Hierbij waren verdachte, [naam 1] en [naam 2] aanwezig. [naam 6] kwam er af en toe bij. Tijdens deze bijeenkomst is een ruwe schets van het plan besproken. Het basisidee was het weghalen van [naam kind] . [naam 6] had samenvattingen gemaakt van voorafgaande observaties. Het document ‘concept operatie [naam draaiboek] ’ is tijdens deze bijeenkomst besproken. Er werden papieren exemplaren van dit document verstrekt aan verdachte en [naam 2] . Het ging over locaties, wat er geobserveerd moest worden en wat het juiste moment zou zijn voor de ontvoering. Dit zou zijn als oma alleen thuis was met [naam kind] . Daar was iedereen het over eens.
Op 24 september 2016 deelde [naam 1] in de WhatsApp-groep ‘ [naam draaiboek] ’ de telefoonnummers van [naam moeder] , [naam tante] , oma en [naam oom] (een oom van [naam kind] ).
Ontvangen en uit te keren bedragen
In [plaats] heeft [naam 3] een envelop met geld gekregen van [naam 1] . [naam 1] had dit geld gekregen van verdachte. [naam 3] zou nog een tweede deel krijgen. Het ging voor [naam 3] om een bedrag van in totaal € 20.000,-. [naam 1] zou hetzelfde bedrag ontvangen.
27 september 2016
Op 27 september 2016 heeft [naam 3] vier telefoons gekocht en contant betaald. Verdachte en [naam 1] hadden bedacht dat het niet handig was om eigen telefoons te gebruiken. Door niet traceerbaar te zijn zou tijd worden gewonnen tussen het moment van de ontvoering en het moment dat verdachte in het vliegtuig naar India zou stappen.
In de avond hebben [naam 1] , [naam 6] en [naam 3] samen gegeten in restaurant De Witte Bergen in Eemnes. [naam 1] had het initiatief genomen om verdachte te zien. Verdachte en [naam 2] kwamen later aan. Er is toen besproken dat [naam 2] [naam 4] had ingehuurd en dat hij werd ingevlogen. Hij zou oma rustig houden. [naam 4] zou [naam 3] en [medeverdachte] assisteren. [naam 1] heeft toen de informatie, die uit de observaties van [naam 5] kwam, teruggekoppeld aan verdachte en [naam 2] .
28 september 2016: Hilton-hotel
Op 28 september 2016 heeft verdachte rond 13.00 uur bij Sixt BV op de luchthaven Schiphol een Renault Espace en een Volkswagen Golf gehuurd die een dag later bij de ontvoering zijn gebruikt. Op de huurovereenkomsten van beide auto’s is “ [medeverdachte] ” aangemerkt als second driver. Op beelden van Sixt niet veel later in de parkeergarage is verdachte te zien met [medeverdachte] .
Later op de dag vond een bijeenkomst plaats in het Hilton-hotel. [naam 3] kreeg bericht van [naam 1] dat er een ontmoeting moest plaatsvinden op Schiphol. [naam 3] heeft een vergaderruimte gehuurd in het Hilton-hotel vanaf 15.30 uur. Hij heeft de ruimte gehuurd onder de naam ‘ [naam draaiboek] ’, de codenaam van het project die alle betrokkenen kenden. Op deze manier zou het voor de anderen duidelijk zijn waar zij moesten zijn. [naam 3] heeft de huur van de ruimte contant betaald met het geld dat hij eerder had ontvangen van [naam 1] , terwijl [naam 1] dit geld op zijn beurt weer van verdachte had ontvangen. Bij de bijeenkomst waren verdachte, [naam 3] , [naam 6] en [naam 1] , [naam 2] , [naam 4] en [medeverdachte] aanwezig. Tijdens de bijeenkomst is besproken dat het weghalen van [naam kind] bij voorkeur moest plaatsvinden vóór de zitting (
de rechtbank begrijpt: in de lopende civiele procedure) die op vrijdag 30 september 2016 gepland stond. [naam 2] had [naam 3] verzocht een flip-over te huren. Op de flip-over is door verdachte een schets gemaakt van de straat van het huis van oma. [naam 2] heeft [naam 4] bijgepraat, die net was ingevlogen. [naam 3] heeft ook het woord gevoerd. Hij heeft gesproken over wat hij had gezien, wie er zou rijden en wat het plan was voor de dag erna. Tijdens deze bijeenkomst vroeg [naam 2] of er machinepistolen (‘MP5’s’) nodig waren. Daarnaast is besproken dat [naam 6] [medeverdachte] na de overdracht weg zou brengen. Hij moest naar dezelfde bestemming als verdachte, maar hij zou niet meer in de auto passen bij verdachte, [naam kind] , [naam 2] en [naam 1] vanwege het kinderzitje. De bijeenkomst in het Hilton-hotel op Schiphol heeft ongeveer drie uur geduurd.
Na de bijeenkomst is [naam 3] met [naam 4] en [medeverdachte] naar de locatie in Amsterdam gegaan waar de ontvoering zou plaatsvinden, te weten de [adres oma] , het adres van oma. Het plan was dat [naam 4] oma tegen zou houden en [naam 3] en [medeverdachte] met [naam kind] zouden vertrekken. [naam 3] heeft [naam 4] en [medeverdachte] die avond rondgereden en hen vervolgens afgezet bij het Centraal Station in Amsterdam.
Rond 23.15 uur kwamen verdachte, [naam 4] , [naam 2] en [medeverdachte] aan bij het Hyatt-hotel in Hoofddorp en boekten zij vier kamers.
