3.2.1Feiten en omstandigheden
[naam kind] is op [geboortedatum] in [geboorteplaats] geboren. Zij is de dochter van [verdachte] (hierna: verdachte) en [naam moeder] . Verdachte heeft de Indiase nationaliteit en [naam moeder] heeft de Nederlandse en de Pakistaanse nationaliteit. [naam kind] heeft de Nederlandse nationaliteit. Na een verblijf in India is [naam moeder] op 7 december 2014 met [naam kind] en haar oudere dochter [naam dochter] vanuit India naar Nederland gekomen. In de loop van 2015 zijn zowel verdachte (in India) als [naam moeder] (in Nederland) echtscheidingsprocedures begonnen, waarin geprocedeerd werd — zowel in Nederland als in India — over het gezag over [naam kind] . [naam kind] verbleef van december 2014 bij haar moeder in Nederland, tot zij in de ochtend van 29 september 2016 in Amsterdam vanuit de woning van de oma van [naam kind] werd meegenomen door een aantal mannen.
De rechtbank stelt de feiten en omstandigheden vast aan de hand van de verklaringen van [naam 3] , de aangifte van [naam moeder] , de verklaringen van de getuigen ter plaatse, de bij de medeverdachten aangetroffen documenten en diverse zich in het dossier bevindende stills van camerabeelden.
De rechtbank neemt de verklaringen van [naam 3] , die op 11 juli 2019 door de rechtbank (inmiddels onherroepelijk) is veroordeeld, als belangrijk uitgangspunt voor de feitenvaststelling om de volgende redenen. Hij heeft zich als enige van de betrokkenen kort na het uitgaan van het Amber Alert bij zijn advocaat en vervolgens bij de politie gemeld. Hij heeft als enige uitvoerig en consistent verklaard. Hij heeft niets verklaard wat niet overeenkomt met de inhoud van het dossier. Zo vindt de door [naam 3] beschreven gang van zaken rond de bijeenkomst in het Hilton-hotel, waarvoor hij onder de naam “ [naam draaiboek] ” een vergaderruimte huurde, bijvoorbeeld steun in het dossier en de zich daarin bevindende stills van camerabeelden. Met zijn verklaringen heeft hij zichzelf belast. De rechtbank heeft niet de indruk dat [naam 3] zijn rol kleiner heeft gemaakt dan deze was. Anders dan bij de andere verdachten, worden de verklaringen van [naam 3] niet ontkracht door objectieve bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank volgt [naam 3] daarom voor wat betreft de feitelijke gang van zaken.
De rechtbank gebruikt de verklaringen van medeverdachten alleen indien deze verklaringen objectieve ondersteuning vinden in het dossier of als de medeverdachten zichzelf belasten.
De voorbereiding van de ontvoering
In de fase voorafgaand aan de ontvoering heeft het volgende plaatsgevonden.
Enige tijd vóór de daadwerkelijke ontvoering is verdachte op zoek gegaan naar mensen om hem te helpen bij de ontvoering van zijn dochter [naam kind] . Verdachte had daarbij lokale ondersteuning nodig en is bij [naam 1] uitgekomen, met wie hij al zakelijk contact had. Verdachte was de opdrachtgever en de financier van de ontvoering.
Vóór 17 september 2016 vond een
conference callplaats tussen verdachte, [naam 2] , [naam 1] en [naam 3] waarin verdachte zijn probleem heeft voorgelegd. [naam 1] heeft informatie ontvangen en heeft die vervolgens doorgestuurd aan [naam 3] . Dit ‘startpakket’ bestond onder andere uit eerdere observatieverslagen, opgemaakt door Engelsen en Israëliërs, en een begroting voor de kosten van de ontvoering, genaamd ‘ [naam document] ’ en opgemaakt door [naam 2] op 16 september 2016.
17 september 2016
Op 17 september 2016 namen verdachte, [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] deel aan een Skype-gesprek. Op basis van dit gesprek heeft [naam 1] contact gezocht met [naam 5] en hem een observatieopdracht gegeven.
