ECLI:NL:RBAMS:2020:3572

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
13/751695-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en garanties

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juli 2020 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings te Turnhout, België. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van vier jaar die aan de opgeëiste persoon was opgelegd door de correctionele rechtbank Antwerpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse en Turkse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld, waarbij de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanvoerde dat deze omstandigheden slecht zijn en dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling. De officier van justitie betwistte deze claims en verwees naar eerdere uitspraken van de rechtbank die geen bewijs van een algemeen reëel gevaar voor onmenselijke behandeling in Belgische detentie-instellingen aantonen. De rechtbank oordeelde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden van toepassing waren en de vereiste garanties waren verstrekt. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, met inachtneming van de relevante wetgeving en de garanties die zijn gegeven door de Belgische autoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751695-19
RK nummer: 19/4378
Datum uitspraak: 21 juli 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 juli 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 februari 2019 door het Parket van de procureur des Konings te Turnhout (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende op het adres: [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 juli 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Pijl, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en de Turkse nationaliteit heeft.
3.
Bevoegdheid van de Belgische officier van justitie tot het uitvaardigen van een EAB
Het EAB is uitgevaardigd door een Belgische officier van justitie. Onder verwijzing naar haar uitspraak van 20 februari 2020 in een andere zaak (ECLI:NL:RBAMS:2020:1519) stelt de rechtbank vast dat Belgische officieren van justitie voldoen aan de uit de punten 51 en 74 van het arrest
OG en PI [1] voortvloeiende vereisten om te worden aangemerkt als ‘uitvaardigende rechterlijke autoriteit’, aangezien zij deelnemen aan de strafrechtsbedeling in die lidstaat en zij in de uitoefening van de met de uitvaardiging van een Europees aanhoudingsbevel inherent verbonden taken onafhankelijk optreden.
Nu sprake is van een EAB ter uitvoering van een reeds opgelegde straf, is op basis van dit voor ten uitvoerlegging vatbare vonnis ook voldaan aan de effectieve rechterlijke bescherming zoals bedoeld in punt 75 van het arrest
OG en PI.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis bij verstek van de correctionele rechtbank Antwerpen - afdeling Antwerpen van 2 februari 2018, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren, met onmiddellijke aanhouding.
Vonnisnummer: 2018/589.
Systeemnummer: 11RA50359 - AN60.97.357-11.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf .
Het vonnis betreft de drie feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De opgeëiste persoon heeft mede de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
De overlevering kan dan ook alleen worden toegestaan indien het vonnis bij verstek is gewezen en de opgeëiste persoon de mogelijkheid geboden wordt enig rechtsmiddel tegen het vonnis in te stellen teneinde in persoon ter terechtzitting te verschijnen.
De rechtbank stelt, mede gelet op de informatie die in het EAB in onderdeel d) wordt verstrekt, vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan onder het beding dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel d) van het EAB het volgende verklaard:
De beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend maar

de beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend; en

de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing; en

de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet (namelijk 15 dagen) of hoger beroep aan te tekenen (namelijk 30 dagen).
In het Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 juli 2019 is vermeld dat de opgeëiste persoon op 2 februari 2018 door de correctionele rechtbank Antwerpen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren wegens
“strafbare feiten in verband met illegale handel in verdovende middelen, psychotrope stoffen en precursoren die niet louter voor eigen persoonlijk gebruik zijn bestemd”,
“strafbare feiten in verband met de openbare orde of verstoring van de openbare rust”en
“deelneming aan een criminele organisatie”. In het Uittreksel Justitiële Documentatie staat vermeld dat dit vonnis op 5 april 2018 onherroepelijk is geworden.
Op vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bij e-mail van 3 juli 2020 meegedeeld dat dit het vonnis is dat aan het EAB ten grondslag ligt, maar dat de opgeëiste persoon nog steeds de mogelijkheid heeft om verzet in te stellen tegen het vonnis. In de e-mail staat verder dat de opgeëiste persoon na de betekening van het verstekvonnis zal worden geïnformeerd over zijn recht op verzet.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de garantie aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing. Dit betekent dat ook de weigeringsgrond van artikel 6, tweede lid, OLW niet van toepassing is.

5.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1 en 5, te weten:
-
deelneming aan een criminele organisatieen
-
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft – mede – de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De procureur des Konings, verbonden aan het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, heeft bij brief van 29 januari 2020 de volgende garantie gegeven:
Met verwijzing naar uw verzoek van 29/01/2020, inzake het Europees aanhoudingsbevel dd. 28-02-2019, uitgaande van mijn ambt, lastens de genaamde [opgeëiste persoon] ( [geboortedag] -1981) heb ik de eer u de volgende garantie te verstrekken:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Aan deze voorwaarde is voldaan nu de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en opleveren:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vijfde lid van de Opiumwet;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.Detentieomstandigheden in België

