ECLI:NL:RBAMS:2020:4104

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
C/13/687141 / KG ZA 20-635
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruimingsvonnis na lange termijn

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 augustus 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en de stichting Woningstichting Eigen Haard. De eiseres, die een sociale huurwoning huurt van Eigen Haard, heeft bezwaar gemaakt tegen de executie van een ontruimingsvonnis dat in 2016 was uitgesproken. De eiseres stelt dat de huurovereenkomst na het vonnis stilzwijgend is herleefd en dat Eigen Haard misbruik van recht maakt door het vonnis na vier jaar nog te executeren. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen juridische of feitelijke misslagen in het ontruimingsvonnis zijn aangetoond. Hoewel de eiseres medische problemen heeft, is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat ontruiming tot een noodtoestand zal leiden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eiseres niet heeft voldaan aan de betalingsregelingen en dat de betalingsachterstand aanzienlijk is. Daarom heeft de voorzieningenrechter de vordering van de eiseres afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Eigen Haard zijn begroot op € 1.146,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/687141 / KG ZA 20-635 HH/MV
Vonnis in kort geding van 24 augustus 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 16 juli 2020,
advocaat mr. M. van Eck te Amsterdam,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
verschenen bij [medewerker Eigen Haard] ,
rechtshelper J. Talsma van De Klerk Vis Niekus Gerechtsdeurwaarders.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Eigen Haard worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de eerste mondelinge behandeling van dit kort geding op 23 juli 2020 heeft [eiseres] er bezwaar tegen gemaakt dat namens Eigen Haard verweer zou worden gevoerd door Talsma , aangezien Talsma geen advocaat is en er verder niemand van Eigen Haard aanwezig was. Naar aanleiding hiervan heeft de voorzieningenrechter op 30 juli 2020 een tussenvonnis gewezen. Hierin is kort gezegd bepaald dat Eigen Haard zich niet door Talsma kon laten vertegenwoordigen. Het kort geding is pro forma aangehouden teneinde Eigen Haard alsnog in de gelegenheid te stellen rechtsgeldig (dat wil zeggen vertegenwoordigd door een advocaat of door een ter zake gevolmachtigd personeelslid) te verschijnen.
1.2.
Voortzetting van de mondelinge behandeling heeft vervolgens plaatsgevonden op 10 augustus 2020. Aanwezig waren mr. Van Eck, Talsma en [medewerker Eigen Haard] , [functie] bij Eigen Haard, die beschikte over een schriftelijke door de bestuursvoorzitter van Eigen Haard ondertekende volmacht.
Mr. Van Eck heeft de dagvaarding toegelicht. Eigen Haard heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. Eigen Haard heeft tevens een pleitnota in het geding gebracht.
Na verder debat is vonnis bepaald op 24 augustus 2020.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] huurt van Eigen Haard de woning aan de [adres] . Het betreft een sociale huurwoning. [eiseres] komt in beginsel in aanmerking voor woontoeslag.
2.2.
Bij vonnis van 30 juni 2016 heeft de kantonrechter van deze rechtbank de vorderingen van Eigen Haard, die – kort gezegd – inhielden [eiseres] te veroordelen tot betaling van een huurachterstand, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning toegewezen. Volgens het vonnis bedroeg de huurachterstand over de periode 1 januari 2002 tot en met maart 2016 € 17.326,24. [eiseres] is bovendien veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten, de nakosten en de lopende huurtermijnen (op dat moment bedroeg de huur € 581,96 per maand).
2.3.
Dit vonnis is op 7 juli 2016 aan [eiseres] betekend.
2.4.