29 september 2016: de dag van de ontvoering
Op 29 september 2016 is [naam 3] rond 06.30 uur vertrokken vanuit Bergen naar Amsterdam. Hij heeft [naam 4] en [medeverdachte] opgehaald bij station Diemen Zuid. [naam 3] heeft bij het station de tie-wraps aan [naam 4] gegeven. [naam 4] en [medeverdachte] waren op het station afgezet door verdachte en [naam 2] . Verdachte kwam aan in de Renault en is in de Golf bij [naam 2] gestapt, waarna zij samen naar Hilversum zijn gereden. In eerste instantie is besproken dat verdachte zelf mee zou gaan om [naam kind] te ontvoeren, maar uiteindelijk heeft hij ervoor gekozen dit niet te doen. Verdachte ging naar het ophaalpunt. [naam 3] is met [naam 4] en [medeverdachte] in de Renault gestapt en [naam 3] heeft deze bestuurd. [naam 5] heeft om 08.00 uur waargenomen dat [naam moeder] met haar oudste dochter vertrok richting Hoofddorp. Op dat moment heeft [naam 5] [naam 1] gebeld en doorgegeven dat [naam moeder] was vertrokken. [naam 3] heeft even met [naam 4] en [medeverdachte] rondgereden, totdat zij de ‘go’ kregen dat [naam moeder] was vertrokken en [naam kind] alleen met oma zou zijn. Het is onduidelijk wie het bericht heeft gestuurd, maar het kan niet anders dan dat het bericht is gestuurd door [naam 1] , [naam 2] of verdachte. Zij stonden namelijk samen op de parkeerplaats in Eemnes. Eén van hen heeft aan [naam 4] , [naam 3] en [medeverdachte] laten weten dat [naam moeder] weg was. Na ontvangst van het bericht is [naam 3] de [adres oma] op gereden. [naam 3] heeft [naam 4] en [medeverdachte] uit de auto gelaten, is voor het huis van oma gestopt, is vervolgens zelf uitgestapt en heeft aangebeld.
De ontvoering
Op 29 september 2016 wordt er even na 8.00 uur ‘s ochtends door [naam 3] aangebeld op de [adres oma] . Dit is het adres van [naam oma] , de oma van [naam kind] . [naam kind] verblijft samen met haar oudere halfzus [naam dochter] en haar moeder [naam moeder] regelmatig bij haar oma. Oma opent de deur, [naam 3] doet zich voor als iemand van de Sociale Dienst. Omdat drie mannen voor de deur argwaan zouden wekken, wachten [naam 4] en [medeverdachte] even verderop. Als oma de deur opent, wenkt [naam 3] naar [naam 4] en [medeverdachte] dat zij ook kunnen komen. [naam 3] vraagt of de moeder van [naam kind] thuis is, waarop oma ontkennend antwoordt. [naam 3] zegt dat hem ter ore is gekomen dat iemand tegen haar zin wordt vastgehouden in de woning. [naam 3] loopt naar binnen. Dan gaan ook [naam 4] en [medeverdachte] naar binnen. In de woning zijn op dat moment aanwezig: [naam kind] , oma, [naam tante] (de tante van [naam kind] , hierna: [naam tante] ) en [naam neef] (een neef van [naam kind] ). [naam 4] heeft een document in zijn hand waarvan hij zegt dat dit van de rechtbank is en dat zij [naam kind] komen halen. Dit document blijkt afkomstig te zijn van een sharia-rechtbank in Mumbai, India. [naam tante] pakt het document uit de handen van [naam 4] . [medeverdachte] pakt [naam kind] op en loopt met haar naar de auto. Ook [naam 3] loopt naar buiten. [naam 3] en [medeverdachte] stappen met [naam kind] in de Renault Espace waarmee zij waren aangekomen en rijden weg. [naam tante] rent naar buiten, maar blijft bij de deur staan als ze ziet dat de auto al wegrijdt. [naam 4] raakt in een worsteling met oma en [naam tante] . [naam 4] probeert oma en [naam tante] een kamer in te duwen. [naam 4] probeert vervolgens weg te komen, waarbij oma en [naam tante] hem proberen tegen te houden. Oma en [naam tante] proberen met [naam 4] naar buiten te gaan om zo hulp in te roepen van buren. [naam 4] heeft tie-wraps en een taser bij zich. Tijdens zijn poging om te vluchten, slaat [naam 4] [naam tante] met de taser tegen haar hoofd. Buurman [naam buurman] , die oma en [naam tante] te hulp schiet, wordt ook door [naam 4] geraakt met de taser. [naam 4] wordt ter plaatse aangehouden.
Na de ontvoering
[naam 3] komt met [medeverdachte] en [naam kind] in de Renault Espace aan bij de parkeerplaats van restaurant De Witte Bergen in Eemnes. Daar staan verdachte, [naam 1] en [naam 2] naast hun Volkswagen Golf op hen te wachten. [naam 6] zit in haar Fiat Punto. [medeverdachte] stapt uit de Renault Espace en stapt bij [naam 6] in. Verdachte stapt met [naam kind] achter in de Golf, met als bestuurder [naam 1] . [naam 2] stapt in de Golf als bijrijder. [naam 1] rijdt vervolgens als eerste weg en korte tijd later volgt [naam 6] in de Fiat. Zij rijden gezamenlijk naar de woning van [naam 1] en [naam 6] in [plaats] . [naam 1] heeft vervolgens [naam kind] , verdachte en [naam 2] naar een andere locatie gebracht, te weten zijn woning in [plaats] . Hierna is geprobeerd verder vervoer te regelen via een kennis van verdachte in Krefeld. [naam 1] heeft [naam kind] , verdachte en [naam 2] verder Duitsland in gereden en is zelf op een parkeerplaats in Krefeld uit de auto gezet. In overeenstemming met het plan is verdachte met [naam kind] naar Mumbai, India, gegaan. Tot op heden verblijft [naam kind] naar alle waarschijnlijkheid in India.
