ECLI:NL:RBAMS:2020:4638

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 923
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van gehuwd of ongehuwd voor AOW-pensioen na duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Spanje, en de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De eiser ontving sinds 2002 een AOW-pensioen, maar na zijn huwelijk in 2010 werd zijn pensioen omgezet naar de gehuwdennorm. Eiser leefde echter duurzaam gescheiden van zijn echtgenote en voerde aan dat hij recht had op een AOW-pensioen naar de ongehuwdennorm. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende feitelijke onderbouwing was voor de conclusie van de verweerder dat eiser als gehuwd moest worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat eiser duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote, die in Canada woont, en dat hij recht heeft op een AOW-pensioen naar de ongehuwdennorm. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank en herstelde de situatie zoals die was voor de wijziging van het pensioen. Tevens werd de verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/923

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , Spanje, eiser

(gemachtigde: [naam] ),
en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het pensioen van eiser op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een alleenstaande per
1 december 2019 omgezet naar een AOW-pensioen voor een gehuwde.
Bij besluit van 22 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2020 via beeldverbinding.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure vooraf is gegaan
1. Eiser ontvangt sinds 2002 een AOW-pensioen. In mei 2010 is eiser getrouwd met [naam] (echtgenote). Vanwege dit huwelijk ontving eiser per juni 2010 een AOW-pensioen naar de gehuwdennorm. Vanaf maart 2017 ontving eiser AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande omdat hij duurzaam gescheiden van zijn echtgenote leefde. In het kader van een handhavingsonderzoek van verweerder vond er op
15 oktober 2019 een onaangekondigd huisbezoek plaats bij eiser. Er is met eiser over zijn leefsituatie gesproken en het formulier “O
nderzoek DGL” is ingevuld en door eiser ondertekend.
2. Naar aanleiding van het handhavingsonderzoek wordt eiser door verweerder aangemerkt als gehuwde. In geschil is of het AOW-pensioen van eiser terecht per
1 december 2019 is gewijzigd naar de gehuwdennorm.
Standpunten van partijen
3. Eiser voert aan dat hij voldoet aan de voorwaarden voor een AOW-pensioen voor een ongehuwde, omdat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Het door verweerder verrichte onderzoek is volgens eiser bovendien onzorgvuldig.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet als ongehuwd kan worden aangemerkt. Uit de feitelijke situatie blijkt volgens verweerder niet dat eiser leeft alsof er geen huwelijk is.
Beoordeling door de rechtbank
5. De beroepsgrond dat het onderzoek onzorgvuldig heeft plaatsgevonden, slaagt niet. In de “
Verklaring omtrent huisbezoek”staat dat het huisbezoek tot doel heeft te controleren of de gegevens die verweerder over eiser heeft juist zijn. Ook staat duidelijk beschreven dat er vragen gesteld zullen worden om na te gaan of er sprake is van duurzaam gescheiden leven en dat dit van belang is voor de hoogte van het pensioen dat eiser ontvangt. Eiser heeft de verklaring ondertekend. Dat eiser het idee had dat het huisbezoek plaatsvond vanwege een enquête en dat hem in het geheel niet duidelijk was dat het bezoek consequenties zou kunnen hebben voor zijn recht op AOW-pensioen, wordt om deze reden niet door de rechtbank gevolgd.
6. Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep en de Hoge Raad is van duurzaam gescheiden leven sprake indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of één hunner gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door hen beiden, althans door één van hen, als bestendig is bedoeld. [1] Of er sprake is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten moet blijken uit de feitelijke omstandigheden van het geval. [2]
7. Voor de beoordeling of er sprake is van duurzaam gescheiden leven acht de rechtbank het volgende van belang. Hoewel eiser en de echtgenote gehuwd zijn, zijn zij blijkens de “
Separation Agreement”in 2016 een scheiding van tafel en bed overeengekomen. De echtgenote wordt door eiser naar derden gepresenteerd als zijn voormalige echtgenote. Eiser is na de scheiding van tafel en bed verhuisd naar Nederland en vervolgens naar Spanje, waar hij nog steeds woonachtig is. De echtgenote woont en werkt in Canada. Er is geen sprake van financiële verstrengeling. Hoewel eiser desgevraagd heeft gezegd bij ziekte wel voor de echtgenote te willen zorgen, is hier in de praktijk geen sprake van. Ook zal zijn echtgenote volgens eiser niet voor hem zorgen, omdat zij moet werken. Eiser heeft prostaatkanker en leeft alleen. De enkele omstandigheid dat er één of twee keer in de maand telefonisch contact is om te informeren hoe het met de ander gaat, biedt dan ook onvoldoende feitelijke onderbouwing van een echtelijke samenleving. Gelet op de frequentie en de aard van het contact in de rest van het jaar, is ook het vakantieverblijf van de echtgenote en haar familie in de woning van eiser (één keer in 2018 en één keer in 2019) ontoereikend voor de conclusie dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. Eiser heeft over dit verblijf in Spanje verklaard dat hij de echtgenote en haar familie (waaronder haar dochter, zoon en kleinzoon) in de gelegenheid heeft gesteld om elkaar te ontmoeten. De familie woont in Armenië en heeft niet de financiële mogelijkheden om naar de echtgenote in Canada te gaan. Dit is volgens eiser de enige reden van het verblijf. Met uitzondering van een eenmalig bezoek aan de kerk, ondernamen eiser en de echtgenote tijdens het verblijf geen activiteiten met zijn tweeën.
8. Het bovenstaande overziend bestaat er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende feitelijke onderbouwing voor verweerders conclusie dat eiser als gehuwd moet worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat eiser duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote en recht heeft op een AOW-pensioen naar de ongehuwdennorm.
Conclusie
9. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De feiten en omstandigheden die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen zijn bekend en gelet op wat de rechtbank bovenstaand heeft overwogen, is er geen andere uitkomst mogelijk. De rechtbank ziet daarom aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het primaire besluit wordt herroepen en eiser dus vanaf
1 december 2019 recht heeft op voortzetting van zijn AOW-pensioen voor een ongehuwde.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Georgiades, rechter, in aanwezigheid van
mr.L.N. Linzey, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 16 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1485 en het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 1960, RSV 1960/67. Dat de uitleg van de Hoge Raad in dit arrest nog steeds gelding heeft, blijkt uit de uitspraak van de Raad van 17 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1810.
2.Zie de uitspraak van de Raad van 1 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:330.