Nadien zijn tussen [eiseres] en Eigen Haard verschillende betalingsregelingen overeengekomen. Aanvankelijk hield die regeling in dat [eiseres] de betalingsachterstand met € 100,- per maand ging aflossen. Uit een e-mail van 10 juli 2019 van het deurwaarderskantoor van Eigen Haard volgt dat akkoord is gegaan met een aflossing van € 50,- per maand. In die e-mail is het volgende opgenomen:
Eigen Haard gaat akkoord met uw betalingsvoorstel van € 50,00 per maand, op voorwaarde dat de schuld niet oploopt, voor maximaal 3 maanden akkoord. Dan moet er een financieel overzicht en een gedegen aflosvoorstel komen, of als die er nog niet is in elk geval een update van de situatie.De eerste betaling van € 50,00 dient uiterlijk 20 juli 2019 te worden voldaan.(…)
2.5.
Op 24 juni 2020 is een exploot Hernieuwd bevel/Aanzegging ontruiming aan [eiseres] betekend. Hierin is onder meer opgenomen dat Eigen Haard voornemens is tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 30 juni 2016 over te gaan. [eiseres] is bevel gedaan binnen drie dagen tot ontruiming van de woning over te gaan. Bij niet tijdige voldoening aan dit bevel is de ontruiming aangezegd op 29 juli 2020. Ter zitting van 23 juli 2020 in dit kort geding is namens Eigen Haard verklaard dat die ontruiming wordt opgeschort totdat de voorzieningenrechter vonnis heeft gewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – kort gezegd – Eigen Haard te verbieden om over te gaan tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 30 juni 2016, voor zover die tenuitvoerlegging ziet op ontruiming van de woning, althans de tenuitvoerlegging te schorsen voor een in goede justitie te bepalen termijn, een en ander op straffe van dwangsommen en met veroordeling van Eigen Haard in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] stelt hiertoe primair dat Eigen Haard niet langer over een ontruimingstitel beschikt, omdat de huurovereenkomst na het vonnis van 30 juni 2016 is herleefd, althans dat toen (stilzwijgend) een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen. Subsidiair neemt zij het standpunt in dat Eigen Haard haar recht om het vonnis te executeren heeft verwerkt. Meer subsidiair maakt Eigen Haard misbruik van recht door het vonnis te executeren. [eiseres] beroept zich op een arrest van het gerechtshof Den Bosch van 5 februari 2013 (ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0899) waaruit kan worden afgeleid dat een termijn van één jaar alvorens tot executie van een ontruimingsvonnis wordt overgegaan niet onredelijk lang is. Hier is de termijn echter vier jaar. [eiseres] verwijst in dit verband naar een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 26 oktober 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:8226) waaruit volgt dat een verhuurder na een dergelijke termijn zijn recht heeft prijsgegeven om alsnog tot ontruiming over te gaan, althans zijn recht daartoe heeft verwerkt. In die zaak mocht de huurder er na vier jaar op vertrouwen dat (stilzwijgend) een nieuwe huurovereenkomst tot stand was gekomen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam baseerde zijn oordeel in die zaak op artikel 7:230 BW.
Verder voert [eiseres] aan dat zij verschillende medische problemen heeft. Zij heeft last van depressies, heeft gewrichtsklachten en bij haar is geheugenproblematiek geconstateerd, waarbij de voorlopige conclusie is dat sprake is van dementie. Ook is zij geconfronteerd met financiële problemen. Zij heeft ten onrechte enkele maanden geen woontoeslag ontvangen en er is door een derde partij beslag gelegd zonder de correcte beslagvrije voet in acht te nemen. Al deze omstandigheden hebben ertoe geleid dat zij in de maanden maart en mei 2020 een deel van de huur onbetaald heeft gelaten en de huur voor de maand april 2020 per abuis niet heeft betaald. Al met al maakt Eigen Haard misbruik van recht door het vonnis van 30 juni 2016 te executeren. Hierbij is van belang dat [eiseres] als gevolg van de ontruiming in een noodtoestand zal komen te verkeren. Zij zal dakloos raken hetgeen gezien haar medische situatie onverantwoord is.
3.3.
Eigen Haard heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in dit geval om een ontruimingsvonnis van de kantonrechter waartegen geen rechtsmiddel meer openstaat. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een dergelijk vonnis slechts schorsen, indien de verhuurder – kort gezegd – misbruik van bevoegdheid maakt. Dat zal onder meer het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2.
