Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 april 2019, met producties,
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, tevens incidentele conclusie ex art. 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met producties,
- het tussenvonnis van 5 februari 2020, waarbij een verschijning van partijen is gelast in de hoofdzaak en het incident op 21 april 2020,
- de conclusie van antwoord in incident, met productie,
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende wijziging van eis, met productie,
- de antwoordakte van [gedaagden] ,
- het proces-verbaal van de niet gehouden zitting op 21 april 2020 (hierna: het proces-verbaal),
- de conclusie van repliek (in conventie), met producties,
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, met producties,
- de conclusie van dupliek in reconventie.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in het incident
Voor het overige herhalen [gedaagden] hun betoog over het rekening moeten houden met privé-inkomsten en privé-lasten maar dat kan, gegeven wat de rechtbank hiervoor onder 4.7. heeft overwogen, nergens toe leiden.
1.390,00(2 punten × tarief € 695,00)