Op 25 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraken gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Poznań, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1987 in Polen, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 11 juni 2020, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H.A.F.C. Tack, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat er meer tijd nodig was om te beslissen over de overlevering, mede vanwege het vluchtgevaar van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat het EAB voldoende informatie bevatte over de beschuldigingen, namelijk diefstal gepleegd in Polen. De raadsvrouw voerde aan dat de beschrijving in het EAB ongenoegzaam was, maar de rechtbank oordeelde dat de informatie voldoende was om de overlevering te rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de recente ontwikkelingen in de Poolse rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen, en heeft besloten het onderzoek te heropenen om antwoorden op relevante vragen af te wachten.
De rechtbank heeft de zaak geschorst en het onderzoek voor onbepaalde tijd aangehouden, met de opdracht om de opgeëiste persoon en een Poolse tolk op een later tijdstip op te roepen. Deze beslissing is genomen door de voorzitter, mr. H.J. Fehmers, en de rechters mrs. M. van Mourik en M. Snijders Blok-Nijensteen, en is uitgesproken in een openbare zitting.