Op 3 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Trier in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 17 juni 2020 en betreft een persoon die wordt verdacht van veertien strafbare feiten volgens Duits recht. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko en Algerije, was gedetineerd in Nederland en heeft de zitting via videoverbinding bijgewoond, bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk in de Arabische taal.
Tijdens de zitting op 20 augustus 2020 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de termijn voor de uitspraak verlengd met dertig dagen. De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht om nadere informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit over de strafbedreiging van de feiten in Duitsland, aangezien de overlevering alleen kan worden toegestaan als de feiten ook in Nederland strafbaar zijn en voldoen aan de eisen van de Overleveringswet.
De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen voor onbepaalde tijd, zodat de officier van justitie de benodigde informatie kan opvragen. Tevens is de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk voor een nader te bepalen datum bevolen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken.