ECLI:NL:RBAMS:2020:3332

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
C/13/672927 / HA ZA 19-1034
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over terugkeer van aandeelhouder na sabbatical en nakoming van aandeelhoudersovereenkomst

In deze zaak, uitgesproken op 15 juli 2020 door de Rechtbank Amsterdam, staat de terugkeer van een aandeelhouder na een sabbatical centraal. De eiseressen, [naam 1] B.V., [eiseres Sub 2] B.V. en [eiseres Sub 3] B.V., vorderen dat [gedaagde] B.V. tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de aandeelhoudersovereenkomst (AHO) en de sabbatical-overeenkomst (SO). De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] B.V. na een jaar verblijf in de VS niet is teruggekeerd naar Nederland, wat in strijd is met de afspraken in de SO. De rechtbank concludeert dat de SO moet worden gezien als een addendum op de AHO, en dat de gelijkwaardige inbreng van alle aandeelhouders essentieel was. De rechtbank gebiedt [gedaagde] B.V. om zijn aandelen aan te bieden aan de andere aandeelhouders en legt een dwangsom op voor elke dag dat hij in gebreke blijft. In reconventie heeft [gedaagde] B.V. zijn vordering ingetrokken, maar wordt alsnog veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de nakoming van aandeelhoudersovereenkomsten en de gevolgen van het niet terugkeren na een sabbatical.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/672927 / HA ZA 19-1034
Vonnis van 15 juli 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam 1] B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna: [naam 1] of de Vennootschap,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres Sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
hierna tezamen: [naam 1] c.s.,
advocaat: mr. H. Ruiter te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. E.A. Brat te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 januari 2020 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van 4 maart 2020, met producties;
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 juni 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres Sub 2] B.V. is een vennootschap van de heer [eigenaar eiseres Sub 2] (hierna: [eigenaar eiseres Sub 2] ). [eiseres sub 3] B.V. is een vennootschap van de heer [eigenaar eiseres Sub 3] (hierna: [eigenaar eiseres Sub 3] ).
[gedaagde] B.V. is een vennootschap van de heer [eigenaar gedaagde] (hierna: [eigenaar gedaagde] ).
2.2.
In april 2014 hebben [eiseres Sub 2] B.V., [eiseres sub 3] B.V. en [gedaagde] B.V. elk een gelijk aandeel in [naam 1] verkregen (hierna wordt in dit verband ook gesproken van: de Aandeelhouders). [naam 1] is een op de zakelijke markt gerichte energieleverancier. Elk van de Aandeelhouders werd tevens bestuurder van [naam 1] . Op 19 mei 2014 hebben de Aandeelhouders een aandeelhoudersovereenkomst gesloten (zie hierna in 2.17).
Gesprekken met bedrijfscoach
en
Vertrek van [eigenaar gedaagde] naar de stad New York, Verenigde Staten (NY, VS)
2.3.
Eind 2016 heeft [eigenaar gedaagde] aan [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] gemeld dat hij voornemens is om vanaf september 2017 voor een jaar in NY te gaan wonen omdat hij zijn vrouw wilde volgen, die daar een tijdelijke baan voor in beginsel een jaar had gevonden.
2.4.
Begin 2017 zijn de drie Aandeelhouders / bestuurders een traject met een bedrijfscoach ingegaan omdat de onderlinge samenwerking op punten moeizaam verliep. In dit kader is ook aandacht besteed aan het mogelijke vertrek van [eigenaar gedaagde] naar NY, de implicaties daarvan en de mogelijkheden in dat kader. Tijdens dit traject is het plan opgevat om een houdstervennootschap ‘HLO Holding’ op te richten waarin de Aandeelhouders gelijkelijk zouden participeren. Onder deze houdstervennootschap zouden dan vallen [naam 1] (geleid door [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] ), een andere reeds bestaande onderneming genaamd [naam 2] B.V. (geleid door [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] ) en een nog in te vullen ‘project X’ met ‘USA potential’ (geleid door [eigenaar gedaagde] vanuit NY).
2.5.
Op enig moment is [eigenaar gedaagde] in contact gekomen met energiebemiddelingsplatform / vergelijkingssite ‘PriceWise’, een onderneming die kansen in de VS zag. Vanaf april 2017 is [gedaagde] (B.V.) consultancy-werkzaamheden gaan verrichten voor PriceWise.
2.6.
Op 26 juli 2017 hebben de Aandeelhouders de zogenoemde sabbatical-overeenkomst gesloten (zie hierna in 2.18). Dit stuk is opgesteld naar aanleiding van het aanstaande vertrek van [eigenaar gedaagde] naar de VS.
2.7.
Op 27 juli 2017 heeft [gedaagde] (B.V.) voorafgaand aan het vertrek naar de VS voor het laatst voor [naam 1] gewerkt.
2.8.
Op 28 juli 2017 is de vennootschap [naam vennootschap] B.V. opgericht (hierna: [naam vennootschap] ). [eiseres Sub 2] B.V., [eiseres sub 3] B.V. en [gedaagde] B.V. verkregen elk een gelijk aandeel in [naam vennootschap] . [eigenaar gedaagde] werd enig bestuurder. De statuten van [naam vennootschap] vermelden in artikel 3a als vennootschapsdoel:
“het leveren van consultancy en andere diensten, alsmede producten, één en ander
verband houdende met data opslagen en verwerking en energie verkoop”.
2.8.1.
In de aanloop naar de oprichting van [naam vennootschap] heeft [eigenaar eiseres Sub 2] in een e-mail van 19 juli 2017 aan [eigenaar eiseres Sub 3] en [eigenaar gedaagde] bericht:
“heren,
Alle akkoord met [naam vennootschap] .
Ik denk dat dit het beste gaat passen in de context van de holding.”.
2.9. ‘
HLO Holding’ is nooit opgericht.
2.10.
Op 8 augustus 2017 is [eigenaar gedaagde] naar NY vertrokken.
2.11.
In augustus c.q. begin september 2017 is [eigenaar gedaagde] vanuit NY voortgegaan met zijn werk voor PriceWise, dat wil zeggen: [naam vennootschap] fungeerde als opdrachtnemer van en stuurde facturen aan PriceWise, terwijl [gedaagde] B.V. factureerde aan [naam vennootschap] . Deze werkzaamheden zijn tot en met september 2018 verricht.
Conflict over het buitenlandverblijf van [eigenaar gedaagde]
2.12.
Rond april 2018 heeft [eigenaar gedaagde] aan [eigenaar eiseres Sub 2] en [eiseres sub 3] te kennen gegeven dat hij langer dan een jaar in de VS wilde blijven. [eigenaar eiseres Sub 2] en [eiseres sub 3] wilden echter dat [eigenaar gedaagde] terug naar Nederland zou komen om mee te draaien in de onderneming van [naam 1] , omdat anders een scheve verhouding tussen de Aandeelhouders zou ontstaan. [eigenaar eiseres Sub 2] en [eiseres sub 3] beriepen zich hierbij op afspraken, gemaakt in de sabbatical-overeenkomst (zie hierna in 2.18). [eigenaar gedaagde] was van zijn kant van mening dat hij ook vanuit de VS zijn rol voor [naam 1] kon invullen.
2.13.
