Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
minst bezwarende wijze’.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 7 augustus 2020, is een kort geding aan de orde tussen twee buren over het gebruik van een asfaltpad dat eigendom is van de eiser. De eiser, eigenaar van een perceel met een bloemenkwekerij, heeft de gedaagden, die de aangrenzende woning hebben gekocht, aangesproken op hun gebruik van het asfaltpad. De eiser vorderde dat de gedaagden zich zouden onthouden van het parkeren en het plaatsen van objecten op het asfaltpad, dat volgens de erfdienstbaarheid enkel gebruikt mag worden om van en naar de openbare weg te gaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juli 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De eiser stelde dat de gedaagden inbreuk maken op zijn eigendomsrechten door het asfaltpad te gebruiken voor andere doeleinden dan toegestaan. De gedaagden voerden aan dat er geen spoedeisend belang was en dat het gebruik van het asfaltpad in het verleden door de eiser was gedoogd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de erfdienstbaarheid duidelijk was en dat de gedaagden zich niet aan de voorwaarden hielden. De rechter wees de vorderingen van de eiser toe, met inachtneming van een dwangsom voor het geval de gedaagden in de toekomst in strijd met de erfdienstbaarheid zouden handelen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de gedaagden niet alleen inbreuk maakten op de erfdienstbaarheid, maar ook op het eigendomsrecht van de eiser. De rechter legde hen een verbod op om het asfaltpad anders te gebruiken dan toegestaan en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van het naleven van erfdienstbaarheden en de bescherming van eigendomsrechten.