7.1.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd wegens de slechte omstandigheden in de Belgische gevangenissen. Na feitelijke overlevering zal een dreigende flagrante schending van mensenrechten optreden. Als gevolg van de coronacrisis mogen gedetineerden in België geen bezoek ontvangen. Daarnaast zijn alle activiteiten stopgezet en is de tijd in de buitenlucht beperkt. Verder zijn er geen maatregelen getroffen om onder meer de reeds bestaande overbevolking tegen te gaan. Daar komt nog bij dat in België een (onregelmatige) 24-uursstaking bezig is; laatstelijk op 6 maart 2020. Vanwege het grote aantal stakingen van gevangenismedewerkers kent België een wet die een minimale dienstregeling omvat tijdens die stakingen. Daartegen wordt nu ook gestaakt. Tijdens de stakingen is in nog niet eens de helft van de gevangenissen het minimaal vereiste personeel aanwezig is. Op 4 juni 2020 is België door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens veroordeeld voor de cipiersstaking in 2016. De situatie nu is weinig anders.
In België leidt de versobering van het gevangeniswezen in de coronatijd ertoe dat door de acceptabele ondergrens wordt gezakt. De coronacrisis vormt een bijkomende zorg, naast alle andere problematiek. Ter illustratie van haar standpunt heeft de raadsvrouw verwezen naar een artikel van 20 november 2019 op de website nieuwsblad.be.
Volgens de raadsvrouw moet een garantie worden opgevraagd waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon na feitelijke overlevering in een enkelvoudige (‘mono’-)cel zal worden geplaatst.
De behandeling van de vordering moet worden aangehouden tot die garantie is verstrekt en tot duidelijk is in welke detentieomstandigheden de opgeëiste persoon na zijn feitelijke overlevering terecht zal komen.
7.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er geen betrouwbare en naar behoren bijgewerkte gegevens naar voren zijn gebracht die het standpunt van de verdediging ondersteunen.
Dat de detentieomstandigheden mogelijk soberder zijn ten tijde van de coronacrisis is goed te verklaren; ook in Nederland zijn immers beperkende maatregelen genomen. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank van 8 mei 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:2490).
In eerdere uitspraken heeft de rechtbank zich eveneens uitgelaten over de stakingen in België, waarin de rechtbank heeft overwogen dat zij de zorgen deelt met betrekking tot de situatie die kán ontstaan ten tijde van een staking, maar dat - gezien de huidige situatie - geen sprake is van een toestand die tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) zou leiden. De informatie uit 2019 uit het door de raadsvrouw aangehaalde krantenbericht en de informatie dat op 6 maart 2020 werd gestaakt, zijn evenmin dusdanig actueel, objectief en betrouwbaar dat die tot het aannemen van een schending van artikel 4 van het Handvest - en daarmee tot een weigering - zouden moeten leiden. Indien zich stakingen voordoen, zal het Openbaar Ministerie bekijken of die stakingen tijdelijk tot een opschorting moeten leiden.
Er bestaat geen algemeen reëel gevaar dat personen die in de België zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. De overlevering kan worden toegestaan.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het arrest van het Europese Hof van Justitie inzake
Aranyosi en Căldăraruvan
5 april 2016 (C-404/15 en C-659/15 PPU, r.o. 88 en 89, ECLI:EU:C:2016:198) is de rechterlijke autoriteit van de uitvoerende lidstaat, wanneer zij bewijzen heeft dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld, verplicht om te beoordelen of dit gevaar in geval van overlevering voor de opgeëiste persoon aanwezig is. De tenuitvoerlegging van een dergelijk bevel mag immers niet leiden tot onmenselijke of vernederende behandeling van die persoon, afgemeten aan het beschermingscriterium van de door het Unierecht en met name door artikel 4 van het Handvest gewaarborgde grondrechten. Hiertoe dient de uitvoerende rechterlijke autoriteit zich allereerst te baseren op objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die heersen in de uitvaardigende lidstaat en die kunnen duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen. Deze gegevens kunnen met name blijken uit internationale rechterlijke beslissingen, zoals de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, uit rechterlijke beslissingen van de uitvaardigende lidstaat en uit besluiten, rapporten en andere documenten die zijn opgesteld door de organen van de Raad van Europa of die tot het systeem van de Verenigde Naties behoren.
De rechtbank stelt voorop dat er geen sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in Belgische detentie-instellingen. De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens bevat op grond waarvan de rechtbank zou moeten afwijken van de huidige lijn, te weten dat uit de beschikbare gegevens over de algemene detentieomstandigheden in België niet blijkt van een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest. De uitbraak van het coronavirus en de effecten van de coronamaatregelen op het gevangeniswezen leiden niet tot een andere conclusie. Dit speelt bovendien ook in de Nederlandse detentie-instellingen. De rechtbank komt niet toe aan een beoordeling van de detentieomstandigheden waarin de opgeëiste persoon na zijn feitelijke overlevering terecht zal komen. Het verweer wordt verworpen en het verzoek om aanhouding wordt verworpen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is verstrekt als bedoeld in artikel 12 onder d OLW, er een terugkeergarantie is afgegeven, en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 Wetboek van Strafrecht, 2, 10 en 11a Opiumwet en 2, 5, 6, 7 en 12 Overleveringswet.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Parket van de procureur des Konings te Turnhout (België).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J.G. Vegter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juli 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Arrest van 27 mei 2019 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (C-508/18 en C-82/19 PPU, ECLI:EU:C:2019:456)