Op 21 september 2018, is [gedaagde] B.V. door [naam 1] c.s. gesommeerd om haar bestuurderschap van [naam 1] neer leggen en haar aandelen in [naam 1] aan te bieden aan [eiseres Sub 2] B.V. en [eiseres sub 3] B.V. [gedaagde] B.V. heeft dit geweigerd. Als ratio is in de brief van 21 september 2018 gegeven:
“(…)
[eigenaar gedaagde] schiet thans tekort in de nakoming van (onder meer) de hierboven bedoelde verbintenissen.
Immers, de heer [eigenaar gedaagde] is niet teruggekeerd in zijn oude positie na de overeengekomen sabbaticalperiode van twaalf kalendermaanden. Hij heeft aangegeven voornemens te zijn om in het buitenland te verblijven voor onbepaalde tijd. Één en ander maakt het onmogelijk dat [eigenaar gedaagde] de op haar rustende verbintenissen deugdelijk nakomt.
(…)”.
2.14.
Op 11 oktober 2018 is [gedaagde] B.V. door de algemene vergadering van Aandeelhouders ontslagen als bestuurder van [naam 1] .
Relevante bepalingen uit statuten en overeenkomsten
2.15.
Hierna worden de voor dit geding relevante bepalingen aangehaald uit:
  • de statuten van [naam 1] van 25 april 2014 (hierna: Statuten);
  • de door de Aandeelhouders gesloten aandeelhoudersovereenkomst van 19 mei 2014 (hierna: AHO);
  • de door de Aandeelhouders / bestuurders van [naam 1] gesloten sabbatical-overeenkomst van 26 juli 2017 (hierna: SO).
Statuten
2.16.
De Statuten bevatten in artikel 12 een aanbiedingsregeling met een prijsbepalingsmechanisme voor het geval van een door een van de Aandeelhouders voorgenomen vervreemding van zijn aandelen. In een aantal gevallen geldt een verplichting tot aanbieding van de aandelen (zoals in geval van overlijden, ontbinding of faillissement van de desbetreffende Aandeelhouder).
AHO
2.17.
De AHO bepaalt voor zover hier van belang het volgende:
“(…)
DE ONDERGETEKENDEN
1. [eiseres Sub 2] b.v. (…);
2. [eiseres sub 3] b.v. (…)
3. [gedaagde] b.v. (…)
(…)
BAD LEAVER
Artikel 5
In aanvullig op het bepaalde in de Statuten is het in artikel 7 en artikel 8 bepaalde van
toepassing indien:
(…)
c. deze overeenkomst wordt geschonden door de respectievelijke partij sub 1 of 2 en de schending i) is bekrachtigd door een rechtelijke instantie dan wel een arbitragecommissie welke bekrachtiging in kracht van gewijsde is gegaan dan wel ii) is bekrachtigd door een vaststellingsovereenkomst dan wel iii) is bekrachtigd door een schikking, waarbij in alle voornoemde gevallen de schending niet is hersteld binnen 1 (één) maand nadat de Vennootschap de partij schriftelijk te kennen heeft gegeven dat de Vennootschap van mening is dat de desbetreffende partij deze overeenkomst heeft geschonden;
op grond waarvan de desbetreffende partij zal worden beschouwd als een “Bad Leaver’.
GOOD LEAVER
Artikel 6
(…)
Het in artikel 7 en artikel 8 bepaalde is voorts van toepassing indien de
respectievelijke partij:
(…)
c. niet langer een managementovereenkomst heeft met enig lid van de Groep op
grond van enige reden anders dan in deze overeenkomst neergelegd, op grond
waarvan de desbetreffende partij (…) zal worden beschouwd als een “Good
Leaver”.
De vergadering van houders van aandelen in het kapitaal van de Vennootschap is
gerechtigd te bepalen dat, in afwijking van bovenstaande, een Bad Leaver zal worden
beschouwd en behandeld als een Good Leaver.
AANBIEDING
Artikel 7
1. In aanvulling op het bepaalde in de statuten geschiedt Aanbieding aan de niet tot
aanbieding gehouden partij [eiseres Sub 2] b.v., [gedaagde] b.v. en [eiseres sub 3] b.v in een verhouding gelijk aan de verhouding van de door deze partijen gehouden aandelen in het nominale kapitaal van de Vennootschap, met dien verstande dat de desbetreffende partij niet gehouden is het aanbod te accepteren. Indien en voor zover een dergelijk aanbod niet wordt geaccepteerd, is de aanbieder gehouden zijn aandelen aan te bieden aan de Vennootschap met dien verstande dat:
a.indien artikel 5 (Bad Leaver) van toepassing is, de Vennootschap niet gehouden is
het aanbod te accepteren, en;
b.indien artikel 6 (Good Leaver) van toepassing is, de Vennootschap wel gehouden is
het aanbod te accepteren.
Overnamesom
Artikel 8
1. In aanvulling op het bepaalde in de statuten. Indien aandelen in de Vennootschap aangeboden (dienen te) worden, zal vaststelling van de prijs plaatsvinden in onderling overleg tussen partijen. Indien partijen niet tot overeenstemming komen, dienen zij ieder een scheidsman/vrouw aan te wijzen, welke scheidslieden overeenkomstig het geschil zullen beslechten. De scheidslieden bepalen bij unanimiteit de waarde in het vrije economisch verkeer van de aandelen van de Vennootschap, alsmede de waarde van de door de aanbieder gehouden aandelen, rekening houdend met eventuele soortreserves.
a. Een Bad Leaver is verplicht de door hem gehouden aandelen in de Vennootschap aan te bieden tegen 20% van de waarde zoals vastgesteld door de arbitragecommissie.
b. Een Good Leaver is verplicht de door hem gehouden aandelen in de Vennootschap aan te bieden tegen 100% van de waarde zoals vastgesteld door de arbitragecommissie.
(…)
TAKEN BESTUUR EN MANAGEMENT
ARTIKEL 14
Partijen zijn bevoegd en verplicht tot het voeren van het management over [naam 1] b.v. (en aan haar gelieerde vennootschappen) en zullen zulks doen onder de titel van bestuur / directie / management. Partijen zijn ten aanzien van de rollen in [naam 1] b.v. en haar gelieerde ondernemingen overeengekomen dat alle drie de Aandeelhouders bestuurder (directie) van [naam 1] b.v. zijn en aan haar gelieerde ondernemingen en voeren actief, voor tenminste 40 uur per week (na 01 augustus 2014) het management en de operationele organisatie vanuit de volgende rollen:
 [eigenaar eiseres Sub 2] : financial director (CFO). Verantwoordelijk voor de ‘commerciële activiteiten’ in zowel opdrachten richting klanten als voor de eigen organisatie. Rol zit op snijlijn: account, financiën, administratie, HRM, (inhoudelijk en relationeel) account management en processturing. Specifieke aandacht op finance, aandeelhouders, investeringen, business development & consultancy.
 [eigenaar eiseres Sub 3] : operational director (COO). Vanuit deze rol verantwoordelijk voor de ‘strategische koers’ in zowel opdrachten richting klanten als voor het segmenteren van klanten. Rol zit op snijlijn: data management, marketing, klantenservice en operatie met specifieke aandacht voor operationele back office.