20 september 2016
Op 20 september 2016 hebben [naam 1] , [naam 3] en [naam 5] elkaar ontmoet in de woning van [naam 1] in [plaats] in [woonplaats] . [naam 1] had hen uitgenodigd om met elkaar kennis te maken. [naam 1] heeft tijdens deze bijeenkomst uit de doeken gedaan wat er van [naam 5] werd verwacht. [naam 5] zou zo snel mogelijk naar de hen bekende adressen gaan om te observeren. Er is specifiek besproken waar [naam moeder] zich ‘s ochtends mee bezig hield.
22 september 2016
Aanmaken WhatsApp-groep ‘ [naam draaiboek] ’
Op 22 september 2016 heeft [naam 6] (hierna: [naam 6] de WhatsApp-groep ‘ [naam draaiboek] ’ aangemaakt. De andere deelnemers van de groep waren [naam 1] en [naam 5] . Op dezelfde dag stuurde [naam 1] het volgende bericht naar de groepsleden: “Vrijdag 30 september moet [naam moeder] voor de rechter verschijnen in A’dam, dat geeft ons waarschijnlijk een opportunity, tijd en plaats moet ik nog uitzoeken”.
23 september 2016
Document ‘concept operatie [naam draaiboek] ’
Op 23 september 2016 heeft [naam 3] een plan van aanpak geschreven, het document genaamd ‘concept operatie [naam draaiboek] ’, en verstuurd aan [naam 1] . [naam 3] schreef dit document ter voorbereiding op de bijeenkomst de dag erna in [plaats] . In het document is de missie als volgt omschreven: “
Het is onze missie om 2 locaties van de familie vast te stellen en de beste tijd en plaats uit te zoeken teneinde [naam kind] met haar vader te herenigen.”
24 september 2016
Op 24 september 2016 was er weer een bijeenkomst in [plaats] . Hierbij waren verdachte, [naam 1] en [naam 2] aanwezig. [naam 6] kwam er af en toe bij. Tijdens deze bijeenkomst is een ruwe schets van het plan besproken. Het basisidee was het weghalen van [naam kind] . [naam 6] had samenvattingen gemaakt van voorafgaande observaties. Het document ‘concept operatie [naam draaiboek] ’ is tijdens deze bijeenkomst besproken. Er werden papieren exemplaren van dit document verstrekt aan verdachte en [naam 2] . Het ging over locaties, wat er geobserveerd moest worden en wat het juiste moment zou zijn voor de ontvoering. Dit zou zijn als oma alleen thuis was met [naam kind] . Daar was iedereen het over eens.
Op 24 september 2016 deelde [naam 1] in de WhatsApp-groep ‘ [naam draaiboek] ’ de telefoonnummers van [naam moeder] , [naam tante] , oma en [naam oom] (een oom van [naam kind] ).
Ontvangen en uit te keren bedragen
In [plaats] heeft [naam 3] een envelop met geld gekregen van [naam 1] . [naam 1] had dit geld gekregen van verdachte. [naam 3] zou nog een tweede deel krijgen. Het ging voor [naam 3] om een bedrag van in totaal € 20.000,-. [naam 1] zou hetzelfde bedrag ontvangen.
27 september 2016
Op 27 september 2016 heeft [naam 3] vier telefoons gekocht en contant betaald. Verdachte en [naam 1] hadden bedacht dat het niet handig was om eigen telefoons te gebruiken. Door niet traceerbaar te zijn zou tijd worden gewonnen tussen het moment van de ontvoering en het moment dat verdachte in het vliegtuig naar India zou stappen.
In de avond hebben [naam 1] , [naam 6] en [naam 3] samen gegeten in restaurant De Witte Bergen in Eemnes. [naam 1] had het initiatief genomen om verdachte te zien. Verdachte en [naam 2] kwamen later aan. Er is toen besproken dat [naam 2] [naam 4] had ingehuurd en dat hij werd ingevlogen. Hij zou oma rustig houden. [naam 4] zou [naam 3] en [medeverdachte] assisteren. [naam 1] heeft toen de informatie, die uit de observaties van [naam 5] kwam, teruggekoppeld aan verdachte en [naam 2] .
