Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 juni 2020 in de zaken tussen
[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker
Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder I,
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., verweerder II,
Procesverloop
Overwegingen
“In de situatie van [verzoeker] geeft de medisch adviseur aan dat de grondslag verstandelijke handicap is te stellen. De medisch adviseur is van oordeel dat er op basis van de beschikbare informatie geen noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid kan worden vastgesteld. Het beeld wat door de zorgaanbieder wordt geschetst is niet in lijn met de informatie van het eigen onderzoek van het CIZ en de overige informatie van [verzoeker] uit de indicatiegeschiedenis. De door het CIZ vastgestelde zorgbehoefte sluit aan bij een zwak begaafd intelligentie niveau. De noodzakelijke zorg zou op afspraak en op afroep geboden kunnen worden zonder dat er een ernstig nadeel ontstaat. Dat deze zorg intensief kan zijn, maakt dit niet anders. Hierom ziet het CIZ voldoende grond om te stellen dat [verzoeker] conform artikel 3.2.4 [van de] Wlz niet langer op de geïndiceerde zorg is aangewezen. (…) [Verzoeker] voldoet niet aan de toegangscriteria vanwege het ontbreken van een (blijvende) noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid ter voorkoming van een ernstig nadeel. Er is wel toegang op basis van het overgangsrecht. (…) Vastgesteld is dat het zorgprofiel VG wonen met begeleiding (VG2) het meest passend is omdat dit zorgprofiel beter aansluit bij de stoornissen en beperkingen dan het primair geïndiceerde zorgprofiel. Dit zorgprofiel is voor onbepaalde tijd geldig. Gelet op de (grote) gevolgen voor [verzoeker], een mogelijke verhuizing, en het feit dat er sprake is van een belastend besluit, is het CIZ van mening dat een overgangstermijn van zes weken (…) redelijk is.“
Ook indien de verzekerde niet langer is aangewezen op de geïndiceerde zorg kan het CIZ het indicatiebesluit intrekken (onderdeel b). Een dergelijke herziening zal naar verwachting niet of nauwelijks voorkomen, omdat de criteria voor de Wlz zo zijn geformuleerd dat in beginsel geen sprake kan zijn van zodanige verbetering van de gezondheidssituatie van de verzekerde, dat hij daardoor niet langer aan de voorwaarden voor Wlz-zorg zou voldoen.” [4]
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit I;
- draagt het CIZ op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van verzoeker met inachtneming van deze uitspraak;
- treft een voorlopige voorziening, inhoudende dat het CIZ verzoeker met ingang van de datum van deze uitspraak een indicatie op grond van de Wlz moet verstrekken conform zorgprofiel VG3 tot zes weken nadat het nieuw te nemen besluit op het bezwaar van verzoeker is genomen;
- draagt het CIZ op het betaalde griffierecht van € 96,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt het CIZ in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.312,50.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit II;
- draagt het Zorgkantoor op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van verzoeker met inachtneming van deze uitspraak;
- treft een voorlopige voorziening, inhoudende dat het Zorgkantoor verzoeker op basis van het zorgprofiel VG3 een pgb moet verstrekken voor de duur dat hij een dergelijke indicatie op grond van de Wlz heeft;
- draagt het Zorgkantoor op het betaalde griffierecht van € 96,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt het Zorgkantoor in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van