 [eigenaar gedaagde] : Commercial director (CCO). Vanuit deze rol verantwoordelijk voor de ‘commerciële operatie en aanpak’ in zowel opdrachten richting klanten als voor de eigen organisatie. Hierbij zal het onderdeel verkoop belangrijk zijn. Rol zit op snijlijn: account management, financiën, strategie, commerciële aansturing, targetsetting en trainingen. Specifieke aandacht op marketing strategie & brand development.
(…)
1. Voor alle rollen geldt dat ze complementair zijn en overlappingen kennen. Er zullen dus continu verschillende samenwerkingen zijn, om netwerk en opdrachtgevers pro-actief en maximaal te adviseren en via kwalitatief werk nieuwe commerciële kansen te ontwikkelen en executeren;
2. Bestuurders en directie erkennen dat de ‘commerciële cliënt services’ cruciale zijn voor het behalen van resultaten en zetten zich derhalve maximaal in op het vlak van new business en acquisitie (zo nodig ook buiten kantooruren). Partij(en) zullen daarom veelvuldig en zorgvuldig naar buiten treden richting opdrachtgevers, stakeholders, (creatief) netwerk en partners. Daarnaast zullen bestuurders vanuit verschillende samenstellingen, als ‘business development team’ samen werken;
3. Partijen zullen tenminste één (1) keer per 2 weken een managementoverleg voeren waarin lopende management- en bestuurszaken alsook lange termijn ambities en acties besproken worden. Besluiten worden vastgelegd in notulen;
4. Bestuurders zullen op individuele basis en als groep in de hoedanigheid van oprichter naar buiten treden.
(…)
INSPANNINGSVERPICHTING
ARTIKEL 19
Partijen komen overeen dat er een inspanningsverplichting vereist is als aandeelhouder welke voor een bepaalde datum ingevuld dient te worden. Met het ondertekeken van deze Aandeelhoudersovereenkomst spreken Aandeelhouders af dat er een inspanningsverplichting van toepassing is voor alle Partijen om na 07-04-2014 partime (24 uur per week) volledig ter beschikking te zijn voor het uitvoeren van de bedrijfsactiviteiten voor [naam 1] ( [naam 1] b.v.) zoals beschreven in artikel A. Bij het uitblijven van beschikbaarheid na datum 30 april 2014, zijn de niet in gebreke zijnde Partijen gerechtigd de verzuimende Partij uit te kopen (aandelen) tegen 50% van de agio storting van de specifieke Partner. Indien twee van de drie partners in gebreke blijven, is de niet in gebreke zijnde partij, gerechtigd de verzuimende partijen uit te kopen (aandelen) tegen 25% van de agio storting per specifieke Partner.
(…)
DOELSTELLINGEN BIJ START BEDRIJF
ARTIKEL 25
De Partijen zijn de volgende uitgangspunten overeengekomen bij de start van het bedrijf:
(…)
7. Doelstelling in het algemeen is dat alle aandeelhouders zich volledig inzetten om een kwalitatief winstgevend en ophaalbaar bedrijf te realiseren waarbij winstgevende groei en lol belangrijke uitgangspunten zijn. (…);
(…)
9. De aandeelhouders zijn geheel gelijkwaardig.
(…)”.
SO
2.18.
De SO bepaalt voor zover hier van belang het volgende:
“ SABBATICAL-OVEREENKOMST
[naam 1] b.v.
(addendum op statuten van [naam 1] B. V. en “managementovereenkomst tussen Aandeelhouders”)
(…)
DOEL VAN DIT DOCUMENT:
Het doel van dit document is om te komen tot afspraken tussen [eiseres Sub 2] b.v., [eiseres sub 3] b.v. en [gedaagde] b.v. die afwijkend zijn van de afspraken die tussen “aandeelhouders” zijn gemaakt in de “Aandeelhoudersovereenkomst” en of zijn opgenomen in de statuten van [naam 1] bv..
De reden en aanleiding hiertoe is het vertrek van een der Aandeelhouders” naar het buitenland voor een langere periode (hierna “sabbatical”).
UITGANGSPUNTEN VAN DIT DOCUMENT
a. Dit document is een addendum op de statuten aandeelhoudersovereenkomst van [naam 1] BV en [naam 2] BV;
b. Deze regels zijn voor alle aandeelhouders gelijk bij een periode sabbatical;
c. Alles is in de gedachte van gelijkwaardigheid m.n. in positieve zin.
DEFINITIES:
a.
Sabbatical Document:is dit addendum op de statuten en aandeelhoudersovereenkomst van [naam 1] b.v. en [naam 2] b.v.;
b.
Management Vergoeding:de vergoeding die elke aandeelhouder ontvangt ter beloning van zijn werkzaamheden voor de [naam 1] b.v. of gelieerde BV’s;
c.
Basissalaris:Jaarsalaris dat per aandeelhouder wordt uitgekeerd over de peridoe van 1 jaar (12 maanden);
d.
Start Sabbatical:moment dat er geen werkzaamheden meer worden verricht voor [naam 1] b.v. of gelieerde BV’s. Start Sabbatical wordt uniform in samenspraak met de andere aandeelhouders bepaald;
e.
Sabbatical Periode:Tijd tussen start Sabbatical en einde Sabbatical;
f.
Max periode:12 kalender maanden
g.
Achterblijvende Aandeelhouders:Aandeelhouders die actief blijven voor [naam 1] b.v. of gelieerde BV’s;
h.
Sabbatical-nemer.
(…)
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
VERGOEDING
ARTIKEL 1
Tijdens de sabbatical periode met een vastgestelde termijn, zal er voor de aandeelhouder
welke gebruik maakt van de sabbatical geen managementfee beschikbaar zijn.
1. Voor de achterblijvende Aandeelhouders zal er de reguliere managementvergoeding beschikbaar zijn welke is overeengekomen in het budget 2017;
2. De onder het voorgaande punt genoemde vergoeding zal volgens het businessplan/Budget 2017 worden verhoogd naar ‘realiteit’ en mogelijkheid;
3. Op basis van het gelijkheidsbeginsel (zoals benoemd onder de Uitgangspunten C), zal de vergoeding aan achterblijvende Aandeelhouders over de periode start Sabbatical (start eerste sabbatical tot einde Sabbatical worden gezien als het “Basissalaris”;
4. Bij een periode van minder dan 12 maanden wordt het Basissalaris naar rato berekend voor een peridode van 1 jaar;
5. Het vastgestelde “Basissalaris” zal voor de overige Aandeelhouders het bedrag zijn welke in mindering wordt gebracht op ‘hun’ vergoeding in het jaar dat zij eventueel een sabbatical opnemen;
a.Rekenvoorbeeld volledig jaar:
- In de periode 01 aug 2017 tot 01 aug 2018 wordt er aan de achterblijvende
Aandeelhouders een bedrag van € 60.000,- euro aan management fee uitgekeerd.
- Het bedrag van € 60.000,- euro zal dan gelden als “Basissalaris”.
- In de periode 01 sept 2018 tot 01 sept 2019 vertrekt een der overige
Aandeelhouders voor een sabbatical periode.