3.2.2
Overwegingen
Feit 1: Uitlokking van medeplegen ontvoering
Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij anderen heeft uitgelokt om tezamen en in vereniging [naam kind] te ontvoeren. Om te kunnen spreken van (strafbare) uitlokking, dient te worden voldaan aan een vijftal vereisten: 1) de uitlokker moet willen dat een specifiek strafbaar feit wordt gepleegd en dat een ander dat gaat doen, hij moet met andere woorden zowel opzet hebben op het uitlokken als op het strafbare feit dat hij uitlokt (dubbel opzet), 2) hij moet die ander op het idee brengen (aanzetten) het strafbare feit te begaan, 3) de uitlokker moet gebruik maken van een of meer uitlokkingsmiddelen, 4) het uitgelokte delict moet zijn gevolgd en 5) degene die is uitgelokt, moet strafbaar zijn.
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan uitlokking van het medeplegen van de ontvoering van [naam kind] neemt de rechtbank de volgende omstandigheden in overweging.
Aanzetten van de medeverdachten tot het begaan van de strafbare feiten
Op basis van de bewijsmiddelen kan vastgesteld worden dat het idee en het initiatief om [naam kind] te ontvoeren, afkomstig is van verdachte. Vóór 17 september 2016 vond een conference call plaats tussen verdachte, [naam 2] , [naam 1] en [naam 3] , waarin verdachte zijn probleem heeft voorgelegd. Hij heeft een ‘startpakket’ doorgestuurd, bestaande uit eerder opgemaakte observatieverslagen en een begroting voor de kosten van de ontvoering (het ‘ [naam document] ’ document). De rechtbank stelt vast dat in die begroting onder meer kosten zijn doorberekend voor de personen die in de verschillende fases van de ontvoering zouden deelnemen, waaronder een observatieteam. Ook de kosten voor voedsel, voertuigen, overnachtingen en wapens zijn hierin verwerkt.
Uit wat daarna is gebeurd, blijkt dat verdachte de betrokkenen met dat ‘startpakket’ op het idee heeft gebracht om de ontvoering uit te voeren. In dat verband zijn de volgende gebeurtenissen relevant. Op 17 september 2016 namen verdachte, [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] deel aan een Skype-gesprek. Op basis van dat gesprek heeft [naam 1] contact gezocht met [naam 5] en hem de opdracht gegeven zo snel mogelijk naar de hen bekende adressen gaan om te observeren. Op 22 september 2016 heeft [naam 6] de WhatApp-groep ‘ [naam draaiboek] ’ aangemaakt, waarin wordt gezegd dat [naam moeder] op 30 september 2016 voor de rechter in Amsterdam moet verschijnen en dat dat waarschijnlijk een
opportunityzou geven. Op 23 september 2016 heeft [naam 3] een plan van aanpak geschreven genaamd ‘concept operatie [naam draaiboek] ’. Uit het draaiboek ‘ [naam draaiboek] ’ blijkt dat er een plan was om [naam kind] te ontvoeren. Dat plan is in het draaiboek op detailniveau uitgewerkt met als missie “
twee locaties van de familie vast te stellen en de beste tijd en plaats uit te zoeken teneinde [naam kind] met haar vader te herenigen”. Uit het draaiboek blijkt dat er een duidelijke rolverdeling was, waar iedereen zich aan hield en van op de hoogte was. In de voorbereiding, uitvoering en de afhandeling is vrijwel in alle opzichten sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen alle medeverdachten die er op was gericht om [naam kind] , eventueel met geweld, bij haar moeder weg te halen. Iedere verdachte heeft in die rol zijn of haar eigen substantiële bijdrage geleverd aan de ontvoering. Zonder die bijdrage kon de ontvoering niet worden voltooid. Zo bezien heeft verdachte de medeverdachten aangezet tot het medeplegen van de ontvoering.
Uitlokkingsmiddelen
Op 24 september 2016 was er een bijeenkomst in [plaats] , waarbij verdachte, [naam 1] en [naam 2] aanwezig waren. [naam 6] kwam er af en toe bij. Tijdens die bijeenkomst is het document ‘concept operatie [naam draaiboek] ’ besproken. Diezelfde dag heeft [naam 3] een envelop met een geldbedrag van € 20.000,- gekregen van [naam 1] , afkomstig van verdachte. [naam 3] zou later nog een tweede deel krijgen. [naam 1] zou hetzelfde geldbedrag krijgen.
Op 28 september 2016 vond een bijeenkomst plaats in het Hilton-hotel. Bij die bijeenkomst waren [naam 3] , [naam 6] en [naam 1] , [naam 2] , [naam 4] , [medeverdachte] en verdachte aanwezig. Tijdens die bijeenkomst is besproken dat het weghalen van [naam kind] bij voorkeur moest plaatsvinden voor de zitting die op 30 september 2016 gepland stond. Op een flip-over heeft verdachte een schets gemaakt van de straat van het huis van oma.
Verder heeft verdachte eerder op die middag bij Sixt BV te Schiphol een Renault Espace en een Volkswagen Golf gehuurd; de auto’s die een dag later bij de ontvoering zijn gebruikt.
Dubbel opzet
De rechtbank is van oordeel dat het verschaffen van het ‘startpakket’ en het daarna verschaffen van een schets van de straat van oma, huurauto’s en geldbedragen aan voornoemde personen alleen kan zijn geschied met het kennelijke doel om [naam kind] te laten ontvoeren en die personen over te halen de ontvoering uit te voeren. Er was dus sprake van dubbel opzet. Gelet op de inhoud van de documenten ‘ [naam draaiboek] ’ en ‘ [naam document] ’, waaruit duidelijk volgt dat met het gebruik van geweld rekening is gehouden en zelfs geweldsmiddelen in de begroting van de gehele operatie zijn opgenomen, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte ook opzet heeft gehad op het gebruik van geweld tijdens de door hem uitgelokte ontvoering.