28 september 2016: Hilton-hotel
Op 28 september 2016 heeft verdachte rond 13.00 uur bij Sixt BV op de luchthaven Schiphol een Renault Espace en een Volkswagen Golf gehuurd die een dag later bij de ontvoering zijn gebruikt. Op de huurovereenkomsten van beide auto’s is “ [medeverdachte] ” aangemerkt als second driver. Op beelden van Sixt niet veel later in de parkeergarage is verdachte te zien met [medeverdachte] .
Later op de dag vond een bijeenkomst plaats in het Hilton-hotel. [naam 3] kreeg bericht van [naam 1] dat er een ontmoeting moest plaatsvinden op Schiphol. [naam 3] heeft een vergaderruimte gehuurd in het Hilton-hotel vanaf 15.30 uur. Hij heeft de ruimte gehuurd onder de naam ‘ [naam draaiboek] ’, de codenaam van het project die alle betrokkenen kenden. Op deze manier zou het voor de anderen duidelijk zijn waar zij moesten zijn. [naam 3] heeft de huur van de ruimte contant betaald met het geld dat hij eerder had ontvangen van [naam 1] , terwijl [naam 1] dit geld op zijn beurt weer van verdachte had ontvangen. Bij de bijeenkomst waren verdachte, [naam 3] , [naam 6] en [naam 1] , [naam 2] , [naam 4] en [medeverdachte] aanwezig. Tijdens de bijeenkomst is besproken dat het weghalen van [naam kind] bij voorkeur moest plaatsvinden vóór de zitting (
de rechtbank begrijpt: in de lopende civiele procedure) die op vrijdag 30 september 2016 gepland stond. [naam 2] had [naam 3] verzocht een flip-over te huren. Op de flip-over is door verdachte een schets gemaakt van de straat van het huis van oma. [naam 2] heeft [naam 4] bijgepraat, die net was ingevlogen. [naam 3] heeft ook het woord gevoerd. Hij heeft gesproken over wat hij had gezien, wie er zou rijden en wat het plan was voor de dag erna. Tijdens deze bijeenkomst vroeg [naam 2] of er machinepistolen (‘MP5’s’) nodig waren. Daarnaast is besproken dat [naam 6] [medeverdachte] na de overdracht weg zou brengen. Hij moest naar dezelfde bestemming als verdachte, maar hij zou niet meer in de auto passen bij verdachte, [naam kind] , [naam 2] en [naam 1] vanwege het kinderzitje. De bijeenkomst in het Hilton-hotel op Schiphol heeft ongeveer drie uur geduurd.
Na de bijeenkomst is [naam 3] met [naam 4] en [medeverdachte] naar de locatie in Amsterdam gegaan waar de ontvoering zou plaatsvinden, te weten de [adres oma] , het adres van oma. Het plan was dat [naam 4] oma tegen zou houden en [naam 3] en [medeverdachte] met [naam kind] zouden vertrekken. [naam 3] heeft [naam 4] en [medeverdachte] die avond rondgereden en hen vervolgens afgezet bij het Centraal Station in Amsterdam.
Rond 23.15 uur kwamen verdachte, [naam 4] , [naam 2] en [medeverdachte] aan bij het Hyatt-hotel in Hoofddorp en boekten zij vier kamers.
