ECLI:NL:RBAMS:2020:3116

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
13/846005-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opslaan en ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk en het bezit van wapens en hennep

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 juni 2020 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opslaan en ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk, alsook het bezit van wapens en hennep. De verdachte is geboren in 1975 en was ingeschreven op een bepaald adres. Tijdens de zitting op 11 juni 2020 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Baadoudi. De officier van justitie, mr. H.H.M. Beune, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en ter beschikking heeft gesteld aan personen zonder gespecialiseerde kennis. Daarnaast zijn er bij de verdachte diverse wapens en een aanzienlijke hoeveelheid hennep aangetroffen. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging, en heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van bepaalde feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van bepaalde in beslag genomen goederen bevolen en de teruggave van andere goederen aan de verdachte gelast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/846005-19
Datum uitspraak: 25 juni 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 11 juni 2020 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig. Daarnaast was als raadsman van verdachte aanwezig, mr. M. Baadoudi.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.H.M. Beune, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij zich al dan niet opzettelijk heeft schuldig gemaakt aan:
1. (mede)plegen van voorhanden hebben van professioneel vuurwerk te Haarlem (subsidiair ditzelfde feit begaan in de hoedanigheid van een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis);
2. ( (mede)plegen van voorhanden hebben van professioneel vuurwerk te IJmuiden (subsidiair ditzelfde feit begaan in de hoedanigheid van een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis);
3. ( (mede)plegen van het voorhanden hebben van een te grote hoeveelheid vuurwerk (86,65 kg lijst I + 83,14 kg lijst II) op 29 december 2018 te IJmuiden op een plaats die niet geschikt is voor het opslaan van vuurwerk;
4. het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] (subsidiair ditzelfde feit begaan door het ter beschikking stellen aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis);
5. ( (mede)plegen van het voorhanden hebben van diverse wapens en een hoeveelheid munitie te IJmuiden;
6. ( (mede)plegen van het voorhanden hebben van diverse voorwerpen die voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn en/of een sprekende gelijkenis vertonen met een vuurwapen te IJmuiden;
7. ( (mede)plegen van het opzettelijk telen/bereiden/bewerken/verwerken/aanwezig hebben van 210 gram henneptoppen en 1360 gram hennepgruis te IJmuiden.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is van medeplegen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Nu niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in welk determinatierapport het onder 6 tenlastegelegde veerdruk machinepistool (met opschrift MP Walther Cal .9mm) is beschreven, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor een nauwe en bewuste samenwerking met een ander bij het begaan van de onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde feiten. Verdachte wordt daarom ten aanzien van deze feiten vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde is de rechtbank wel van oordeel dat medeplegen kan worden bewezen. De hennep werd door de verbalisant aangetroffen in een plastic tas onder de wasbak in de badkamer en in de lade van de vriezer. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat de hennep werd gebruikt om wietolie van te maken voor zijn ouders en zijn schoonouders. Deze hennepolie bewaarde verdachte volgens zijn eigen verklaring in de koelkast.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het niet anders kan dan dat de vriendin van verdachte wist dat er hennep in de woning aanwezig was. De rechtbank concludeert dan ook dat zowel verdachte als zijn vriendin wetenschap hadden van de in de woning aanwezige hennep, dat dit zich ook in hun beider machtssfeer bevond en dat zij dit dus tezamen en in vereniging aanwezig hebben gehad.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 29 december 2018 te Haarlem opzettelijk in een auto
141 stuks knalvuurwerk (Super Cobra 6) en
4 stuks shells (Ti Salute),
zijnde professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik voorhanden heeft gehad;
Subsidiair, nu het primaire niet tot een veroordeling kan leiden (zie hierna):
op 29 december 2018 te Haarlem
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis opzettelijk in een auto
141 stuks knalvuurwerk (Super Cobra 6) en
4 stuks shells (Ti Salute),
zijnde professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 2:
op 29 december 2018 te IJmuiden opzettelijk in een woning en/of een kelderbox behorende bij perceel [adres]
27 stuks knalvuurwerk (bestaande onder meer uit Super Cobra 6 en Super esplosivon 8), en
16 stuks shells (diverse diameters), en
1. Flowerbed (Triplex 2 " 49s CE Kat 4),