- Over deze periode zal deze Aandeelhouder geen vergoeding krijgen uitgekeerd van het “Basissalaris” -/- € 60.000,-
- het eventueel meer uitgekeerde deel aan managementvergoedingen, zal
verrekend en uitgekeerd worden aan de Aandeelhouder;
- De vergoeding die de Aandeelhouder, die als eerste gebruikt maakt van de
“Sabbatical periode”, niet ontvangt tijdens deze periode, geldt als het basissalaris;
- Deze vergoeding kan maandelijks of aan het einde van de periode worden
verrekend.
b.Rekenvoorbeeld gebroken jaar:
- In de periode 01 Januari 2018 tot 01 Nov 2018 wordt er aan de “Achterblijvende
Aandeelhouders” een bedrag van € 60.000,- euro aan management fee
uitgekeerd;
- Het bedrag van €72.000 ,- euro zal dan gelden als “Basissalaris” (12/10 *€60.000).
In de periode 01 Jan 2019 tot 01juli 2019 vertrekt een der overige Aandeelhouders voor een sabbatical periode;
- Over deze periode zal deze Aandeelhouder geen vergoeding krijgen uitgekeerd van het 6/12 * “Basissalaris” -/- € 72.000-,
- het eventueel meer uitgekeerde deel aan “Management Vergoedingen” (die
aandeelhouders in deze peridode ontvangen, zal verrekend en uitgekeerd worden aan de aandeelhouder die een Sabbatical opneemt.
c.Rekenvoorbeeld parttime betrekking
- In de peridode 01 augustus tot 1 januari 2017 werkt aandeelhouder aan een binnen de [naam holding] Holding gelieerde onderneming voor 2 dagen per week. De managementvergoeding zal dan naar rato (2/5 van managementvergoeding van overige aandeelhouders) worden uitbetaald. Na stoppen werkzaamheden 1 januari 2017 start de Sabbatical en daarmee de periode Sabbatical. Tijdens deze periode wordt er geen managementvergoeding uitgekeerd tot stoppen Sabbatical en start werkzaamheden binnen [naam holding] Holding of 1 van de gelieerde ondernemingen;
(...)
TAKEN BESTUUR EN MANAGEMENT
ARTIKEL 2
Met het vertrek van een der Aandeelhouders zullen de rollen binnen [naam 1] b.v. wijzigen. Partijen zijn ten aanzien van de rollen in [naam 1] b.v. en haar gelieerde
ondernemingen overeengekomen dat alle twee van de drie Aandeelhouders bestuurder (directie) van [naam 1] b.v. zijn en aan haar gelieerde ondernemingen en voeren actief, voor tenminste 40 uur per week (na 01 augustus 2017) het management en de operationele organisatie vanuit de volgende rollen:
-
[eigenaar eiseres Sub 2] :financial director (CFO / COO). Verantwoordelijk voor de ‘commerciële activiteiten’ in zowel opdrachten richting klanten als voor de eigen organisatie. Rol zit op snijlijn: account, financiën, administratie, HRM, (inhoudelijk en relationeel) accountmanagement en processturing. Specifieke aandacht op finance, aandeelhouders, investeringen, business development & consultancy.
- Daarnaast zal [eigenaar eiseres Sub 2] vanuit zijn rol verantwoordelijk zijn voor de ‘strategische koers’ in zowel opdrachten richting klanten als voor het segmenteren van klanten. Rol zit op snijlijn: datamanagement, marketing, klantenservice en operatie met specifieke aandacht voor operationele backoffice.
[eigenaar eiseres Sub 3] :Commercial director (COO / CEO) Vanuit deze rol verantwoordelijk voor de ‘commerciële operatie en aanpak’ in zowel opdrachten richting klanten als voor de eigen organisatie. Hierbij zal het onderdeel verkoop belangrijk zijn. Rol zit op snijlijn: accountmanagement, strategie, commerciële aansturing, targetsetting en trainingen. Specifieke aandacht op marketingstrategie & brand development.
(…)
DUUR VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 26
Deze Overeenkomst blijft van kracht tussen Partijen, zolang als de Aandeelhouders één of meer aandelen in het kapitaal van de Vennootschap of de daartoe opgerichte “holding” houden en kan door de Aandeelhouders niet tussentijds worden opgezegd.
a. Dit addendum blijft onverminderd van kracht tussen de drie aandeelhouders van [naam 1] b.v., in welke houdanigheid zij ook samenwerken;
b. Mocht in de toekomst werkzaamheden verricht worden vanuit een andere entiteit, dan wel een vergoeding worden uitgekeerd vanuti deze nieuwe/andere entiteit, dan zullen deze afspraak zondermeer ook hier van toepassing zijn;
c. Maar ten alle tijden zal de sabbatical periode niet langer zijn dan 12 maanden;
d. Na de “afgesproken” periode dient Aandeelhouder beschikbaar te zijn voor een van de werkmaatschappen met een duidelijke functie en rol;
SLOTBEPALINGEN
Artikel 27
1. De Overeenkomst bevat alle afspraken welke tussen partijen zijn gemaakt omtrent de aangelegenheden voor een sabbatical periode van 12 maanden
(…)”.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[naam 1] c.s. vorderen het volgende, steeds voor zover mogelijk onder uitvoerbaar-bij-voorraadverklaring van het vonnis:
I. verklaring voor recht dat [gedaagde] B.V. tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verbintenissen jegens [naam 1] c.s., bijvoorbeeld zoals vervat in de AHO en/of SO, door na zijn sabbaticalperiode niet terug te keren naar [naam 1] op de door de AHO en/of SO voorgeschreven wijze en/of door te weigeren zijn aandelen aan te bieden op de door de AHO en/of SO en/of Statuten voorgeschreven wijze;
II. gebod aan [gedaagde] B.V. om, uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, de op hem rustende verbintenis tot het aanbieden van zijn aandelen in het kapitaal van [naam 1] na te komen en vervolgens te blijven nakomen, zulks op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 3.000 voor iedere dag dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 200.000;
III. veroordeling van [gedaagde] B.V. tot al hetgeen de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
IV. veroordeling van [gedaagde] B.V. in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten, uiterlijk te voldoen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag van integrale betaling.
3.1.1.
[naam 1] c.s. hebben ter comparitie toegelicht dat de vorderingen II en III zo moeten worden begrepen dat primair een beroep wordt gedaan op de ‘
Bad Leaver’-clausule van artikel 5 AHO, en subsidiair op de ‘
Good Leaver’-clausule van artikel 6 AHO.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] B.V. vorderde, kort samengevat, het volgende:
uittreding in de zin van artikel 2:343 BW, inhoudende dat haar aandelen in [naam 1] en gelieerde vennootschappen worden overgenomen door [eiseres Sub 2] B.V. en [eiseres sub 3] B.V.;
vernietiging van de door [naam 1] genomen besluiten die strekten tot verhoging van de managementfee van het bestuur;
ex artikel 6:60 BW bevrijding van [gedaagde] B.V. van zijn verbintenissen.
3.5.
[gedaagde] B.V. motiveerde de vordering, kort samengevat, door te wijzen op de verstoorde verhoudingen en te stellen dat [eiseres Sub 2] B.V. en [eiseres sub 3] B.V. zich schuldig hebben gemaakt aan diverse onoorbare gedragingen.
3.6.
[naam 1] c.s. hebben verweer gevoerd.
3.7.
Uiteindelijk heeft [gedaagde] B.V. de vordering ingetrokken met de motivering dat [naam 1] eerst onderzocht en gesaneerd dient te worden alvorens een overdracht van zijn aandelen opportuun is, met name omwille van de zuiverheid van de waardebepaling van de aandelen. [gedaagde] B.V. heeft daarbij aangegeven dat zij ten behoeve van het onderzoek en de sanering van [naam 1] een enquêteprocedure bij de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam zal verzoeken. [gedaagde] B.V. heeft ten slotte aangegeven dat alle stellingen in reconventie moeten worden beschouwd als te zijn ingenomen in conventie.
3.8.
[naam 1] c.s. concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van [gedaagde] in zijn ingetrokken vordering in reconventie, en vorderen veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beoordeling

in conventie
De gestelde tekortkoming van [gedaagde] (B.V.): niet-terugkeren uit het buitenland
4.1.
De kernvraag in dit geding is of het tussen de Aandeelhouders overeengekomene inhield dat [gedaagde] (B.V.) na een jaar in de VS diende terug te keren naar Nederland om de taken op te pakken in de onderneming van [naam 1] .
4.2.
[naam 1] c.s. stellen als volgt. Met het vertrek naar de VS van [eigenaar gedaagde] ging een sabbatical van [gedaagde] (B.V.) van start, zoals bedoeld in de SO, en de SO moet zo worden uitgelegd dat het sabbatical maximaal een jaar mocht duren. [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] wilden liever niet dat [eigenaar gedaagde] naar het buitenland vertrok, omdat [naam 1] in een groeifase zat, alle Aandeelhouders er op basis van gelijkwaardigheid in zaten en [eigenaar gedaagde] nodig was in de onderneming. Uiteindelijk hebben [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] wel met een sabbatical van een jaar ingestemd.
Het werk dat [gedaagde] (B.V.) in de VS voor PriceWise deed was een project van [eigenaar gedaagde] zelf, ofwel een zelfverkozen invulling van zijn sabbatical. [naam vennootschap] is slechts opgericht om jegens PriceWise te dienen als factureringsvehikel. PriceWise wilde, ter voorkoming van de schijn van belangenverstrengeling met een energiebedrijf, geen facturen van [naam 1] ontvangen, zodat in eerste instantie, toen [gedaagde] B.V. nog vanuit Nederland voor PriceWise werkte, door [gedaagde] B.V. aan PriceWise is gefactureerd; later, vanuit de VS, is [naam vennootschap] aan PriceWise gaan factureren.
Artikel 1 lid 5 sub c SO is geconcipieerd speciaal met het oog op de parttime werkzaamheden die [gedaagde] (B.V.) voor PriceWise zou gaan verrichten vanuit de VS. De bedoeling van het artikel was om ervoor te zorgen dat alle Aandeelhouders uiteindelijk een gelijke managementvergoeding zouden ontvangen, pro rata naar de gemaakte uren; PriceWise betaalde namelijk relatief méér aan managementvergoeding dan [naam 1] deed, en dit werd met genoemd artikel gelijk getrokken.
Aldus [naam 1] c.s.
4.3.
[gedaagde] B.V. stelt als volgt. De uitgangspunten van de AHO zijn achterhaald geworden in het eerste half jaar van 2017 (zoals de artikelen 5 t/m 8, 14 en 19 AHO), en de SO was bedoeld om onduidelijkheid over de achterhaalde afspraken te voorkomen. Volgens de SO is er in de praktijk géén sabbatical genoten, omdat [gedaagde] (B.V.) gedurende het verblijf in de VS twee dagen in de week werkzaam is geweest voor een aan [naam 1] gelieerde onderneming, namelijk [naam vennootschap] , terwijl [gedaagde] (B.V.) daarnaast doorlopend contact met Nederland heeft gehouden en heeft meegedaan aan tweewekelijkse overleggen en algemene vergaderingen. Het enkele feit dat [gedaagde] (B.V.) in het buitenland zat, betekent niet dat er sprake is van een sabbatical in de zin van de SO. Afgesproken was, in het kader van het bedrijfscoachtraject, dat [gedaagde] (B.V.) de gelegenheid zou krijgen om te proberen een business in de VS op te zetten. [naam vennootschap] is specifiek opgericht voor de werkzaamheden van [gedaagde] (B.V.) in de VS; [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] zouden als medeaandeelhouders van [naam vennootschap] óók profiteren van successen in de VS – opgemerkt wordt in dit kader dat [naam vennootschap] einde 2018 beschikte over een eigen vermogen van ongeveer € 20.000 ten behoeve van de drie aandeelhouders. Het werk voor PriceWise wordt door [naam 1] c.s. weggezet als een korte managementopdracht en verder niets. De vraag is wat er zou zijn gebeurd als het een groot succes was geworden. De afspraak was dat als de opdracht binnen zou zijn, een aparte B.V. zou worden opgezet voor de inkomsten en de bonus onder het motto “een voor allen, allen voor een”. [naam vennootschap] is dus niet alleen maar opgezet om facturen te kunnen versturen. Verwezen wordt ook naar de in 2.8 geciteerde doelomschrijving van [naam vennootschap] , met name het onderdeel “energie verkoop”.
Artikel 1 lid 5 sub c SO is geconcipieerd speciaal met het oog op de parttime werkzaamheden van [gedaagde] (B.V.) voor een gelieerde entiteit; dit is uiteindelijk gebeurd via [naam vennootschap] , hetgeen ook in de lijn der verwachting lag omdat PriceWise al vanaf april 2017 aan boord was. Uit genoemd artikel blijkt dat eerst na het stoppen van de parttime werkzaamheden het sabbatical begint. Aldus [gedaagde] B.V.
4.4.
Voor de beantwoording van de vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld en of deze overeenkomst een leemte laat die moet worden aangevuld, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.1.
Voor de Aandeelhouders gold als uitgangspunt een samenwerking op basis van gelijkwaardigheid. Dit blijkt uit het aandeelhouderschap in [naam 1] voor gelijke delen en uit de verdeling van de bestuurstaken en de daaraan te besteden tijd (artikelen 14 en 19 AHO), en expliciet uit artikel 25 lid 9 AHO. Tussen partijen bestaat hierover ook geen geschil.
4.4.2.
Mede naar aanleiding van de mededeling van [eigenaar gedaagde] eind 2016 over zijn voorgenomen vertrek naar de VS is in het traject met de bedrijfscoach gesproken over een heroverweging van de taken en rollen van de verschillende Aandeelhouders. De in dit kader besproken structuur met ‘HLO Holding’ als houdstervennootschap is uiteindelijk niet opgezet. ‘HLO Holding’ is niet opgericht. Wel is het zo dat de SO is gesloten, [naam vennootschap] is opgericht en [gedaagde] (B.V.) conform afspraak parttime werkzaamheden in de VS is gaan verrichten voor [naam vennootschap] , effectief voor PriceWise.
4.4.3.
De tekst van de SO (en de AHO) is op verschillende punten niet heel duidelijk. De SO is, zo is ter comparitie gebleken, opgesteld door [eigenaar eiseres Sub 2] . Dit betekent echter niet dat de SO in het nadeel van [naam 1] c.s. moet worden uitgelegd. Het gaat hier immers om zakelijke partijen, die op basis van gelijkwaardigheid een hand hebben kunnen hebben in de concipiëring van de SO, zodat een uitleg
contra proferentemniet aan de orde is.