Uitgelokte delict is gevolgd en medeverdachten zijn strafbaar
De ontvoering heeft daadwerkelijk plaatsgevonden en de medeverdachten [naam 3] , [naam 1] en [naam 6] , [naam 5] , [naam 2] en [naam 4] zijn hiervoor op 11 juli 2019 door deze rechtbank veroordeeld. Deze veroordelingen van de medeverdachten zijn weliswaar niet in alle gevallen onherroepelijk, maar de rechtbank ziet geen aanknopingspunt in het dossier om aan de strafbaarheid van die personen te twijfelen. Daarmee is voldaan aan alle vereisten voor uitlokking van de ontvoering van [naam kind] op 29 september 2016.
Feit 2: Onttrekking wettig gezag
Verdachte wordt verder vervolgd voor het medeplegen van onttrekking aan het wettig gezag. Voor alle deelnemingsvormen geldt dat er – —naast opzet op het gronddelict – ook op het medeplegen opzet moet bestaan.
Opzet op onttrekking wettig gezag
De rechtbank beoordeelt de stand van zaken met betrekking tot het gezag op 29 september 2016 naar Nederlands recht. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat op die datum beide ouders wettig gezag hadden over [naam kind] (ECLI:NL:HR:2018:31). Voorafgaand en ten tijde van de ontvoering van [naam kind] liepen er in Nederland verschillende civiele procedures waarin de verdachte werd bijgestaan door een advocaat. Door de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland is bij beschikking van 1 maart 2016 bepaald dat [naam kind] voor de duur van de echtscheidingsprocedure zou worden toevertrouwd aan [naam moeder] . De rechtbank veronderstelt dan ook dat verdachte met de inhoud van die beschikking bekend was, nu hij in die zaak werd bijgestaan door een advocaat. Daarnaast is verdachte op 26 mei 2016 nog in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 6 april 2016 waarin deze zich bevoegd verklaarde ten aanzien van de echtscheidingsprocedure en de verzochte nevenvoorzieningen, waaronder het ouderlijk gezag.
Door desondanks de betrokkenen in te schakelen om [naam kind] , een Nederlands staatsburger, uit de woning van oma mee te nemen en met haar via Duitsland af te reizen naar India, heeft verdachte zich willens en wetens schuldig gemaakt aan het onttrekken van [naam kind] aan het wettig gezag.
Opzet op medeplegen
De rechtbank verwijst naar de onder 3.2.1 beschreven vaststelling van de feiten en omstandigheden ten aanzien van de feitelijke handelingen van verdachte. Verdachte was de initiator van deze operatie en heeft die gefinancierd; daarnaast was hij degene die met [naam kind] vanuit Eemnes via Duitsland is afgereisd naar India. De rechtbank acht de materiële bijdrage van verdachte voldoende om van een significante bijdrage te spreken. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de planning niet zodanig afweek van de uitvoering, dat gezegd moet worden dat er geen sprake meer was van gezamenlijk opzet.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking is komen vast te staan. De samenwerking bestond in de kern uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Voortdurend delict
Wanneer een minderjarige wordt onttrokken aan het wettig gezag, duurt die situatie voort totdat de minderjarige weer bij de (tevens) gezaghebbende ouder is. Dat kan geruime tijd duren. Zeker als de onttrekking plaatsvindt naar een ander land, in het bijzonder een land waarmee Nederland geen verdragsrechtelijke rechtshulprelatie heeft. Het feit dat verdachte met de medeverdachten die voortdurende situatie heeft gecreëerd, maakt dat hem ook de periode waarin de minderjarige aan het gezag blijft onttrokken, kan worden toegerekend. Verdachte had als doel om met de ontvoering [naam kind] naar India te brengen. Met het overbrengen van [naam kind] naar India heeft verdachte willens en wetens bijgedragen aan het voortduren van die situatie.
Daarbij komt dat verdachte zich gedurende de gehele ten laste gelegde periode in Nederland in voornoemde civiele bodemprocedure die moeder had aangespannen i.v.m. onder andere de toewijzing van het eenhoofdig gezag en de hoofdverblijfplaats van [naam kind] bij haar in Nederland, bij zowel de rechtbank, het hof als de Hoge Raad heeft laten vertegenwoordigen door een raadsman. Die procedure is pas in maart 2020 tot een einde gekomen. Zodoende was verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode op de hoogte van de omstandigheid dat moeder nog steeds mede het wettig gezag over [naam kind] had. De rechtbank acht daarom de gehele ten laste gelegde periode bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat:
ten aanzien van feit 1:
[naam 4] en [naam 2] en [medeverdachte] en [naam 3] en [naam 1] en [naam 6] in de periode van 29 september 2016 tot en met 30 september 2016 in Amsterdam en elders in Nederland en in Duitsland tezamen en in vereniging met elkaar opzettelijk een minderjarige (beneden de twaalf jaar oud), te weten [naam kind] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, immers hebben zij met dat opzet
  • zich met een stroomstootwapen (taser) en tie wraps naar de woning begeven alwaar [naam kind] en [naam oma] en [naam tante] zich bevonden en
  • zich toegang verschaft tot de woning en
  • [naam oma] en/of [naam tante] vastgepakt en/of met dat stroomstootwapen (taser) geslagen en
  • toen en daar voornoemde [naam kind] meegenomen uit de woning en
  • dat stroomstootwapen (taser) tegen het lichaam van [naam buurman] gehouden en
  • voornoemde [naam kind] in de auto geplaatst en
  • voornoemde [naam kind] naar de woning van [naam 1] in het buitenland overgebracht,