29 september 2016: de dag van de ontvoering
Op 29 september 2016 is [naam 3] rond 06.30 uur vertrokken vanuit Bergen naar Amsterdam. Hij heeft [naam 4] en [medeverdachte] opgehaald bij station Diemen Zuid. [naam 3] heeft bij het station de tie-wraps aan [naam 4] gegeven. [naam 4] en [medeverdachte] waren op het station afgezet door verdachte en [naam 2] . Verdachte kwam aan in de Renault en is in de Golf bij [naam 2] gestapt, waarna zij samen naar Hilversum zijn gereden. In eerste instantie is besproken dat verdachte zelf mee zou gaan om [naam kind] te ontvoeren, maar uiteindelijk heeft hij ervoor gekozen dit niet te doen. Verdachte ging naar het ophaalpunt. [naam 3] is met [naam 4] en [medeverdachte] in de Renault gestapt en [naam 3] heeft deze bestuurd. [naam 5] heeft om 08.00 uur waargenomen dat [naam moeder] met haar oudste dochter vertrok richting Hoofddorp. Op dat moment heeft [naam 5] [naam 1] gebeld en doorgegeven dat [naam moeder] was vertrokken. [naam 3] heeft even met [naam 4] en [medeverdachte] rondgereden, totdat zij de ‘go’ kregen dat [naam moeder] was vertrokken en [naam kind] alleen met oma zou zijn. Het is onduidelijk wie het bericht heeft gestuurd, maar het kan niet anders dan dat het bericht is gestuurd door [naam 1] , [naam 2] of verdachte. Zij stonden namelijk samen op de parkeerplaats in Eemnes. Eén van hen heeft aan [naam 4] , [naam 3] en [medeverdachte] laten weten dat [naam moeder] weg was. Na ontvangst van het bericht is [naam 3] de [adres oma] op gereden. [naam 3] heeft [naam 4] en [medeverdachte] uit de auto gelaten, is voor het huis van oma gestopt, is vervolgens zelf uitgestapt en heeft aangebeld.
Op 29 september 2016 wordt er even na 8.00 uur ‘s ochtends door [naam 3] aangebeld op de [adres oma] . Dit is het adres van [naam oma] , de oma van [naam kind] . [naam kind] verblijft samen met haar oudere halfzus [naam dochter] en haar moeder [naam moeder] regelmatig bij haar oma. Oma opent de deur, [naam 3] doet zich voor als iemand van de Sociale Dienst. Omdat drie mannen voor de deur argwaan zouden wekken, wachten [naam 4] en [medeverdachte] even verderop. Als oma de deur opent, wenkt [naam 3] naar [naam 4] en [medeverdachte] dat zij ook kunnen komen. [naam 3] vraagt of de moeder van [naam kind] thuis is, waarop oma ontkennend antwoordt. [naam 3] zegt dat hem ter ore is gekomen dat iemand tegen haar zin wordt vastgehouden in de woning. [naam 3] loopt naar binnen. Dan gaan ook [naam 4] en [medeverdachte] naar binnen. In de woning zijn op dat moment aanwezig: [naam kind] , oma, [naam tante] (de tante van [naam kind] , hierna: [naam tante] ) en [naam neef] (een neef van [naam kind] ). [naam 4] heeft een document in zijn hand waarvan hij zegt dat dit van de rechtbank is en dat zij [naam kind] komen halen. Dit document blijkt afkomstig te zijn van een sharia-rechtbank in Mumbai, India. [naam tante] pakt het document uit de handen van [naam 4] . [medeverdachte] pakt [naam kind] op en loopt met haar naar de auto. Ook [naam 3] loopt naar buiten. [naam 3] en [medeverdachte] stappen met [naam kind] in de Renault Espace waarmee zij waren aangekomen en rijden weg. [naam tante] rent naar buiten, maar blijft bij de deur staan als ze ziet dat de auto al wegrijdt. [naam 4] raakt in een worsteling met oma en [naam tante] . [naam 4] probeert oma en [naam tante] een kamer in te duwen. [naam 4] probeert vervolgens weg te komen, waarbij oma en [naam tante] hem proberen tegen te houden. Oma en [naam tante] proberen met [naam 4] naar buiten te gaan om zo hulp in te roepen van buren. [naam 4] heeft tie-wraps en een taser bij zich. Tijdens zijn poging om te vluchten, slaat [naam 4] [naam tante] met de taser tegen haar hoofd. Buurman [naam buurman] , die oma en [naam tante] te hulp schiet, wordt ook door [naam 4] geraakt met de taser. [naam 4] wordt ter plaatse aangehouden.