4.4.4.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] B.V. is tekortgeschoten doordat [eigenaar gedaagde] na een jaar verblijf in de VS niet is teruggekeerd. Daarvoor is het volgende redengevend. De SO moet worden beschouwd als een addendum op de AHO. Dit staat in de SO vermeld in de kop (alsmede bij het doel en de uitgangspunten). Anders dan [gedaagde] B.V. stelt, blijkt niet dat partijen overeenkwamen dat de AHO achterhaald was. De SO moet worden beschouwd als een regeling voor een tijdelijke situatie van afwezigheid van een Aandeelhouder (vgl. de frases: “De reden en aanleiding hiertoe is het vertrek van een der Aandeelhouders naar het buitenland voor een langere periode”; “
Max periode:12 kalender maanden”). Dus: ook een tijdelijke situatie als het gaat om het doorbreken van het beginsel van volledige gelijkwaardigheid, met name van de inzet van elk der Aandeelhouders / bestuurders voor ten minste 40 uren per week. Uit de bepalingen van de AHO en de SO komt duidelijk naar voren dat de gelijkwaardige inbreng van alle drie de partijen met name in inzet en bestede tijd van essentieel belang was. [eigenaar gedaagde] heeft in de VS slechts een parttime opdracht van PriceWise (twee dagen in de week gedurende een jaar) uitgevoerd. Partijen zijn het erover eens dat Artikel 1 lid 5 sub c SO is geschreven speciaal met het oog op de parttime werkzaamheden die [gedaagde] (B.V.) in opdracht van PriceWise zou verrichten. Deze regeling beoogde de consultancy inkomsten daaruit eerlijk te verdelen in die zin dat alle drie partijen meedeelden in de winst die het gevolg was van het feit dat de managementvergoeding die PriceWise betaalde hoger was dan de management vergoeding die partijen van [naam 1] ontvingen. [gedaagde] B.V. ontving volgens deze afspraak een managementvergoeding gelijk aan die welke door [naam 1] werd uitbetaald, pro rata naar gewerkte uren. Het meerdere was via de aandeelhoudersbelangen voor de drie partijen gezamenlijk. In die zin werd kennelijk het aldus verrichte werk gezien als werk voor de gezamenlijke onderneming. Dat wil niet zeggen dat [eigenaar gedaagde] daarmee een gelijke inbreng had en dat zijn sabbatical nog niet was begonnen. Dat partijen beoogden dat de door [eigenaar gedaagde] in de VS te ontwikkelen activiteiten een gelijkwaardige inbreng in de samenwerking zouden inhouden, is niet gebleken. [naam 1] c.s. hebben gesteld dat het consultancy werk voor PriceWise niets met [naam 1] van doen had en slechts behulpzaam was aan PriceWise. [naam 1] c.s. hebben gemotiveerd aangevoerd dat een uitbreiding van werkzaamheden van [naam 1] naar de VS of de opstart van een onderneming daar geen reële optie was. [gedaagde] B.V. heeft daartegenover niet hard kunnen maken dat dit wel een optie was, laat staan dat partijen gezamenlijk hebben besloten die optie te ontwikkelen. Dat de statutaire doelomschrijving van [naam vennootschap] “energie verkoop” omvat, is daarvoor onvoldoende. [gedaagde] B.V. heeft ook niet concreet gemaakt dat zij in de VS in dat kader werkzaamheden heeft verricht, die tot een concreet resultaat zouden kunnen leiden. De door [gedaagde] (B.V.) gestelde vanuit de VS verrichte nevenwerkzaamheden (doorlopend contact met Nederland houden, meedoen aan tweewekelijkse overleggen en algemene vergaderingen) zijn onvoldoende om aan te merken als een gelijkwaardige inbreng als medebestuurder van [naam 1] in de zin van de AHO en de SO. Dit blijkt ook uit het door [eigenaar gedaagde] zelf ter comparitie verklaarde, inhoudende dat hij in de VS was vrijgesteld van werkzaamheden voor [naam 1] en in de VS ook niet voor [naam 1] heeft gewerkt en dat hij door het verrichten van deze nevenwerkzaamheden wél betrokken is gebleven bij de onderneming van [naam 1] , en [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] heeft geïnformeerd over wat er in de VS speelde. Artikel 2 SO beschrijft dat de rollen van Aandeelhouders in [naam 1] en haar gelieerde ondernemingen wijzigen door het vertrek van een der Aandeelhouders en beschrijft vervolgens slechts de bestuurstaken van [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] met weglating (in tegenstelling tot artikel 14 AHO) van enige rol voor [eigenaar gedaagde] . Ook hieruit kan worden afgeleid dat partijen de hiervoor genoemde werkzaamheden van [eigenaar gedaagde] niet beschouwden als gelijkwaardige bijdrage aan het bestuur van [naam 1] en de gelieerde ondernemingen.
In de SO wordt onder het kopje “
DOEL VAN DIT DOCUMENT” het begrip ‘sabbatical’ gekoppeld aan het vertrek van een van de Aandeelhouders naar het buitenland, welk vertrek in casu heeft plaatsgevonden. Dat [eigenaar eiseres Sub 2] en [eiseres sub 3] een buitenlandverblijf van [eigenaar gedaagde] an sich reeds als sabbatical beschouwden, kon [eigenaar gedaagde] ook begrijpen uit het tussen partijen vaststaande feit – verwezen wordt hier naar de in zoverre onweersproken in het geding gebrachte schriftelijke verklaringen van [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] – dat [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] er zeer zwaar aan tilden dat [eigenaar gedaagde] naar het buitenland zou gaan, omdat dit de facto betekende dat [eigenaar gedaagde] niet voor [naam 1] kon werken vanwege de afstand en het tijdsverschil. Artikel 26 sub d SO verlangt dat Aandeelhouder na “de “afgesproken” periode” weer beschikbaar is en [naam 1] c.s. hebben gesteld dat uit deze frase blijkt dat [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] op zijn zachtst gezegd niet enthousiast waren over het voornemen van [gedaagde] om de onderneming een jaar lang te verlaten, welke stelling niet is weersproken. In elk geval verplicht die bepaling tot terugkeer na de “afgesproken” periode.
In de genoemde omstandigheden kan uit de enkele zinsnede van artikel 1 lid 5 sub c SO (“Na stoppen werkzaamheden (…) start de Sabbatical en daarmee de periode Sabbatical”) niet afgeleid worden dat de start van [gedaagde] ’s sabbatical pas na afloop van zijn werkzaamheden voor PriceWise zou zijn, nu dit botst met de overige bepalingen van de SO en met de kennelijke bedoeling van AHO en SO dat partijen een gelijkwaardige inbreng en inzet hebben met de uitzondering van het in de SO overeengekomen sabbatical voor maximaal een jaar.
4.4.5.