welk feit hij, verdachte, in de periode van 13 september 2016 tot en met 30 september 2016 te Amsterdam en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en elders in Nederland en in Duitsland , al dan niet door tussenkomst van (een) ander(en), door giften en door het verschaffen van middelen en inlichtingen, opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte, (door tussenkomst van (een) ander(en))
  • (telefonische) gesprekken gevoerd (via Skype) met die [naam 2] en die [naam 1] en die [naam 3] over de ontvoering van [naam kind] en
  • die [naam 2] en die [naam 1] en die [naam 3] gedurende een van die gesprekken (conference call) (via Skype) voorzien van diverse informatie (op papier) zoals (onder meer) eerder opgemaakte observatieverslagen en
  • voornoemde [naam 2] en die [naam 3] verzocht een begroting op te stellen ten behoeve van de uitvoering van de ontvoering van [naam kind] (document genaamd: ‘ [naam document] ’) en
  • [naam 5] (een) observatieopdracht(en) gegeven ten aanzien van [naam moeder] en [naam kind] en (een) ander(en) in de omgeving van die [naam moeder] en die [naam kind] waarin specifiek van belang werd geacht te bezien waar die [naam moeder] zich ‘s ochtends mee bezig hield en
  • die [naam 4] en die [naam 2] en die [medeverdachte] en die [naam 3] en die [naam 1] en die [naam 6] geïnstrueerd dat de missie is om twee locaties van de familie van [naam kind] vast te stellen en de beste tijd en plaats uit te zoeken teneinde [naam kind] bij hem, verdachte, te krijgen en
  • diverse geldbedragen uitgekeerd aan voornoemde [naam 3] en die [naam 1]
  • instructies gegeven over de wijze waarop de ontvoering van [naam kind] moest worden uitgevoerd en
  • een schets aangeleverd van de straat waar de oma van [naam kind] woont en
  • auto’s gehuurd ten behoeve van de ontvoering van [naam kind] ;
ten aanzien van feit 2:
hij in de periode van 29 september 2016 tot en met 15 juli 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een minderjarige die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt, te weten [naam kind] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag van degene die dat gezag desbevoegd over voornoemde minderjarige uitoefende, te weten [naam moeder] (de moeder), immers hebben verdachte en zijn mededaders zonder medeweten en toestemming van [naam moeder] , toen en daar, die minderjarige meegenomen naar [plaats] en India en aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en de invloedssfeer van die [naam moeder] gebracht en gehouden en hebben zij daarbij geweld gebezigd, immers hebben zij, verdachte en zijn mededaders:
  • zich toegang verschaft tot de woning waar die [naam kind] verbleef en
  • [naam oma] en/of [naam tante] vastgepakt en/of geslagen met dat stroomstootwapen en
  • dat stroomstootwapen (taser) tegen het lichaam van [naam buurman] gehouden en
  • met de minderjarige de woning verlaten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen straf is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, voor zover daarvan uit het dossier is gebleken.
Het is duidelijk dat verdachte, de vader van [naam kind] , de hoofdverantwoordelijke voor de ontvoering is. Hij heeft mensen om zich heen gezocht die konden helpen met het plannen en uitvoeren van de ontvoering, heeft daartoe opdracht gegeven en de hele operatie gefinancierd.
De uitvoering van het professionele ontvoeringsplan was heftig en in elk geval in Nederland ongehoord: drie onbekende mannen dringen een woning binnen en ontvoeren een meisje van pas twee jaar oud, op verzoek van haar Indiase vader, die deze mannen daarvoor heeft ingehuurd. De ontvoerders zijn voorbereid op het gebruik van geweld: één van de mannen is gewapend met een taser en tie-wraps en zal optreden als ‘deurstopper’, met als doel de andere twee mannen (waaronder verdachte) met het meisje te laten ontkomen en de ontvoering te laten slagen. Er volgt ook een gewelddadige confrontatie waarbij — alleen de deurstopper aan het kortste eind trekt. Maar verder slaagt het plan helemaal: de twee mannen die [naam kind] meenemen ontkomen en samen met een andere groep ontvoerders brengen ze haar naar de woning van één van de ontvoerders in [plaats] ; vanuit [plaats] wordt [naam kind] door verdachte naar India ontvoerd waar zij tot op de dag van vandaag lijkt te verblijven.
Verdachte’s handelen
Verdachte heeft zijn tweejarige dochter met geweld laten ontvoeren zodat hij haar mee naar India kon nemen en zijn dochter daarmee ook aan het wettig gezag van haar moeder onttrokken.
Verdachte wist dat, als gevolg van zijn handelen, er een grote kans bestond dat [naam kind] de daarop volgende jaren niet zou terugkeren, en dat haar moeder en naaste familie haar gedurende deze cruciale ontwikkelingsjaren lange tijd niet meer zouden zien.
Het feit dat [naam kind] nog steeds in India verblijft, is een voorzienbaar gevolg van het handelen van verdachte en de medeverdachten.
Hoewel iedere onttrekking aan het gezag impact heeft, is deze zaak heftiger dan de gemiddelde zaak waarbij een kind aan het ouderlijk gezag wordt onttrokken of de gemiddelde internationale kinderontvoering. Doorgaans gaat dat immers niet gepaard met geweld. Dat een nog zeer jong kind wordt meegenomen door een voor de gelegenheid ingehuurd ontvoeringsteam, is uitzonderlijk.
Persoonlijke gevolgen van verdachte’s handelen
Wat veel erger is dan wat er op die bewuste dag is gebeurd, zijn de gevolgen daarvan. Om te beginnen verblijft de inmiddels zesjarige [naam kind] al ruim vier jaar in (vermoedelijk) India, terwijl er geen enkel vooruitzicht bestaat dat dit (op korte termijn) gaat veranderen. India is geen partij bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag, en al het werk dat is verzet om [naam kind] terug naar Nederland te krijgen, heeft nog geen resultaat opgeleverd.