[naam 3] komt met [medeverdachte] en [naam kind] in de Renault Espace aan bij de parkeerplaats van restaurant De Witte Bergen in Eemnes. Daar staan verdachte, [naam 1] en [naam 2] naast hun Volkswagen Golf op hen te wachten. [naam 6] zit in haar Fiat Punto. [medeverdachte] stapt uit de Renault Espace en stapt bij [naam 6] in. Verdachte stapt met [naam kind] achter in de Golf, met als bestuurder [naam 1] . [naam 2] stapt in de Golf als bijrijder. [naam 1] rijdt vervolgens als eerste weg en korte tijd later volgt [naam 6] in de Fiat. Zij rijden gezamenlijk naar de woning van [naam 1] en [naam 6] in [plaats] . [naam 1] heeft vervolgens [naam kind] , verdachte en [naam 2] naar een andere locatie gebracht, te weten zijn woning in [plaats] . Hierna is geprobeerd verder vervoer te regelen via een kennis van verdachte in Krefeld. [naam 1] heeft [naam kind] , verdachte en [naam 2] verder Duitsland in gereden en is zelf op een parkeerplaats in Krefeld uit de auto gezet. In overeenstemming met het plan is verdachte met [naam kind] naar Mumbai, India, gegaan. Tot op heden verblijft [naam kind] naar alle waarschijnlijkheid in India.
3.2.2Overwegingen
Feit 1: Uitlokking van medeplegen ontvoering
Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij anderen heeft uitgelokt om tezamen en in vereniging [naam kind] te ontvoeren. Om te kunnen spreken van (strafbare) uitlokking, dient te worden voldaan aan een vijftal vereisten: 1) de uitlokker moet willen dat een specifiek strafbaar feit wordt gepleegd en dat een ander dat gaat doen, hij moet met andere woorden zowel opzet hebben op het uitlokken als op het strafbare feit dat hij uitlokt (dubbel opzet), 2) hij moet die ander op het idee brengen (aanzetten) het strafbare feit te begaan, 3) de uitlokker moet gebruik maken van een of meer uitlokkingsmiddelen, 4) het uitgelokte delict moet zijn gevolgd en 5) degene die is uitgelokt, moet strafbaar zijn.
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan uitlokking van het medeplegen van de ontvoering van [naam kind] neemt de rechtbank de volgende omstandigheden in overweging.
Aanzetten van de medeverdachten tot het begaan van de strafbare feiten
Op basis van de bewijsmiddelen kan vastgesteld worden dat het idee en het initiatief om [naam kind] te ontvoeren, afkomstig is van verdachte. Vóór 17 september 2016 vond een conference call plaats tussen verdachte, [naam 2] , [naam 1] en [naam 3] , waarin verdachte zijn probleem heeft voorgelegd. Hij heeft een ‘startpakket’ doorgestuurd, bestaande uit eerder opgemaakte observatieverslagen en een begroting voor de kosten van de ontvoering (het ‘ [naam document] ’ document). De rechtbank stelt vast dat in die begroting onder meer kosten zijn doorberekend voor de personen die in de verschillende fases van de ontvoering zouden deelnemen, waaronder een observatieteam. Ook de kosten voor voedsel, voertuigen, overnachtingen en wapens zijn hierin verwerkt.