zijnde professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
Subsidiair, nu het primaire niet tot een veroordeling kan leiden (zie hierna):
op 29 december 2018 te IJmuiden als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, opzettelijk in een woning en/of een kelderbox behorende bij perceel [adres]
27 stuks knalvuurwerk (bestaande onder meer uit Super Cobra 6 en Super esplosivon 8), en
16 stuks shells (diverse diameters), en
1. Flowerbed (Triplex 2 " 49s CE Kat 4),
zijnde professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 3:
op 29 december 2018 te IJmuiden opzettelijk
86,65 kilogram vuurwerk (lijst I) en 83,14 kilogram vuurwerk (lijst II) voorhanden heeft gehad in een woning en/of een kelderbox behorende bij perceel [adres] , buiten een inrichting als bedoeld in:
- artikel 1.1.4. Vuurwerkbesluit en/of artikel 2.2.1., 3.2.1, of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en/of artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit;
ten aanzien van feit 4:
op meer tijdstippen in de periode van 26 november 2018 tot en met 29 december 2018 te Haarlem opzettelijk,
1. Flowerbed (Triplex YHW901), zijnde professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, aan [naam 1] , en
1. Flowerbed (Triplex TXB916/BW1818-600), zijnde professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik aan [naam 2] , en
15 stuks knalvuurwerk (cobra 6), zijnde professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik aan [naam 3] ,
ter beschikking heeft gesteld;
Subsidiair, nu het primaire niet tot een veroordeling kan leiden (zie hierna):
in de periode van 26 november 2018 tot en met 29 december 2018 te Haarlem opzettelijk,
1. Flowerbed (Triplex YHW901), zijnde professioneel vuurwerk, aan [naam 1] , en
1. Flowerbed (Triplex TXB916/BW1818-600), zijnde professioneel vuurwerk, aan [naam 2] , en
15 stuks knalvuurwerk (cobra 6), zijnde professioneel vuurwerk, aan [naam 3] ,
aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, ter beschikking heeft gesteld;
ten aanzien van feit 5:
op 29 december 2018 te IJmuiden,
voorhanden heeft gehad
een (meerschots grendel)geweer (Merk CZ, model 452-2e, kaliber .22 winchester magnum rimfire), een wapen van categorie III onder 1, en
een (gas- en alarm)pistool (merk EKOL, kaliber 9 mm, model Sava Magnum), een wapen van categorie III onder 1, en
een (gas- en alarm)pistool (merk Brixia Arms model 92 Army, kaliber 8 mm), een wapen van categorie III onder 1, en
een (gas- en alarm)pistool (merk Röhm, model RG88, kaliber 9 mm), een wapen van categorie III onder 1, en
een (gas- en alarm)pistool (9mm P.A.K.), een wapen van categorie III onder 1, en
een (gas- en alarm)pistool (8mm Knall), een wapen van categorie III onder 1, en
een revolver (Webley & scott ltd model MK4 kaliber .38), een wapen van categorie III onder 1, en
een (semi-automatische) pistool (voorzien van de tekst Jennings, 25 auto) (kaliber 6.35 mm), een wapen van categorie III onder 1, en
een (semi-automatisch) pistool (Walther model PP kaliber 7.65 mm), een wapen van categorie III onder 1, en
44 ( kogel)patronen, in elk geval munitie van categorie III, en
24 ( kogel)patronen, in elk geval munitie van categorie II en III, en
6 ( knal/alarm) patronen, in elk geval munitie van categorie III, en
7 ( knal/alarm) (kaliber 9mm) patronen, in elk geval munitie van categorie III, en
3 ( knal/alarm) (GFL 8mm) patronen, in elk geval munitie van categorie III, en
4 ( knal/alarm) (SM 8mm) patronen, in elk geval munitie van categorie III, en
1. knal/alarm) (Wadie.315) patroon, in elk geval munitie van categorie III, en
1. CS-Gas) patroon, in elk geval munitie van categorie III, en
17 ( kogel)patronen (kaliber 6,35x15 mm. 25 ACP), in elk geval munitie van categorie III, en
7 ( kogel)patronen (kaliber .38SC), in elk geval munitie van categorie III;
ten aanzien van feit 6:
op 29 december 2018 te IJmuiden
voorhanden heeft gehad,
- een veerdrukwapen (in de vorm van een machinepistool van het merk Heckler &
Koch), en
- een veerdrukwapen (in de vorm van een shotgun),
zijnde voorwerpen voor bedreiging of afdreiging geschikt als bedoeld in artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie
en
- een gaspistool (gelijkend op een pistool merk Colt model Government), en
- een (kunststof) imitatiepistool (gelijkend op een pistool merk Colt , model 1908 .25 Pocket pistool), en
- een (metaal) imitatiepistool (merk Walther CP88) (gelijkend op een pistool van het merk Walther, model P88), en
- een (metaal/kunststof) imitatiepistool (merk Bersa BP9CC) gelijkend op een pistool merk Bersa, model BP9CC), en
- een (metaal/kunststof) imitatiepistool (merk IMI Jericho B) (gelijkend op een pistool merk IMI, model Jericho 941),
zijnde voorwerpen die door hun vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonden met vuurwapens als bedoeld in artikel 3 onder b van de Regeling wapens en munitie,
in elk geval zijnde wapens van categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 7:
op 29 december 2018 te IJmuiden, tezamen en in vereniging met een ander
in een pand gelegen aan de [adres] ,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
210 gram henneptoppen en ongeveer 1360 gram hennepgruis, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

6.1.
Ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 1 primair, onder 2 primair en onder 4 primair tenlastegelegde
De raadsman heeft, onder verwijzing naar een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2020 [1] en een eerder arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [2] , aangevoerd dat het derde lid van artikel 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit als systematische specialis ten opzichte van het eerste lid van dat artikel moet worden gezien. Daarbij geldt dat verdachte moet worden gekwalificeerd als iemand ‘die een ander is dan een persoon met gespecialiseerde kennis’. Alleen het derde lid van artikel 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit komt daarom als strafbepaling in aanmerking. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde niet kan worden gekwalificeerd als overtreding van het derde lid van dat artikel, omdat het bestanddeel ‘als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis’ niet in dit deel van te tenlastelegging is opgenomen en dat dit - uitgaande van een systematische opbouw van artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit – ook geldt ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde tweede lid van genoemd artikel. Gelet hierop heeft de raadsman verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging voor het onder 1, 2 en 4 primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht - met de raadsman en verwijzend naar de door hem aangehaalde rechtspraak - het onder 1 primair, onder 2 primair en onder 4 primair bewezene niet strafbaar. Verdachte zal daarom van het onder 1 primair, onder 2 primair en onder 4 primair bewezene worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarbij geldt dat de rechtbank ten aanzien van het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde vaststelt dat verdachte ‘een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis’ is. Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte vuurwerk als particulier voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat het derde lid (en niet ook het eerste lid) van artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit van toepassing is voor wat betreft het opslaan en voorhanden hebben. Het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde kan niet worden gekwalificeerd als overtreding van het derde lid omdat het bestanddeel ‘als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis’ niet in dit deel van te tenlastelegging is opgenomen.
Ten aanzien van het onder 4 primair tenlastegelegde tweede lid van artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit geldt eveneens dat dit een specialis is ten opzichte van het eerste lid voor wat betreft het ter beschikking stellen. Verdachte heeft zich door vuurwerk te verkopen opgesteld als handelaar en uit de verklaringen van de afnemers blijkt afdoende dat zij ‘een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis’ zijn. Daarom is het tweede lid (en niet ook het eerste lid) van genoemd artikel van toepassing op het ter beschikking stellen. Het onder 4 primair bewezenverklaarde kan niet worden gekwalificeerd als overtreding van het tweede lid omdat het bestanddeel ‘als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis’ niet in dit deel van te tenlastelegging is opgenomen.
6.2.
Strafbaarheid van de overige bewezen geachte feiten
De rechtbank is van oordeel dat de overige bewezen geachte feiten volgens de wet strafbaar zijn. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 tot en met 7 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in geval van een bewezenverklaring, verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en om te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel een forse onvoorwaardelijke taakstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. Hierbij zijn de volgende omstandigheden meegewogen.
Verdachte heeft een aanzienlijke hoeveelheid (professioneel) vuurwerk voorhanden gehad en opgeslagen in ruimtes die daarvoor niet waren ingericht. Daarnaast heeft verdachte professioneel vuurwerk aan particulieren ter beschikking gesteld. Het voorhanden hebben en de opslag van (professioneel) vuurwerk is extreem gevaarzettend. Voor het vervoer en de opslag van dergelijk vuurwerk gelden strenge regels en is gespecialiseerde kennis vereist. Verdachte beschikt niet over deze kennis. Het vuurwerk van verdachte is aangetroffen in zijn auto, in zijn woning en in een kelderbox onder de woning. Verdachte heeft enorme risico’s genomen met het opslaan van grote hoeveelheden vuurwerk op locaties waar mensen in de buurt wonen of langskomen. Het tot ontbranding brengen van (professioneel) vuurwerk brengt risico’s met zich, niet slechts voor degene die het vuurwerk tot ontbranding brengt, maar ook voor eventuele omstanders. Te denken valt aan gehoorbeschadiging, oogletsel, verminking van ledematen of erger. Verdachte lijkt over deze risico’s niet te hebben nagedacht en heeft zelfs (professioneel) vuurwerk in een personenauto vervoerd, terwijl zijn kinderen, waaronder een baby, op de achterbank zaten.