Verdachte heeft samen met de medeverdachten een gezinsleven kapot gemaakt. [naam kind] is plotseling weggerukt uit haar vertrouwde leefomgeving en abrupt gescheiden van haar moeder, die vanaf haar geboorte tot 29 september 2016 de constante factor in haar leven was. [naam kind] moet sinds die dag haar moeder missen. Verdachte heeft met deze ontvoering het welzijn van [naam kind] op het spel gezet. De effecten die deze ontvoering op de ontwikkeling van [naam kind] hebben gehad of nog zullen hebben, zijn in verband met haar jonge leeftijd op dit moment moeilijk te meten. Bepaald niet uit te sluiten valt echter dat zij van de ontvoering en de daarmee verband houdende gevolgen op dit moment (ernstige) psychische schade ondervindt of die in de toekomst zal ondervinden.
Terwijl [naam kind] haar moeder moet missen, moet moeder sinds die dag in september 2016 haar dochter [naam kind] missen. Moeder heeft de rechtbank verteld dat het verdriet om het gemis van [naam kind] onvoorstelbaar groot is en onherstelbare psychische schade heeft toegebracht. Het tijdsverloop verandert daar niets aan: voor [naam kind] ’s moeder is dit een rouwproces waar geen einde aan komt.
Daarbij komt dat – en de rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan wat de moeder van [naam kind] hierover heeft verklaard – verdachte nagenoeg ieder contact tussen [naam kind] en haar moeder sinds september 2019 frustreert. Tussen beiden hebben de afgelopen jaren slechts, omdat dit door de Indiase rechter werd bevolen, enkele Skype-gesprekken plaatsgevonden. Het laatste gesprek vond in 2018 plaats. Sindsdien worden die Skype-gesprekken door verdachte tegen gehouden.
Behalve van haar moeder is [naam kind] , door verdachte’s handelen, ook plotseling gescheiden van haar zus [naam dochter] , van haar oma, oom en tante en de rest van haar familie in Nederland. Uit de ter terechtzitting door hen afgelegde slachtofferverklaringen volgt duidelijk dat de manier waarop [naam kind] is weggenomen en de omstandigheid dat zij sinds 29 september 2016 ook uit hun leven is verdwenen hen nog iedere dag zeer veel pijn en verdriet doet. Het gemis is enorm.
Buiten kijf staat dat [naam kind] ook een vader heeft, en ook een familie heeft in India. Maar dat kan op geen enkele manier relativeren wat verdachte en de medeverdachten hebben gedaan.
Gevolgen voor de Nederlandse rechtstaat
Op het moment van de ontvoering werd geprocedeerd over het gezag over en de verblijfplaats van [naam kind] . Dat laatste onderstreept alleen maar dat verdachte zich hier ver van had moeten houden. Het was niet aan hem om [naam kind] bij haar moeder weg te halen en zo te beslissen waar [naam kind] moest verblijven, maar aan de rechter.
Het aspect van die lopende rechtszaak maakt de zaak extra kwalijk. Tijdens de bijeenkomst in het Hilton-hotel, waar verdachte bij aanwezig was, is besproken dat de dag na de ontvoering een zitting zou plaatsvinden bij het gerechtshof. Iedere onttrekking aan het ouderlijk gezag is een vorm van eigenrichting, maar deze onttrekking — een tot in detail geplande ontvoering op de dag voor een rechtszitting in de zaak tussen verdachte en de moeder van [naam kind] , verricht door ingehuurde mensen die zelf buiten de strijd tussen de ouders staan — is een zeer heftige vorm daarvan.
Op te leggen straf
De ernst van de bewezen verklaarde feiten komt tot uitdrukking in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima. Voor – kort gezegd – ontvoering betreft dat acht jaar gevangenisstraf, voor het onttrekken van een minderjarige met geweld aan het wettig gezag is dat ten hoogte negen jaar gevangenisstraf. Er bestaat geen LOVS-oriëntatiepunt voor onttrekking aan het wettig gezag, internationale kinderontvoering of ontvoering.
In deze zaak was sprake van een internationale kinderontvoering die door een internationaal samengesteld team minutieus is voorbereid en uitgevoerd en waarbij geweld niet is geschuwd. Inmiddels is het vier jaar geleden dat een klein meisje van 2 jaar oud door onbekende mannen en met geweld bij haar moeder en familie werd weggenomen. De rechtbank heeft oog voor de grote gevolgen die de feiten voor [naam kind] zelf moeten hebben gehad en voor de psychische schade die haar moeder en naasten de afgelopen jaren is aangedaan en nog steeds wordt aangedaan.
Bijzonder schrijnend is dat verdachte iedere vorm van contact tussen moeder en dochter blijft tegenhouden, hij de scheiding tussen beiden, die zo abrupt tot stand kwam, de afgelopen jaren in stand is blijven houden en door zijn toedoen geen enkel zicht bestaat op een moment waarop [naam kind] met haar moeder en haar naasten in Nederland kan worden herenigd. Verdachte heeft daarmee zijn eigen belang, [naam kind] bij zich hebben, ver boven dat van [naam kind] zelf en dat van haar naasten in Nederland gesteld. Dit met alle schadelijke gevolgen van dien. Door verdachte’s handelen moet [naam kind] haar moeder al jaren missen en wordt het moeder onmogelijk gemaakt haar van dichtbij lief te hebben, voor haar te zorgen en om als ouder mee te beslissen over zaken die [naam kind] aangaan en zo een aandeel in haar opvoeding te hebben. Zo bezien kan zij haar taak als ouder op geen enkele concrete manier vervullen. Door zijn handelswijze schendt verdachte het recht op familieleven van een minderjarige met haar moeder op grove en voortdurende wijze.