Uit wat daarna is gebeurd, blijkt dat verdachte de betrokkenen met dat ‘startpakket’ op het idee heeft gebracht om de ontvoering uit te voeren. In dat verband zijn de volgende gebeurtenissen relevant. Op 17 september 2016 namen verdachte, [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] deel aan een Skype-gesprek. Op basis van dat gesprek heeft [naam 1] contact gezocht met [naam 5] en hem de opdracht gegeven zo snel mogelijk naar de hen bekende adressen gaan om te observeren. Op 22 september 2016 heeft [naam 6] de WhatApp-groep ‘ [naam draaiboek] ’ aangemaakt, waarin wordt gezegd dat [naam moeder] op 30 september 2016 voor de rechter in Amsterdam moet verschijnen en dat dat waarschijnlijk een
opportunityzou geven. Op 23 september 2016 heeft [naam 3] een plan van aanpak geschreven genaamd ‘concept operatie [naam draaiboek] ’. Uit het draaiboek ‘ [naam draaiboek] ’ blijkt dat er een plan was om [naam kind] te ontvoeren. Dat plan is in het draaiboek op detailniveau uitgewerkt met als missie “
twee locaties van de familie vast te stellen en de beste tijd en plaats uit te zoeken teneinde [naam kind] met haar vader te herenigen”. Uit het draaiboek blijkt dat er een duidelijke rolverdeling was, waar iedereen zich aan hield en van op de hoogte was. In de voorbereiding, uitvoering en de afhandeling is vrijwel in alle opzichten sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen alle medeverdachten die er op was gericht om [naam kind] , eventueel met geweld, bij haar moeder weg te halen. Iedere verdachte heeft in die rol zijn of haar eigen substantiële bijdrage geleverd aan de ontvoering. Zonder die bijdrage kon de ontvoering niet worden voltooid. Zo bezien heeft verdachte de medeverdachten aangezet tot het medeplegen van de ontvoering.
Uitlokkingsmiddelen
Op 24 september 2016 was er een bijeenkomst in [plaats] , waarbij verdachte, [naam 1] en [naam 2] aanwezig waren. [naam 6] kwam er af en toe bij. Tijdens die bijeenkomst is het document ‘concept operatie [naam draaiboek] ’ besproken. Diezelfde dag heeft [naam 3] een envelop met een geldbedrag van € 20.000,- gekregen van [naam 1] , afkomstig van verdachte. [naam 3] zou later nog een tweede deel krijgen. [naam 1] zou hetzelfde geldbedrag krijgen.
Op 28 september 2016 vond een bijeenkomst plaats in het Hilton-hotel. Bij die bijeenkomst waren [naam 3] , [naam 6] en [naam 1] , [naam 2] , [naam 4] , [medeverdachte] en verdachte aanwezig. Tijdens die bijeenkomst is besproken dat het weghalen van [naam kind] bij voorkeur moest plaatsvinden voor de zitting die op 30 september 2016 gepland stond. Op een flip-over heeft verdachte een schets gemaakt van de straat van het huis van oma.
Verder heeft verdachte eerder op die middag bij Sixt BV te Schiphol een Renault Espace en een Volkswagen Golf gehuurd; de auto’s die een dag later bij de ontvoering zijn gebruikt.
Dubbel opzet
De rechtbank is van oordeel dat het verschaffen van het ‘startpakket’ en het daarna verschaffen van een schets van de straat van oma, huurauto’s en geldbedragen aan voornoemde personen alleen kan zijn geschied met het kennelijke doel om [naam kind] te laten ontvoeren en die personen over te halen de ontvoering uit te voeren. Er was dus sprake van dubbel opzet. Gelet op de inhoud van de documenten ‘ [naam draaiboek] ’ en ‘ [naam document] ’, waaruit duidelijk volgt dat met het gebruik van geweld rekening is gehouden en zelfs geweldsmiddelen in de begroting van de gehele operatie zijn opgenomen, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte ook opzet heeft gehad op het gebruik van geweld tijdens de door hem uitgelokte ontvoering.
Uitgelokte delict is gevolgd en medeverdachten zijn strafbaar
De ontvoering heeft daadwerkelijk plaatsgevonden en de medeverdachten [naam 3] , [naam 1] en [naam 6] , [naam 5] , [naam 2] en [naam 4] zijn hiervoor op 11 juli 2019 door deze rechtbank veroordeeld. Deze veroordelingen van de medeverdachten zijn weliswaar niet in alle gevallen onherroepelijk, maar de rechtbank ziet geen aanknopingspunt in het dossier om aan de strafbaarheid van die personen te twijfelen. Daarmee is voldaan aan alle vereisten voor uitlokking van de ontvoering van [naam kind] op 29 september 2016.
