ECLI:NL:RBAMS:2020:3272
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van een rechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid
Op 2 juni 2020 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, dat was ingediend op 25 mei 2020. Het verzoek strekte tot wraking van mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, in een lopende civiele procedure onder zaaknummer 807973 TB EXPL 19-4000. De verzoeker stelde dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt, maar de Wrakingskamer oordeelde dat het verzoeker aan concrete feiten en omstandigheden ontbrak die deze schijn konden onderbouwen. Volgens artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan een rechter alleen gewraakt worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De Wrakingskamer benadrukte dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn, en dat algemene bewoordingen zoals 'onjuist, prejudicieel en bedrog' niet voldoende zijn om vooringenomenheid aan te tonen. Het verzoek werd daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Bovendien werd vastgesteld dat dit het tweede wrakingsverzoek van verzoeker tegen dezelfde rechter was, wat door de Wrakingskamer werd aangemerkt als misbruik van recht. De Wrakingskamer besloot dat verdere wrakingsverzoeken van verzoeker tegen deze rechter niet meer in behandeling zouden worden genomen.