Verder acht de rechtbank het onacceptabel dat verdachte met zijn handelen de civielrechtelijke rechtsgang in Nederland bewust heeft genegeerd en dat nog steeds doet, voor eigen rechter heeft gespeeld en zich daarmee niets heeft aangetrokken van de Nederlandse en internationale familierechtelijke rechtsorde. De rechtbank rekent verdachte dit alles bijzonder zwaar aan.
Al met al heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan twee bijzonder ernstige misdrijven met groot persoonlijk leed ten gevolge. Voor het onttrekken van een minderjarige met geweld aan het wettig gezag kan een gevangenisstraf voor de duur van maximaal negen jaren worden opgelegd. De omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn begaan rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Nu een situatie waarin een internationale kinderontvoering als ernstiger kan worden aangemerkt dan in dit geval zich moeilijk laat indenken, acht de rechtbank de strafeis gepast. De rechtbank zal verdachte voor beide bewezen verklaarde feiten daarom een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar opleggen.

8.Vorderingen benadeelde partijen & schadevergoedingsmaatregel

8.1
[naam moeder] (moeder)
De benadeelde partij [naam moeder] vordert € 11.466,12 aan materiële schadevergoeding, € 15.000,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en € 5.340,94 aan proceskosten.
Vast staat dat aan [naam moeder] door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade is toegebracht. De vordering is niet betwist.
De gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor.
Materiële schade
[naam moeder] heeft ter onderbouwing van haar vordering voor alle posten stukken ingebracht. Ter zitting heeft mr. V.A. Groeneveld de vordering nader toegelicht. Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding komt de rechtbank tot het oordeel dat deze kan worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd of zijn aangevangen (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan.
In verband hiermee merkt de rechtbank op dat [naam 3] , die door de rechtbank op 11 juli 2019 (inmiddels onherroepelijk) is veroordeeld, al is begonnen met het afbetalen van de hem opgelegde betalingsverplichting. De rechtbank is van oordeel dat voor zover de schade door [naam 3] al is vergoed er geen sprake meer is van schade. Ten aanzien van dat deel heeft [naam moeder] geen belang en dient zij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. Uit hetgeen zij op zitting heeft verklaard, namelijk dat sinds maart 2020 door [naam 3] een aantal termijnen van € 50,- is overgemaakt, stelt de rechtbank dit bedrag vast op € 200,- en brengt dit bedrag in mindering van de gevorderde materiële schadevergoeding. Een en ander betekent dat een bedrag van € 11.266,12 hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd of zijn aangevangen (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan.
Hoofdelijkheid materiele schade
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 11.266,12, vermeerderd met de wettelijke rente omdat deze schade het gevolg is van feiten die zij gezamenlijk hebben gepleegd.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding van €15.000,- merkt de rechtbank het volgende op.
De bewezen verklaarde feiten hebben een ernstige inbreuk gemaakt op het recht van [naam moeder] op zowel eerbiediging van het familie- en gezinsleven als de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Daarnaast staat voor de rechtbank buiten kijf dat bij [naam moeder] vanwege de abrupte scheiding van haar dochter en het immer voortduren van die situatie sprake is van psychische schade. Een diagnose of medische onderbouwing daarvan is in het onderhavige geval niet vereist, nu de uit de scheiding voortvloeiende nadelige gevolgen zozeer voor de hand liggen dat aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Daarmee staat vast dat zij in haar persoon is aangetast en recht heeft op vergoeding van door haar geleden immateriële schade.
Op grond van de door [naam moeder] gestelde omstandigheden, waaronder de door verdachte gecreëerde uitzichtloosheid van de situatie en de omstandigheid dat zij door verdachte’s toedoen geen contact kan hebben met [naam kind] , begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding op dit moment naar billijkheid op € 15.000,-.
Proceskosten: kosten voor rechtsbijstand
De rechtbank zal ook de gevorderde proceskosten toewijzen. De bijstand aan [naam moeder] ziet op meer dan de ingediende vordering, maar dat staat daaraan niet in de weg. De gevorderde kosten komen immers voor toewijzing in aanmerking vanwege de complexiteit en het internationale belang van deze zaak (vgl. ECLI:NL:HR:2017:653).
Het voornoemde bedrag wordt hoofdelijk toegewezen aan verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en de eerder veroordeelde medeverdachten [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] , [naam 6] , [naam 2] en [naam 5] , omdat zij als uitlokker, medeplegers dan wel medeplichtigen van de ontvoering en de onttrekking aan het wettig gezag zijn veroordeeld.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten [naam moeder] ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [naam moeder] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd voor een bedrag van € 26.266,12, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd of zijn aangevangen (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan.
8.2
[naam kind] (slachtoffer)
[naam moeder] vordert als wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [naam kind] € 10.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Mr. V.A. Groeneveld heeft de vordering op de zitting nader toegelicht en diverse stukken ingebracht ter onderbouwing.
Vast staat dat [naam kind] door het onder 1 en 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. Ook zij is door verdachte’s handelen in haar recht op familie- en gezinsleven geschonden. Daarnaast gaat de rechtbank ervan uit dat de bewezen verklaarde feiten ook voor [naam kind] traumatiserend zijn geweest. Een diagnose of medische onderbouwing daarvan is niet beschikbaar, maar naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval niet vereist, nu de uit de abrupte scheiding van moeder en haar naasten voortvloeiende nadelige gevolgen voor een zeer jong kind dat zich in een belangrijke emotionele en -identiteitsontwikkelingsfase bevindt, zozeer voor de hand liggen dat aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen (ECLI:NL:HR:2019:793). Daarmee staat vast dat [naam kind] in haar persoon is aangetast en recht heeft op vergoeding van door haar geleden immateriële schade. De vordering is niet betwist.
De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom hoofdelijk (aan verdachte en aan medeverdachte [medeverdachte] ) worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd of zijn aangevangen (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [naam kind] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd of zijn aangevangen (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan.
