ECLI:NL:RBAMS:2020:4570

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
13/751584-20 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel aan Hongarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 september 2020 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van 12 jaren en 6 maanden, waarvan nog 3.548 dagen resteren. De opgeëiste persoon, geboren in 1969 en gedetineerd in Nederland, heeft de zitting via videoverbinding bijgewoond, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB vermeldt dat de overlevering wordt verzocht voor strafbare feiten die onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet vallen, waaronder illegale handel in verdovende middelen en witwassen. De rechtbank heeft ook de argumenten van de raadsman overwogen, die stelde dat er een reëel gevaar bestaat voor een schending van het recht op een eerlijk proces in Hongarije, en dat de detentieomstandigheden daar onmenselijk zijn. De officier van justitie betwistte deze claims en verwees naar eerdere uitspraken van de rechtbank die de overlevering in vergelijkbare zaken toestonden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering toegestaan, onder verwijzing naar de waarborgen die zijn gegeven door de Hongaarse autoriteiten met betrekking tot de rechten van de opgeëiste persoon na overlevering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op 27 september 2020.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751584-20 (EAB I)
RK nummer: 20/3297
Datum uitspraak: 17 september 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 juli 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 juni 2020 door
the Law Enforcement Section of Budapest Environs Regional Court(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [opgeëiste persoon] (Hongarije) op [geboortedag] 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 september 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon heeft de zitting via een videoverbinding van de Penitentiaire Inrichting bijgewoond. Hij is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
  • een vonnis (in eerste aanleg) van
  • een arrest (in beroep) van
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 12 jaren en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 3.548 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis/arrest.
Dit vonnis/arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis/arrest heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende arrest na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel D onder 3.4 het volgende verklaard:
  • the person will be personally served with this decision without delay after the surrender: and
  • when served with the decision. the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed: and
  • the person will be jnformed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 1 month.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 5, 9 en 10, te weten, respectievelijk:
  • illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;
  • witwassen van opbrengsten van misdrijven;
  • vervalsing, met inbegrip van namaak van de euro.
Volgens de in rubriek d) van het EAB vermelde gegevens is op elk van deze feiten naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Artikel 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

(eerlijk proces)