Alles afwegend moet in het voordeel van [naam 1] c.s. worden geconcludeerd. Met het vertrek van [eigenaar gedaagde] naar de VS werd de basis van gelijkwaardigheid van de Aandeelhouders doorbroken, en het werk dat [eigenaar gedaagde] in de VS is gaan doen voor een andere onderneming, hief die ontstane ongelijkwaardigheid niet op. [gedaagde] (B.V.) had het tussen partijen overeengekomene (de SO en de AHO) dan ook redelijkerwijs zo moeten begrijpen dat [gedaagde] (B.V.) na een jaar in de VS diende terug te keren naar Nederland om de taken op te pakken in de onderneming van [naam 1] , dan wel in een aan [naam 1] gelieerde onderneming (vgl. artikel 26 sub d SO).
4.5.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] B.V. is tekortgeschoten in de nakoming van zijn uit de SO volgende verplichting om na een jaar van buitenlandverblijf terug te keren naar Nederland en zijn werkzaamheden als bestuurder van [naam 1] alhier te hervatten of een nader met de Aandeelhouders afgesproken functie te vervullen zoals bedoeld in artikel 26 sub d SO.
Betekenis van de tekortkoming van [gedaagde] B.V. voor haar positie als Aandeelhouder
4.6.
Nu de SO een addendum van de AHO is, kwalificeert het zojuist bedoelde tekortschieten van [gedaagde] B.V. mede als een schending van de AHO (artikel 5 sub c AHO).
4.6.1.
De rechtbank merkt nog op dat artikel 5 sub c AHO spreekt van een schending “door de respectievelijke partij sub 1 of 2” waardoor [gedaagde] B.V., partij nr. 3 bij de AHO, er buiten zou kunnen vallen. [naam 1] c.s. stellen impliciet dat het hier om een verschrijving gaat en dat is bedoeld een schending “door de respectievelijke partij sub 1 of 2 of 3”. Deze uitleg is door [gedaagde] B.V. slechts betwist door in een voetnoot de zinsnede als onduidelijk te kwalificeren. Met toepassing van de in 4.4 aangehaalde maatstaf wordt de door [naam 1] c.s. voorgestane uitleg gevolgd. Het ligt immers zozeer voor de hand dat het hier om een verschrijving gaat – nu niet goed valt in te zien dat artikel 5 sub c AHO slechts voor twee van de drie Aandeelhouders zou gelden – dat van [gedaagde] B.V. een meer concrete betwisting mocht worden verwacht.
4.7.
De schending van de AHO betekent volgens artikel 5 sub c AHO dat het bepaalde in artikelen 7 en 8 AHO omtrent aanbieding van aandelen en prijsbepaling van toepassing is, mits (a) de schending bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is bekrachtigd en mits (b) “de schending niet is hersteld binnen 1 (één) maand nadat de Vennootschap de partij schriftelijk te kennen heeft gegeven dat de Vennootschap van mening is dat de desbetreffende partij deze overeenkomst heeft geschonden”. Aan de voorwaarde sub (a) is uiteraard nog niet voldaan. [gedaagde] B.V. heeft ter comparitie aangevoerd dat de voorwaarde sub (b) niet is vervuld, omdat bij de brief van 21 september 2018 geen termijn is vergund maar slechts direct is gesommeerd om af te treden als bestuurder en om de aandelen aan te bieden. Het beroep van [gedaagde] B.V. op niet vervuld zijn van deze voorwaarde (b) faalt. Ten eerste eist de voorwaarde slechts dat de schending niet is hersteld binnen een maand na mededeling van de schending. Binnen die periode heeft een zodanig herstel niet plaatsgevonden. De bepaling eist niet dat de mogelijkheid van herstel uitdrukkelijk geboden wordt of dat daarom gevraagd wordt. Dat laatste had ook geen enkele zin, omdat [eigenaar gedaagde] reeds duidelijk had gemaakt niet terug te zullen keren naar Nederland. Dat de Vennootschap dit zo heeft opgevat, blijkt ook uit de brief van 21 september 2018 en [gedaagde] B.V. heeft niet aangevoerd dat dit begrip van de Vennootschap onjuist was. Een redelijke uitleg van de (b)-voorwaarde brengt mee dat in een geval waarin het geven van de termijn geen zin heeft, de termijn niet behoeft te worden gegeven (vgl. hetgeen de wet bepaalt in artikel 6:82 lid 1 jo. lid 2 BW in de sfeer van het instrument van de ingebrekestelling).
4.7.1.
In het zojuist in 4.7 overwogene ligt besloten dat het door [gedaagde] B.V. bij conclusie van antwoord gedane beroep op schuldeisersverzuim ter zake van de verplichting van [gedaagde] B.V. om terug te keren naar Nederland, niet slaagt: het is niet zo dat [naam 1] c.s. [gedaagde] B.V. hebben tegengehouden om terug te keren in de onderneming in Nederland; zij hebben slechts geconstateerd dat [gedaagde] B.V. dat niet deed.
4.7.2.
[gedaagde] B.V. heeft ten slotte nog aangevoerd dat [naam 1] c.s. niet binnen bekwame tijd hebben geprotesteerd tegen het tekortschieten van [gedaagde] B.V. (artikel 6:89 BW). [gedaagde] B.V. stelt daartoe dat [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] in maart 2018 navraag aan [eigenaar gedaagde] hebben gedaan omtrent de terugkeer naar Nederland en dat er vervolgens niets gebeurde totdat [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] op 16 juli 2018 in een door [eigenaar gedaagde] geïnitieerd gesprek plotseling te kennen gaven geen vertrouwen te hebben in de samenwerking. Het beroep op artikel 6:89 BW faalt, gelet op het in 4.7 overwogene: [eigenaar gedaagde] was bekend met het aan hem (althans aan [gedaagde] B.V.) aangerekende tekortschieten, en [gedaagde] (B.V.) was in staat om het gebrek te herstellen.
4.8.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] B.V. als
Bad Leaverin de zin van artikel 5 AHO is gehouden tot aanbieding van zijn aandelen in [naam 1] , zulks onder de voorwaarde dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, en verder conform het bepaalde in artikelen 7 en 8 AHO.
Ten aanzien van het gevorderde onder II en III: verplichting tot aanbieding van de aandelen
4.9.
Hetgeen onder II en III is gevorderd zal conform het in 4.8 overwogene worden toegewezen, met inachtneming van het navolgende.
4.9.1.
[gedaagde] B.V. heeft het verweer gevoerd dat [naam 1] zelf geen belang bij het gevorderde heeft, omdat [naam 1] geen aanbieding van de aandelen kan eisen. Dit verweer wordt gepasseerd omdat volgens artikel 7 AHO de mogelijkheid bestaat dat jegens de Vennootschap zélf een aanbiedingsplicht ontstaat, namelijk indien [eiseres Sub 2] B.V. en [eiseres sub 3] B.V. het aanbod niet accepteren.
4.9.2.
Aan de plicht tot aanbieding zal nog worden verbonden een redelijke voldoeningstermijn van veertien dagen na de dag van opeisbaarheid (zijnde de dag van het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak).
4.9.3.
Gelet op de aan de aanbiedingsplicht verbonden voorwaarde dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, heeft het geen zin om het gebod aan [gedaagde] B.V. om de aandelen aan te bieden uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.9.4.
De gevraagde dwangsom met het daaraan gekoppelde maximum, waartegen geen verweer is gevoerd, zal worden toegewezen als hierna bij de beslissing vermeld.
Ten aanzien van het gevorderde onder I: verklaring voor recht
4.10.