8.3
[naam oma] (oma)
De benadeelde partij [naam oma] vordert € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Mr. V.A. Groeneveld heeft de vordering op zitting nader toegelicht en diverse stukken ingebracht om de vordering te onderbouwen.
Vast staat dat aan [naam oma] door het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. [naam oma] , de oma van [naam kind] , was in haar eigen huis toen daar werd aangebeld en haar kleindochter [naam kind] vanuit haar woning werd ontvoerd. Ook zij is door verdachte’s handelen in haar recht op familie- en gezinsleven geschonden. Tussen de stukken ter onderbouwing van de vordering bevindt zich een bericht van gz-psycholoog Jharap van 30 november 2016 waarin hij beschrijft dat de somberheidsklachten, spanningsklachten en slaapproblemen van [naam oma] diagnostisch het beste passen bij een posttraumatische stressstoornis. Alhoewel een recente diagnose of medische onderbouwing van de psychische schade niet beschikbaar is, liggen de nadelige gevolgen van de ontvoering, waarbij zij in gevecht is geraakt met een van de uitvoerders om de ontvoering van haar kleindochter te voorkomen, zozeer voor de hand dat aantasting in de persoon naar het oordeel van de rechtbank zonder meer kan worden aangenomen (ECLI:NL:HR:2019:793). Daarmee staat vast dat [naam oma] in haar persoon is aangetast en recht heeft op vergoeding van door haar geleden immateriële schade.
De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom hoofdelijk (aan verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en de eerder veroordeelde medeverdachten [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] , [naam 6] , [naam 2] en [naam 5] ) worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [naam oma] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan.
8.4
[naam tante] (tante)
De benadeelde partij [naam tante] vordert € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Mr. V.A. Groeneveld heeft de vordering op zitting nader toegelicht en diverse stukken ingebracht om de vordering te onderbouwen.
Vast staat dat aan [naam tante] door het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. [naam tante] verbleef ten tijde van de ontvoering in hetzelfde huis als [naam kind] , was aanwezig tijdens de ontvoering en werd door [naam 4] vastgepakt en met een taser op haar hoofd geslagen. Ook zij is door verdachte’s handelen in haar recht op familie- en gezinsleven geschonden. Een diagnose of medische onderbouwing daarvan is niet beschikbaar, maar naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval niet vereist, nu de uit de heftige omstandigheden van het geval, waarin zij, om het wegnemen van haar nichtje [naam kind] te voorkomen, in gevecht is geraakt met een van de ontvoerders, de nadelige gevolgen van de ontvoering zozeer voor de hand liggen dat aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen (ECLI:NL:HR:2019:793). Daarmee staat vast dat [naam tante] in haar persoon is aangetast en recht heeft op vergoeding van de door haar geleden immateriële schade.
De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom hoofdelijk (aan verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en de eerder veroordeelde medeverdachten [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] , [naam 6] , [naam 2] en [naam 5] ) worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [naam tante] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 57, 279 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en 2:
eendaadse samenloop van
uitlokking van medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
en
medeplegen van onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag, welke minderjarige beneden de twaalf jaar is en terwijl geweld is gebezigd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag, welke minderjarige
beneden de twaalf jaar is en terwijl geweld is gebezigd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaar.
Wijst de vordering van [naam moeder] toe tot € 26.266,12 (zesentwintigduizend tweehonderdzesenzestig euro en twaalf cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd of zijn aangevangen (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan.
Bepaalt dat [naam moeder] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door [naam moeder] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 5.340,94 (vijfduizend driehonderdveertig euro en vierennegentig cent).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam moeder] , behalve voor zover:
- de materiële schadevergoeding al door of namens medeverdachte [medeverdachte] is betaald;
- de toegewezen proceskosten al door of namens medeverdachte [medeverdachte] en de eerder veroordeelde medeverdachten [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] , [naam 6] , [naam 2] en [naam 5] zijn betaald.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam moeder] , aan de Staat € 26.266,12 (zesentwintigduizend tweehonderdzesenzestig euro en twaalf cent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd of zijn aangevangen (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan, behalve voor zover dit bedrag al door of namens (een) ander(en) is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door gijzeling van 167 dagen vervangen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [naam kind] toe tot € 10.000,- (tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd of zijn aangevangen (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam kind] , behalve voor zover deze vordering al door of namens medeverdachte [medeverdachte] is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door [naam kind] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam kind] , aan de Staat € 10.000,- (tienduizend euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd of zijn aangevangen (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan, behalve voor zover dit bedrag al door of namens medeverdachte [medeverdachte] is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door gijzeling van 85 dagen vervangen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [naam oma] toe tot € 1.000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam oma] , behalve voor zover deze vordering al door of namens medeverdachte [medeverdachte] of de eerder veroordeelde medeverdachten [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] , [naam 6] , [naam 2] of [naam 5] is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door [naam oma] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam oma] , aan de Staat € 1.000,- (duizend euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan, behalve voor zover dit bedrag al door of namens medeverdachte [medeverdachte] of de eerder veroordeelde medeverdachten [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] , [naam 6] , [naam 2] of [naam 5] is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door gijzeling van 20 dagen vervangen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [naam tante] toe tot € 1.500,- (duizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam tante] , behalve voor zover deze vordering al door of namens medeverdachte [medeverdachte] of de eerder veroordeelde medeverdachten [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] , [naam 6] , [naam 2] of [naam 5] is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door [naam tante] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam tante] , aan de Staat € 1.500,- (duizend vijfhonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (29 september 2016) tot aan de dag dat het schadebedrag volledig is voldaan, behalve voor zover dit bedrag al door of namens medeverdachte [medeverdachte] of de eerder veroordeelde medeverdachten [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] , [naam 6] , [naam 2] eofn [naam 5] is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door gijzeling van 25 dagen vervangen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P. Jit, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2020.