Dat sprake is van een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag in het ontruimingsvonnis is gesteld noch gebleken.
4.3.
Weliswaar kan uit de stellingen van mr. Van Eck en uit de door hem in het geding gebrachte producties worden afgeleid dat sprake is van medische problematiek aan de zijde van [eiseres] , maar dat ontruiming hierdoor tot een noodtoestand zal leiden is onvoldoende aannemelijk geworden. [eiseres] was op beide zittingen niet aanwezig om haar situatie toe te lichten. Dat ontruiming mogelijk tot dakloosheid zal leiden, is een omstandigheid die de kantonrechter heeft meegewogen in het ontruimingsvonnis. Overigens is in dit kort geding onvoldoende gebleken dat [eiseres] na ontruiming niet door familie of hulpverlenende instanties kan worden opgevangen.
4.4.
Ook op andere gronden kan niet worden geoordeeld dat Eigen Haard misbruik van bevoegdheid maakt door het ontruimingsvonnis te executeren. In beginsel verjaart een vonnis pas na 20 jaar (artikel 3:324 lid 1 BW). Door Eigen Haard is onweersproken gesteld dat de betalingsachterstand van [eiseres] op dit moment € 19.989,21 bedraagt, hetgeen een zeer aanzienlijk bedrag is. Dit is min of meer dezelfde achterstand als die waarop het ontruimingsvonnis is gebaseerd. De achterstand is na dat vonnis dus nooit ingelopen. Uit een door Talsma opgesteld overzicht van 23 juli 2020 blijkt verder dat [eiseres] de regeling uit juli 2019 – die inhield dat zij € 50,- per maand moest afbetalen – niet correct nakomt. In de periode van juli 2019 tot en met juni 2020 (een periode van twaalf maanden) heeft zij het bedrag van € 50,- acht keer betaald. Ook is zij de voorwaarden die zijn opgenomen in de e-mail van 10 juli 2019 (zie 2.4) niet nagekomen. De lopende huur voor april 2020 is niet betaald en de huur voor de maanden maart en mei 2020 is slechts gedeeltelijk betaald. Eigen Haard heeft door niet in 2016 tot ontruiming over te gaan [eiseres] een tweede kans willen geven om door middel van het stipt aflossen van de achterstand en het tijdig betalen van de maandelijkse huurtermijnen ontruiming te voorkomen. [eiseres] heeft hiermee ingestemd. Er zijn derhalve andere afspraken gemaakt, waardoor artikel 7:230 BW voorshands toepassing mist. Uit het geven van een “tweede kans” blijkt van een andere bedoeling. Het wettelijk vermoeden uit artikel 7:230 BW, inhoudende dat partijen bedoeld hebben de oude huurovereenkomst op dezelfde voorwaarden voor onbepaalde tijd voort te zetten, geldt dan niet. [eiseres] heeft die tweede kans bovendien niet aangegrepen, door betalingsregelingen niet na te komen en huurtermijnen onbetaald te laten. De feitelijke omstandigheden van deze zaak zijn niet één op één vergelijkbaar met die van de zaak die heeft geleid tot het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. Het beroep van [eiseres] op dat vonnis gaat dan ook niet zonder meer op. Van rechtsverwerking is evenmin sprake. Enkel tijdsverloop of stilzitten door de schuldeiser is hiervoor niet voldoende, nog daargelaten dat Eigen Haard [eiseres] meerdere keren (bij het treffen van de betalingsregelingen) op het bestaan van het ontruimingsvonnis heeft gewezen. Op grond van het vorenstaande heeft Eigen Haard terecht aangevoerd dat het ontruimingsvonnis zijn werking niet heeft verloren en dat zij dat vonnis rechtsgeldig ten uitvoer kan leggen.
4.5.
De conclusie is dat de vordering wordt afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Eigen Haard worden begroot op:
- griffierecht 656,00
- salaris rechtshelper
490,00
Totaal € 1.146,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Eigen Haard tot op heden begroot op € 1.146,00,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MV