5.1
Standpunt van de raadsman
In Hongarije is geen sprake is van onafhankelijke rechtspraak en derhalve dreigt een flagrante schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna ook: het Handvest). Immers, zonder onafhankelijke rechters bestaat geen eerlijk proces.
Van belang is dat de Europese Unie (EU) tegen Hongarije een ‘artikel 7 procedure’ is gestart. Verder werd in november 2019 in Hongarije de zogenaamde omnibus-wet aangenomen. Alle door Amnesty International ondervraagde rechters zagen deze wet als een gevaar voor hun onafhankelijkheid. [1]
De opgeëiste persoon heeft geen enkel vertrouwen in de onafhankelijkheid van de rechters. Een artikel in de Hongaarse krant
Magyar Nemzet [2] laat zien dat hij daarin gelijk heeft. Het betreft een krant die door Orban wordt misbruikt als regeringskrant [3] . In deze krant is twee maanden geleden een artikel over de aanhouding van de opgeëiste persoon gepubliceerd. Daarin is vermeld dat de opgeëiste persoon tot 2032 in de gevangenis in Satoraljaújhelyi zal zitten.
5.2
Standpunt van de officier van justitie
Het bepaalde in artikel 47 van het Handvest staat niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.
Van belang is dat de rechtbank in meerdere uitspraken heeft geoordeeld dat sprake is van structurele en fundamentele gebreken wat de rechterlijke macht van Hongarije betreft, maar dat deze gebreken de rechterlijke instanties in Hongarije niet dusdanig in gevaar brengen, dat hierdoor een reëel gevaar dreigt dat het grondrecht op een eerlijk proces in de kern wordt aangetast (zie: de uitspraak van 17 oktober 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:7758 en de uitspraak van 30 juni 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:3502).
De door de raadsman aangehaalde informatie is, met uitzondering van het krantenbericht over de opgeëiste persoon, al eerder ingebracht in zaken die zagen op Hongaarse EAB’s. Er ligt een veroordeling tot een gevangenisstraf van 12 jaren en 6 maanden tegen de opgeëiste persoon. In dat licht is het niet vreemd dat een artikel over hem wordt geschreven. Dat zou in Nederland ook mogelijk kunnen zijn.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank verwijst naar de recente uitspraak van 20 augustus 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:4115). In die uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat weliswaar sprake is van structurele en fundamentele gebreken wat de rechterlijke macht van Hongarije betreft, maar dat deze gebreken de rechterlijke instanties in Hongarije niet dusdanig in gevaar brengen, dat hierdoor een reëel gevaar dreigt dat het grondrecht op een eerlijk proces in de kern wordt aangetast.
Nog daargelaten dat geen sprake is van een algemeen reëel gevaar van een schending van het grondrecht op een onafhankelijk gerecht, kan het krantenartikel niet leiden tot de conclusie dat het grondrecht van de opgeëiste persoon op een onafhankelijk gerecht is of zal worden geschonden in hetzij de procedure die heeft geleid tot de aan het EAB ten grondslag liggende veroordeling hetzij in de procedure die volgt als hij gebruik maakt van zijn verzetsgarantie. Het is en blijft verder “slechts” een krantenartikel. Het artikel bevat geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over het functioneren van het gerechtelijk apparaat in Hongarije.
6. Artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (detentieomstandigheden)
6.1
Standpunt van de raadsman
Gelet op de detentieomstandigheden in Hongarije dreigt een flagrante schending van artikel 4 van het Handvest indien de opgeëiste persoon naar Hongarije wordt overgeleverd.
Van belang is dat de opgeëiste persoon uit de media [4] heeft moeten vernemen dat hij in geval van overlevering naar de gevangenis in Satoraljaújhelyi gaat. In deze gevangenis is sprake van ernstige overbevolking van 139%, zo blijkt uit cijfers van begin 2020. [5] Ook blijkt dat in Hongarije cellen zijn met minder dan 3 m2 persoonlijke ruimte, ondanks de ontkenning van de Hongaarse autoriteiten. [6] Bovendien heeft de Hongaarse regering het betalen van schadevergoeding voor schendingen van artikel 3 van het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden afgeschaft. [7]
Nu de opgeëiste persoon naar een gevangenis zal gaan met een bezettingsgraad van 139%, is de kans aanzienlijk dat cellen aldaar te klein zullen zijn. Daarbij verdient opmerking dat de regering de mogelijkheid om te klagen over kleine cellen heeft geschorst. [8]
6.2
Standpunt van de officier van justitie
Het bepaalde in artikel 4 van het Handvest staat niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.
Van belang is dat de rechtbank in meerdere uitspraken heeft geoordeeld dat niet langer sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in Hongaarse detentie-instellingen (zie: de uitspraak van 27 augustus 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:6354, de uitspraak van 22 mei 2020 ECLI:NL:RBAMS:2020:2673 en de uitspraak van 30 juni 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:3502).
Het door de raadsman ingebrachte rapport van
the Hungarian Helsinki Committeevan
20 april 2020 is ook al ingebracht in een andere zaak die ziet op een Hongaars EAB. Dit rapport is in die zaak op 7 juli 2020 ter zitting besproken. Het rapport gaf de rechtbank in die zaak geen reden voor het stellen van nadere vragen aan de Hongaarse autoriteiten. De rechtbank heeft die zaak om een andere reden aangehouden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in Hongaarse detentie-instellingen. Daarbij verwijst de rechtbank naar de recente uitspraak van
20 augustus 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:4115).
De gegevens in het door de raadsman aangehaalde rapport van
the Hungarian Helsinki Committeevan 20 april 2020 geven geen aanleiding voor een ander oordeel. Daarbij is van belang dat de detentieomstandigheden moeten worden beoordeeld in het licht het arrest
Dorobantu(Hof van Justitie EU, 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857) waarin wordt aangesloten bij het beoordelingskader van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de zaak
Muršić/Kroatië(EHRM 20 oktober 2016, 7334/13, ECLI:CE:ECHR:2016:1020JUD000733413). Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, is onvoldoende om aan de hand van dit kader tot een ander oordeel te komen. Zo volgt, anders dan opgemerkt door de raadsman, uit het rapport niet zonder meer dat de omstandigheid dat sprake is van overbevolking ertoe leidt dat de minimumeisen voor de persoonlijke ruimte per gedetineerde niet worden gehaald. Andere slechte materiële detentieomstandigheden die zouden kunnen leiden tot een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling zijn door de raadsman niet aangevoerd en evenmin gebleken uit het rapport.
De rechtbank laat de door de officier van justitie naar voren gebrachte omstandigheid dat het rapport van
the Hungarian Helsinki Committeevan 20 april 2020 aan de orde is geweest in een andere overleveringszaak die ziet op een Hongaars EAB overigens buiten beschouwing. Het proces-verbaal van de zitting waarop het rapport zou zijn besproken, is immers niet in het dossier gevoegd. De raadsman heeft daarvan dus geen kennis kunnen nemen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon] ,aan
the Law Enforcement Section of Budapest Environs Regional Court(Hongarije).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en A.K. Mireku, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2020.
Mr. M. van Mourik is buiten staat deze uitspraak
mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De raadsman heeft een samenvatting van het rapport (van april 2020) overgelegd met de kop:
2.De raadsman heeft het artikel van 2 juli 2020, met Nederlandse vertaling, overgelegd.
3.De raadsman heeft een artikel van 6 februari 2019 met de kop
4.Het hiervoor al door de raadsman aangehaalde artikel uit de Hongaarse krant
5.Dit blijkt volgens de raadsman uit pagina 9 van het door hem overgelegde rapport van
6.Dit blijkt volgens de raadsman uit pagina 6 van het rapport van
7.Dit blijkt volgens de raadsman uit pagina 2 van het rapport van
8.Dit blijkt volgens de raadsman uit pagina 2 van het rapport van