Ten aanzien van de onder I gevorderde verklaring voor recht heeft [gedaagde] B.V. aangevoerd dat [naam 1] c.s. geen belang bij toewijzing hebben, omdat er geen schadevergoedingsvordering is ingesteld. De rechtbank overweegt als volgt.
4.10.1.
Indien een verklaring voor recht wordt gevorderd dat aansprakelijkheid bestaat voor schade, dient de rechter ervan uit te gaan dat eiser daarbij belang heeft als de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Dat geldt ook als niet tevens een veroordeling tot schadevergoeding of tot verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt gevorderd (Hoge Raad 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:760). Dit arrest is gewezen met het oog op het typische geval van ‘gewone schadevergoeding’ als gevolg van een tekortkoming of onrechtmatige daad. In casu vorderen [naam 1] c.s. strikt genomen iets anders, maar
in wezenvorderen zij hetzelfde als de door de Hoge Raad bedoelde verklaring voor recht in combinatie met een vordering tot veroordeling, zij het dat de vordering tot veroordeling tot schadevergoeding in deze zaak bestaat uit een vordering van een gebod tot aanbieding van aandelen. [naam 1] c.s. moeten dan ook wel degelijk worden geacht belang te hebben bij de vordering onder I. Van belang is voorts dat de Hoge Raad in voornoemd arrest is teruggekomen van oude rechtspraak volgens welke het belang bij een vordering strikter werd getoetst.
4.11.
Hetgeen onder I is gevorderd zal conform het in 4.5 en 4.6 overwogene worden toegewezen, met inachtneming van het navolgende.
4.11.1.
Van belang is dat aan de aanbiedingsplicht is verbonden de voorwaarde dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Dat betekent dat de verklaring voor recht niet toewijsbaar is voor zover die het oog heeft op het reeds thans tekortgeschoten zijn van [gedaagde] B.V. in haar verplichting tot aanbieding van de aandelen.
Ten aanzien van al het gevorderde: de door [gedaagde] B.V. gestelde onoorbare gedragingen
4.12.
[gedaagde] B.V. heeft het standpunt ingenomen, zo begrijpt de rechtbank uit de motivering van de intrekking van het in reconventie gevorderde, dat de vorderingen van [naam 1] c.s., voor zover gericht op uitkoop van [gedaagde] B.V. als Aandeelhouder, niet toewijsbaar kunnen zijn voordat de door [gedaagde] B.V. gestelde onoorbare gedragingen van [eiseres Sub 2] B.V. en [eiseres sub 3] B.V. (althans [eigenaar eiseres Sub 2] en [eigenaar eiseres Sub 3] ) zijn onderzocht, en [naam 1] is gesaneerd. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Eerst indien te zijner tijd – namelijk indien deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan – een aanbieding en waardebepaling van de Aandelen plaatsvindt, is het aan de partijen althans aan de scheidslieden als bedoeld in artikel 8 AHO om de prijs van de aandelen vast te stellen en te doen wat nodig is om tot die vaststelling te kunnen komen.
Proceskosten
4.13.
Het voorgaande leidt tot het grotendeels toewijzen van het gevorderde, zoals hierna bij de beslissing vermeld. [gedaagde] B.V. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van [naam 1] c.s. tot heden begroot op:
€ 81,83 aan explootkosten
€ 639,00 aan griffierecht
€ 1.086,00aan salaris advocaat (2 punten, liquidatietarief € 543).
€ 1.806,83 totaal
4.13.1.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als bij de beslissing vermeld.
in reconventie
4.14.
[gedaagde] B.V. heeft bij akte te kennen gegeven de eis geheel in te trekken. In wezen heeft [gedaagde] B.V. hiermee het verlangen geuit om de zaak in reconventie door te halen op de rol (artikel 246 Rv). Dit kan echter slechts met de instemming van [naam 1] c.s., eventueel onder een door [naam 1] c.s. gemaakt voorbehoud (vgl. Hoge Raad 3 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3818). In casu hebben [naam 1] c.s. aan de instemming het voorbehoud verbonden dat [gedaagde] B.V. wordt veroordeeld in de kosten van het geding. [gedaagde] B.V. heeft zich tegen dat voorbehoud vervolgens niet verzet. [gedaagde] B.V. zal derhalve worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie, waarna de zaak in reconventie zal worden doorgehaald.
4.15.
De kosten van het geding worden aan de zijde van [naam 1] c.s. tot heden begroot op € 543 aan salaris advocaat (1 punt, liquidatietarief € 543).
4.15.1.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als bij de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht (i) dat [gedaagde] B.V. is tekortgeschoten in de nakoming van zijn uit de SO volgende verplichting om na een jaar van buitenlandverblijf terug te keren naar Nederland en zijn werkzaamheden als bestuurder van [naam 1] alhier te hervatten althans een nader met de Aandeelhouders afgesproken functie te vervullen zoals bedoeld in artikel 26 sub d SO, en (ii) dat het zojuist bedoelde tekortschieten kwalificeert als een schending van de AHO zoals bedoeld in artikel 5 sub c AHO,
5.2.
onder de voorwaarde dat de in 5.1 gedane uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan en sindsdien een termijn van veertien dagen is verstreken:
gebiedt [gedaagde] B.V. om als
Bad Leaverin de zin van artikel 5 AHO haar aandelen in [naam 1] aan te bieden conform het bepaalde in artikelen 7 en 8 AHO en de bepalingen in artikel 12 van de statuten van [naam 1] omtrent aanbieding van aandelen voor zover daarvan in de AHO niet is afgeweken voor de in de AHO toegevoegde aanbiedingsgronden en de aanbiedingsverplichting te blijven nakomen, en veroordeelt [gedaagde] B.V. tot betaling aan [naam 1] c.s. van een dwangsom van € 3.000 voor iedere dag dat [gedaagde] B.V. niet aan het gebod voldoet, met een maximum van € 200.000,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] B.V. in de kosten van het geding, aan de zijde van [naam 1] c.s. tot heden begroot op € 1.806,83 voor zover van toepassing inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW met ingang van de achtste dag na de dag van betekening van dit vonnis tot de dag der voldoening,
5.4.
verklaart de kostenveroordeling in 5.3 uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] B.V. in de nakosten, zoals hierna in 5.11 en 5.12 vermeld,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
veroordeelt [gedaagde] B.V. in de kosten van het geding, aan de zijde van [naam 1] c.s. tot heden begroot op € 543 voor zover van toepassing inclusief btw,
5.8.
verklaart de kostenveroordeling in 5.7 uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
veroordeelt [gedaagde] B.V. in de nakosten, zoals hierna in 5.11 en 5.12 vermeld,
5.10.
verstaat dat de vordering is ingetrokken,
in conventie en in reconventie
5.11.
veroordeelt [gedaagde] B.V. in de nakosten, bestaande uit nasalaris advocaat begroot op een bedrag van € 246, te verhogen met een bedrag van € 82 en de kosten van betekening onder de voorwaarde dat [gedaagde] B.V. niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW met ingang van de achtste dag na de dag van betekening van dit vonnis tot de dag der voldoening,
5.12.
verklaart de nakostenveroordeling in 5.11 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2020. [1]

Voetnoten

1.type: BvB