Daarnaast heeft verdachte een grote hoeveelheid wapens en munitie onder meer in een kledingkast in zijn woning en in zijn auto voorhanden gehad. Dit waren voor een groot deel nep- vuurwapens, maar er zaten ook drie echte vuurwapens bij. Verdachte heeft daarmee de veiligheid van mensen, en in het bijzonder de veiligheid van zijn kinderen, in gevaar gebracht. Verdachte spreekt van een verzameling, hij geeft aan dat hij “gek is van wapens”, maar de manier waarop hij daarmee is omgegaan, had in potentie levensgevaarlijke gevolgen. De rechtbank heeft, gelet op het enigszins antiquarische karakter van de echte wapens, de verklaring van verdachte en zijn huidige lidmaatschap bij de NABV, wel de overtuiging dat verdachte niet de intentie had om anderen kwaad te doen met zijn verzameling, maar dat sprake was van een zeer ondoordachte hobby van verdachte.
Uitgaande van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor het bezit van echte vuurwapens en de straffen die doorgaans worden opgelegd voor het
voorhanden hebben en handelen in zwaar professioneel vuurwerk, zoals bewezenverklaard, zou verdachte zonder meer voor een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking komen. De eis van de officier van justitie is in dat licht zonder meer begrijpelijk.
De rechtbank komt echter tot een andere strafoplegging. Daarbij heeft zij allereerst acht geslagen op het strafblad van verdachte van 12 mei 2020. Hieruit blijkt dat hij weliswaar een strafblad heeft van 9 pagina’s, maar dat hij sinds 2005 niet meer is veroordeeld voor strafbare feiten. Daarnaast zijn zijn persoonlijke omstandigheden van belang. Verdachte is hersteld van een drugsverslaving, is (dus) al vijftien jaar niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. Hij heeft een baan en een gezin dat van zijn inkomen afhankelijk is en lijkt zijn leven verder al langere tijd op de rit te hebben. De rechtbank beschouwt de vuurwerkfeiten en de uit de hand gelopen vuurwapenhobby van verdachte als enorme uitglijders, maar alles afwegend vindt de rechtbank het niet wenselijk dat verdachte langdurig de gevangenis in zou gaan. De rechtbank acht een maximale taakstraf met daarnaast een flinke stok achter de deur in de vorm van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf om verdachte ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan, passend.
Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van tweehonderdveertig uren.

9.Het beslag

In dit onderzoek zijn veel goederen in beslag genomen. Deze goederen hebben allemaal een itemnummer gekregen. Een kopie van de lijst met in beslag genomen goederen is als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van voorwerp 12 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen verbeurdverklaring gevorderd.
Ten aanzien van de voorwerpen 13 tot en met 22 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen heeft de officier van justitie de onttrekking aan het verkeer gevraagd.
Voor de voorwerpen 1 tot en met 11 vraagt de officier van justitie de teruggave aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om teruggave aan verdachte van de voorwerpen 1 tot en met 10 en 12 van de lijst met inbeslaggenomen voorwerpen. Ten aanzien van de overige voorwerpen op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten voorwerp 12 (geldbedrag van € 2.305,-) dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien dat geld geheel of grotendeels uit de baten van het onder 4 bewezen geachte is verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
De voorwerpen 13tot en met 22 (wapens en munitie), zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Teruggave aan dan wel bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Ten aanzien van de voorwerpen 1 tot en met 10 (sieraden) en 11 (geldbedrag van € 9.983,35) zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
3 en 11 Opiumwet,
13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
1a, 2 en 6 Wet op de economische delicten,
9.2.2.1 Wet milieubeheer,
1.2.2 en 1.2.4 Vuurwerkbesluit
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair, onder 2 primair en subsidiair, onder 3, onder 4 primair en subsidiair, onder 5, onder 6 en onder 7 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 6;
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 7:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het in rubriek 4 onder 1 primair, onder 2 primair en het onder 4 primair bewezene niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Verklaart het in rubriek 4 onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair, onder 3, onder 4 subsidiair, onder 5, onder 6 en onder 7 bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden, met dien verstande dat voor iedere dag die in verzekering is doorgebracht, aftrek zal plaatsvinden, naar de maatstaf 2 uren per dag.
Verklaart verbeurd:
- voorwerp 12 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- de voorwerpen 13 tot en met 22 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- de voorwerpen 1 tot en met 11 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.M. Visser, voorzitter,
mrs. B. Vogel en M.J.E. Geradts rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Leenstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juni 2020.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 26 februari 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:1198)
2.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8857)