Feit 2: Onttrekking wettig gezag
Verdachte wordt verder vervolgd voor het medeplegen van onttrekking aan het wettig gezag. Voor alle deelnemingsvormen geldt dat er – —naast opzet op het gronddelict – ook op het medeplegen opzet moet bestaan.
Opzet op onttrekking wettig gezag
De rechtbank beoordeelt de stand van zaken met betrekking tot het gezag op 29 september 2016 naar Nederlands recht. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat op die datum beide ouders wettig gezag hadden over [naam kind] (ECLI:NL:HR:2018:31). Voorafgaand en ten tijde van de ontvoering van [naam kind] liepen er in Nederland verschillende civiele procedures waarin de verdachte werd bijgestaan door een advocaat. Door de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland is bij beschikking van 1 maart 2016 bepaald dat [naam kind] voor de duur van de echtscheidingsprocedure zou worden toevertrouwd aan [naam moeder] . De rechtbank veronderstelt dan ook dat verdachte met de inhoud van die beschikking bekend was, nu hij in die zaak werd bijgestaan door een advocaat. Daarnaast is verdachte op 26 mei 2016 nog in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 6 april 2016 waarin deze zich bevoegd verklaarde ten aanzien van de echtscheidingsprocedure en de verzochte nevenvoorzieningen, waaronder het ouderlijk gezag. Door desondanks de betrokkenen in te schakelen om [naam kind] , een Nederlands staatsburger, uit de woning van oma mee te nemen en met haar via Duitsland af te reizen naar India, heeft verdachte zich willens en wetens schuldig gemaakt aan het onttrekken van [naam kind] aan het wettig gezag.
Opzet op medeplegen
De rechtbank verwijst naar de onder 3.2.1 beschreven vaststelling van de feiten en omstandigheden ten aanzien van de feitelijke handelingen van verdachte. Verdachte was de initiator van deze operatie en heeft die gefinancierd; daarnaast was hij degene die met [naam kind] vanuit Eemnes via Duitsland is afgereisd naar India. De rechtbank acht de materiële bijdrage van verdachte voldoende om van een significante bijdrage te spreken. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de planning niet zodanig afweek van de uitvoering, dat gezegd moet worden dat er geen sprake meer was van gezamenlijk opzet.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking is komen vast te staan. De samenwerking bestond in de kern uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Voortdurend delict
Wanneer een minderjarige wordt onttrokken aan het wettig gezag, duurt die situatie voort totdat de minderjarige weer bij de (tevens) gezaghebbende ouder is. Dat kan geruime tijd duren. Zeker als de onttrekking plaatsvindt naar een ander land, in het bijzonder een land waarmee Nederland geen verdragsrechtelijke rechtshulprelatie heeft. Het feit dat verdachte met de medeverdachten die voortdurende situatie heeft gecreëerd, maakt dat hem ook de periode waarin de minderjarige aan het gezag blijft onttrokken, kan worden toegerekend. Verdachte had als doel om met de ontvoering [naam kind] naar India te brengen. Met het overbrengen van [naam kind] naar India heeft verdachte willens en wetens bijgedragen aan het voortduren van die situatie.
Daarbij komt dat verdachte zich gedurende de gehele ten laste gelegde periode in Nederland in voornoemde civiele bodemprocedure die moeder had aangespannen i.v.m. onder andere de toewijzing van het eenhoofdig gezag en de hoofdverblijfplaats van [naam kind] bij haar in Nederland, bij zowel de rechtbank, het hof als de Hoge Raad heeft laten vertegenwoordigen door een raadsman. Die procedure is pas in maart 2020 tot een einde gekomen. Zodoende was verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode op de hoogte van de omstandigheid dat moeder nog steeds mede het wettig gezag over [naam kind] had. De rechtbank acht daarom de gehele ten laste gelegde periode bewezen.